Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 91252 / HA ZA 08-192
Vonnis van 8 december 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[installatiebureau b.v.],
gevestigd te [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.B. Gaaf te Zutphen,
[gedaagde],
wonende te [plaats, gemeente],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.A. Dooijeweerd te Zutphen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 19 februari 2010
- de akte na deskundigebericht tevens wijziging van eis van [gedaagde]
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres]
- de akte uitlating producties van [gedaagde]
- de antwoordakte uitlating producties van [eiseres]
- de antwoordakte van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in reconventie
2.1. Ter beantwoording van de vraag of er sprake is van een tekortkoming in de uitvoering van de aanleg van de koud- en warmwaterleiding en de vloerverwarming door [eiseres] heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 11 februari 2009 ing. A.C. Peltenburg (hierna Peltenburg) als deskundige benoemd en hem een tiental vragen voorgelegd.
2.1.1. Op de vraag “1a. Is de koud- en warmwaterleiding - gelet op de toen geldende normen – aangelegd zoals partijen in de offerte hebben afgesproken?” heeft de deskundige onder meer het volgende geantwoord:
“Er is geen isolatie op de koud- en warmwaterleidingen aangebracht, terwijl dit, gelet op de normen, had mogen worden verwacht (…). De temperatuur bij de warmwatertappunten moet minimaal 60oC zijn. Dit is ondermeer vastgelegd in de norm NEN 1006 (…).
Door het ontbreken van isolatie van de warmwaterleiding is het warmteverlies in de ringleiding te groot. De gemeten afkoeling van 14oC bij een (te lage) starttemperatuur van 56oC is te groot. Normaal wordt gerekend met een temperatuurdaling van 5oC zodat bij een starttemperatuur van 65 oC, de temperatuur bij het laatste warmwatertappunt minimaal 60 oC bedraagt.
De temperatuur van het koude water mag niet hoger zijn dan 25oC (Waterleidingwet en Waterleidingbesluit 1960 en 2004), deze temperatuur mag slechts bij uitzondering worden overschreden.
Door het ontbreken van isolatie worden de gebruikelijke normen voor wat betreft het warmtapwatercircuit niet gehaald. De overschrijding van de temperatuur van het koudwater wordt veroorzaakt door het ontbreken van isolatie en de opwarming van de leiding met inhoud door de constructie er omheen. De vloerverwarming is niet thermisch geïsoleerd van de constructievloer zodat deze vloer wordt opgewarmd. Ook de warmwaterleiding is niet geïsoleerd en geeft warmte af aan de omringende vloerconstructie en indirect aan de koudwaterleiding.”
2.1.2. Uit het onderzoek van de deskundige naar de vraag “Welke temperatuur heeft het water uit de koudwaterleiding?” blijkt dat bij diverse tappunten de temperatuur van het tapwater van de koudwaterleiding na enige minuten zonder afname tussen de 30oC en 35oC ligt, tot 38 oC in eerste instantie bij het kookeiland. Na enkele minuten doorstroming zakt de temperatuur onder de 20 C, de laagst gemeten temperatuur na doorstroming is 16,3 oC bij het tappunt in het toilet bij de garage.
2.1.3. Als oorzaak van de opwarming van het koude water (vraag 4) noemt de deskundige de omstandigheid dat de leiding met inhoud, opgenomen in de vloerconstructie wordt opgewarmd door de omliggende constructie en de daarin opgenomen warmwaterleidingen. In het stookseizoen komt daar nog de verwarming bij door de in de vloer opgenomen vloerverwarmingsleidingen. Ongewenste stromingen in de installatie zijn als oorzaak uitgesloten.
2.1.4. Als mogelijke maatregelen/oplossing kan volgens de deskundige worden gedacht aan een nieuwe plaats voor de koudwaterleiding onder de vloer niveau -1, dus grotendeels aan het plafond van de garage (in plaats van in die vloer, zoals nu het geval is). Tegelijkertijd kan op dezelfde wijze een goed geïsoleerde warmwatercirculatieleiding worden aangelegd. Ter bevordering van de esthetica is het aanbevelenswaardig de leidingen te omtimmeren met een bouwkundige koof. Op deze wijze wordt de esthetiek van de woning slechts in beperkte mate beïnvloed. Voor materiaal, montage, bouwkundig werk en schilderwerk begroot de deskundige de kosten voor deze aanpassingen op € 6.500,00 exclusief BTW. In reactie op opmerkingen van [gedaagde] op dit deel van het rapport heeft de deskundige opgenomen dat de kosten tot het dubbele kunnen oplopen als door het niet meer leverbaar zijn van oorspronkelijke materialen grotere ingrepen nodig zijn.
2.1.5. De vraag of een warmwater-ringleiding opwarming kan geven van aangrenzende woonruimtes, beantwoordt de deskundige bevestigend. Het vermogen van het warmteverlies ligt volgens de deskundige in de orde van grootte van 0,75 tot ± 2kW. Dit verlies kan met 50% worden beperkt als de warmwater-ringleiding wordt geïsoleerd. Een ongeïsoleerde warmwater-ringleiding geeft enige opwarming van de aangrenzende ruimten, de bijdrage is globaal minder dan 5% van hetgeen de hoofdverwarming (vloerverwarming) kan leveren. De invloed hoeft derhalve niet direct als serieus te worden aangemerkt, aldus de deskundige.
2.1.6. Ter beantwoording van de vraag “Is de vloerverwarming - gelet op de toen geldende normen - aangelegd zoals partijen in de offerte hebben afgesproken?” heeft de deskundige de opbouw van de vloer als volgt uiteengezet.
“Op de constructievloer is een kunststoffolie gelegd met daarop een bevestigingsnet/krimpnet waarop de leidingen voor de vloerverwarming zijn bevestigd. De zandcement dekvloer is hier overheen aangebracht. Door deze folielaag is de cement dekvloer wel geïsoleerd / gescheiden van de constructievloer, maar er is geen sprake van thermische isolatie. In de praktijk worden beide methodes toegepast. In ieder geval moet een aan een onverwarmde ruimte of aan de buitenlucht grenzende constructie thermisch worden geïsoleerd. In dit geval is het plafond van de garage (beschouwd als onverwarmde ruimte) volgens de bouwkundige tekeningen voorzien van thermische isolatie. De plafonds van de slaapkamer en hobbyruimte zijn volgens de tekeningen niet geïsoleerd zodat de in de kamers hierboven opgenomen vloerverwarming bijdraagt aan de verwarming van de ondergelegen ruimten door middel van het plafond. De vloeren van deze ruimten op -2 zijn volgens de tekening voorzien van thermische isolatie. De bouwkundige isolatie van de woning op deze manier uitgevoerd, voldoet derhalve aan de wettelijke regelgeving.”
Omtrent het energieverlies heeft de deskundige opgemerkt dat door het niet toepassen van thermische isolatie de onderliggende ruimte onbedoeld wordt verwarmd. De warmteafgifte van de vloerverwarming naar boven is ongeveer 75% en naar beneden 25%. Dit effect zal voornamelijk van toepassing zijn in de slaapkamers op niveau -2. De invloed hoeft derhalve niet direct als serieus te worden aangemerkt, aldus de deskundige.
Het achteraf alsnog aanbrengen van thermische isolatie is een forse ingreep waarvan de kosten globaal op € 175.000,00 exclusief BTW kunnen worden geraamd. De deskundige merkt op dat het hem buitensporig voorkomt om deze oplossing in de praktijk toe te passen, gelet op de beperkte invloed van het voormelde energieverlies.
2.1.7. Op de vraag “Heeft het ontwerp van de woning invloed op de mogelijkheid van reparatie van de lekkage van het dak van de bovenetage?” heeft de deskundige onder meer het volgende geantwoord.
“De lekkage bij de slaapkamer onder de entree heeft te maken met de bouwkundige detaillering en uitvoering. De leksporen zijn zichtbaar onder de naad waar de twee prefab betonelementen op elkaar aansluiten. Aan de bovenkant van deze elementen zit onder de stalen brug naar de hoofdentree een hemelwaterafvoer bekneld. De afwerking van de betonplaten aan de bovenzijde is niet zichtbaar, maar de lekkage kan door de combinatie afwerking en hemelwaterafvoer worden veroorzaakt. (…) Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of de lekkage veroorzaakt wordt door gebreken in de EPDM dakbedekking, de aansluitingen aan de bouwkundige constructies of de combinatie lekkage hemelwaterafvoer en tekortschietende kitafdichtingen tussen de prefab betonnen elementen.
De lekkage onder het balkon van de slaapkamer is te verklaren door de dakafwerking van het balkon en de aansluiting daarvan op de gevels. De bouwkundige detaillering, aansluiting en uitvoering van de dakbedekking veroorzaken dit probleem.
Bij het raam (…) bij het zwembad zijn duidelijk lekkagesporen op de vloer bij het zwembad zichtbaar. Het gebied waar deze lekkage zich voordoet wijst op een afdichtingsprobleem tussen de prefab betonelementen, het platte dak en de toegepaste dakbedekking. De detaillering en uitvoering is onvoldoende, vanuit het ontwerp zijn deze aspecten onvoldoende uitgewerkt en uiteindelijk op een niet duurzame en evenmin deugdelijke manier uitgevoerd.
De aangebrachte EPDM dakbedekking is niet op alle plaatsen vastgezet door knelstrips. De combinatie dakbedekking, knelstrips en kit is niet voldoende om de waterdichtheid blijvend te kunnen garanderen. Ook ontbreken enkele cruciale afdekkappen ter plaatse van materiaalovergangen.
Het ontwerp van de woning is derhalve duidelijk van invloed op de mogelijkheid van reparatie van de lekkage van het dak van de bovenetage. Het ontwerp van de woning is bijzonder. De waterdichte aanheling van bouwdelen op de prefab betonnen wanden is lastig uitvoerbaar. Er is EPDM dakbedekking toegepast waarbij soms knelstrips zijn toegepast die afgewerkt zijn met kit. Enkele malen is alleen EPDM dakbedekking gefixeerd met lijmen en/of kitten. Dat zijn kritische oplossingen waarmee een langdurige waterdichtheid onvoldoende is gegarandeerd. Er zijn massieve wandconstructies en geen traditionele spouwconstructies toegepast. Door het ontbreken van laatst genoemde is uiteindelijk alleen met knelstrips te werken en is vanuit het ontwerp niet aan een kritische afdichting te ontkomen.”
2.2. De deskundige heeft partijen in de gelegenheid gesteld hun eventuele bezwaren, op- en aanmerkingen aan hem kenbaar te maken. [gedaagde] heeft hiervan gebruik gemaakt en de deskundige heeft in zijn rapport verantwoord of, en op welke wijze hij aan de bezwaren/opmerkingen is tegemoet gekomen. [eiseres] heeft ondanks aanmaning hiertoe geen reactie gegeven aan de deskundige op het conceptrapport, waarna de deskundige het rapport in definitieve vorm heeft opgemaakt.
Koud- en warmwaterleiding
2.3. Gelet op de inhoud van het deskundigenbericht staat vast dat sprake is van een tekortkoming in de uitvoering van de aanleg van de koud- en warmwaterleiding. De bezwaren die [eiseres] thans inbrengt tegen het deskundigenbericht op dit punt zijn niet nader onderbouwd en doen niet af aan de conclusie van de deskundige dat de koudwatertemperatuur structureel boven het toegestane maximum is.
In reactie op het deskundigenbericht heeft [gedaagde] aangevoerd dat de door de deskundige voorgestelde oplossing voor de koud- en warmwaterleiding maar een gedeeltelijke oplossing biedt, namelijk alleen voor de begane grond. Daarbij tekent hij aan dat er circa 12 leidingen van niveau -2 moeten worden doorgevoerd naar niveau -1. Daarvoor zullen gaten moeten worden geboord in bestaand tegelwerk, dat niet meer verkrijgbaar is omdat de Mosa aardewerkfabriek is gefailleerd. Om praktische redenen heeft [gedaagde] zijn eis inzake het ‘waterleidinggebrek’ gewijzigd tot een vordering van € 13.000,00 te vermeerderen met BTW, waarin tevens is opgenomen het feit dat deze maatregel geen oplossing biedt voor de kamers en badkamer op de verdieping en het feit dat [gedaagde] de aantasting van het strakke design voor lief moet nemen. [eiseres] stelt dat het bedrag van € 6.500,00 exclusief BTW ruimschoots voldoende moet zijn voor de werkzaamheden. Het leidingwerk kan vanuit een gat in de keldervloer via de ruimte tussen de binnen- en buitenmuur naar boven naar de badkamer worden geleid. Dan kan worden volstaan met het groter maken van het gat dat thans voor de aansluiting van de kraan in de badkamermuur aanwezig is. [eiseres] stelt dat Mosa al failliet was voordat alle tegels waren geleverd, zodat het er op lijkt dat [gedaagde] erop uit is om een compleet tegelwerk te verkrijgen.
2.4. De rechtbank overweegt het volgende. Niet Mosa aardewerk, maar Mosa porselein is in 2004 gefailleerd, zodat deze stelling van [eiseres] wordt verworpen. Gelet op het strakke design van de woning en de plaats van aansluitingen voor het warm en koud water zijn de gestelde meerkosten aannemelijk. Hierbij is tevens opgenomen de door [eiseres] voorgestelde oplossing voor de watervoorziening naar de badkamer op de verdieping. De rechtbank sluit aan bij de raming van de deskundige, zodat een bedrag van € 13.000,00 exclusief BTW zal worden toegewezen.
2.5. De stelling van [eiseres] dat [gedaagde] in strijd met zijn verplichting tot schadebeperking heeft gehandeld door afwijzing van het aanbod van [eiseres] om de klacht inzake de waterleiding op een eenvoudige en goedkope manier te verhelpen, wordt verworpen. Uit het deskundigebericht (p. 10 bovenaan) blijkt dat de door [eiseres] aangedragen oplossingen niet goed zijn omschreven, zodat van [gedaagde] niet kon worden gevergd dat hij hiermee akkoord ging.
2.6. In reactie op de beantwoording van de vragen over de vloerverwarming heeft [gedaagde] aangevoerd dat toepassing van het Haviltexcriterium meebrengt dat in de offerte uitsluitend thermische isolatie kan zijn bedoeld. Hiervan uitgaande heeft de raadsman van [gedaagde] bij brief van 5 maart 2010 de overeenkomst van partijen - gedeeltelijk - ontbonden wegens de tekortkoming van [eiseres] bij de uitvoering van de aannemingsovereenkomst inzake de vloerverwarming en op grond van artikel 6:272 jo 6:277 BW schadevergoeding gevorderd ad € 63.950,00. Als grondslag heeft [gedaagde] 3% van de WOZ-waarde aangehouden. In deze zin heeft [gedaagde] zijn vordering gewijzigd.
[eiseres] betwist de uitleg van [gedaagde] van het begrip ‘geïsoleerd’ in de offerte. Er wordt immers niet gesproken over thermische isolatie. Er is derhalve geen sprake van een tekortkoming in de uitvoering van de vloerverwarming, zodat ontbinding en het op grond daarvan gevorderde bedrag niet aan de orde is, nog daargelaten dat de grondslag voor het gevorderde bedrag niet te plaatsen is.
2.7. Uitgaande van de formulering van de offerte heeft [gedaagde] aangenomen en volgens hem - gelet op het Haviltexcriterium - mogen aannemen dat de leidingen van de vloerverwarming thermisch geïsoleerd zouden worden. [eiseres] heeft met de formulering in de offerte bedoeld dat de leidingen van de vloerverwarming door middel van een kunststoffolie geïsoleerd van de ondervloer zouden worden aangebracht.
De rechtbank overweegt het volgende. Ten behoeve van [gedaagde] was op de bouw ongeveer drie dagen per week een gepensioneerde bouwkundige aanwezig, die zich onder meer bezig hield met coördinatie van de werkzaamheden. [gedaagde] had dus geïnformeerd kunnen zijn over de wijze van isolatie van de leidingen van de vloerverwarming. Uitgaande van de uitleg van [gedaagde] had van hem tijdens de aanleg van de leidingen van de vloerverwarming mogen worden verwacht dat hij [eiseres] op de hoogte had gebracht van zijn veronderstelling dat met ‘geïsoleerd’ thermisch geïsoleerd werd bedoeld. Nu hij dat niet tijdig heeft gedaan, kan [gedaagde] op dit gebrek geen beroep meer doen. De gewijzigde vordering zal worden afgewezen.
Voor zover uitgegaan zou moeten worden van de uitleg van [eiseres], neemt de rechtbank de conclusie van de deskundige over en wordt geoordeeld dat de invloed van de wijze van aanleg van de vloerverwarming op het energieverbruik niet direct als serieus hoeft te worden aangemerkt. Dit leidt eveneens tot afwijzing van de gewijzigde vordering.
2.8. [gedaagde] heeft met een beroep op de opmerking van de deskundige dat het ter voorkoming van problemen in de dagelijkse bouwpraktijk gebruikelijk is om werkzaamheden aan daken en dakbedekking onder verantwoording van een bouwkundig aannemer uit te voeren, gesteld dat [eiseres] werk heeft aangenomen dat niet op haar weg lag. Ook heeft [eiseres] [gedaagde] niet gewaarschuwd voor mogelijke problemen met het ontwerp. Op grond van het deskundigebericht heeft [gedaagde] geconcludeerd dat de lekkages bij de slaapkamer en het balkon te wijten zijn aan gebreken in de uitvoering. Deze lekkages heeft [gedaagde] inmiddels zelf verholpen. Terzake vordert hij een bedrag van € 300,00 voor materiaal en € 900,00 voor eigen arbeidskosten. De reparatie van de lekkage aan het dak in eigen beheer begroot [gedaagde] op totaal € 1.200,00. In totaal wordt voor herstel van de lekkages een bedrag van € 2.400,00 gevorderd. [eiseres] stelt voorop dat [gedaagde] bekend was met de aan het ontwerp van de woning verbonden risico’s ten aanzien van lekkage. Volgens haar was geen opdrachtnemer bereid om de werkzaamheden uit te voeren. [eiseres] kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het risico van lekkages voor zover dat aan het ontwerp van de woning is te wijten. Voorts betwist zij de gestelde hoogte van de reparatiekosten die hooguit € 210,00 exclusief BTW kunnen bedragen. Bovendien ontbreekt iedere onderbouwing.
2.9. Met de thans ingestelde vordering legt [gedaagde] de verantwoordelijkheid voor de lekkages volledig bij [eiseres] Daarbij ziet [gedaagde] over het hoofd dat de deskundige heeft vastgesteld dat bij alle lekkages in meer of mindere mate het ontwerp een rol heeft gespeeld. Of [eiseres] deze werkzaamheden niet had mogen aannemen is nog maar de vraag gelet op de eigen verklaring van [gedaagde] ter comparitie dat op de bouw twee aannemers aan het werk zijn geweest. Er was wel degelijk een bouwkundig aannemer in de persoon van Verkerk op de bouw aanwezig. Voorts is dat strikt genomen niet relevant, omdat ook het feit dat werkzaamheden onder de verantwoording van een bouwkundig aannemer plaatsvinden, het aan een ontwerp inherente risico op lekkage niet wegneemt. Ex aequo et bono wijst de rechtbank de vordering ter zake van de herstelkosten van de lekkages toe tot een bedrag van in totaal € 750,00.
Onjuist en niet-aangesloten thermostaten
2.10. [gedaagde] heeft een bedrag van € 1.465,00 gevorderd in verband met minderwerk aan de thermostaten. [eiseres] heeft zich bereid verklaard na ontvangst van de nog openstaande facturen om deze werkzaamheden alsnog uit te voeren.
De stelling van [eiseres] dat hij de werkzaamheden pas hoeft uit te voeren nadat betaling van de openstaande bedragen is ontvangen, is - zoals is overwogen in rechtsoverweging 7.11 van het tussenvonnis van 11 februari 2009 - onjuist. Gelet op de bestaande verhoudingen tussen partijen gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde] [eiseres] in de gelegenheid zal stellen deze werkzaamheden uit te voeren. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen hierover niet langer een uitspraak verlangen.
voorts in conventie en in reconventie
Minderwerk schakelmateriaal
2.11. Anders dan [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat zij op de vordering ad € 1.800,00 wel degelijk een beslissing heeft genomen. In rechtsoverweging 7.14 van het tussenvonnis van 11 februari 2009 is geoordeeld dat dit bedrag niet in mindering hoeft te worden gebracht. [eiseres] heeft in dit verband opgemerkt dat factuur 07-1119 niet langer tussen partijen in geschil is en dat een bedrag van € 1.057,80 inclusief BTW in rekening kan worden gebracht (zie rechtsoverweging 7.8 van het tussenvonnis van 11 februari 2009).
2.12. [eiseres] biedt thans aan een vergoeding ad € 969,85 inclusief BTW te betalen voor de reparatie van de deur van het keukenkastje. Dit bedrag kan derhalve worden toegewezen.
Meerwerk zwembad, factuur 07-1121
2.13. [gedaagde] stelt dat de rechtbank een ‘verrassingsoverweging’ heeft gegeven en verzoekt de rechtbank om terug te komen op de beoordeling van de meerwerkfactuur inzake het zwembad onder overlegging van de aanvullende offerte d.d. 24 december 2004. [eiseres] stelt dat uitsluitend meerwerk in rekening is gebracht dat niet in voornoemde aanvullende offerte is inbegrepen.
2.13.1. Op grond van de destijds door partijen ingenomen stellingen en voorliggende producties heeft de rechtbank ter comparitie de mogelijkheid van inschakeling van een calculatiebureau besproken. De na de comparitie door partijen genomen aktes boden de rechtbank voldoende aanknopingspunten om de geschilpunten over de facturen te beoordelen. Dat [gedaagde] ervoor gekozen heeft niet in te gaan ‘op al het commentaar van [eiseres]’, komt strikt genomen voor zijn rekening. Nu het echter zeer onwenselijk is om op basis van onjuiste uitgangspunten genomen beslissingen te handhaven, zal de rechtbank uitgaande van de in de aanvullende offerte opgenomen werkzaamheden het gestelde meerwerk van het zwembad opnieuw beoordelen en in zoverre terugkomen op de bindende eindbeslissing in rechtsoverweging 7.8 onder factuur 07-1121 van het tussenvonnis van 11 februari 2009.
2.13.2. Gelet op de gespecificeerde bezwaren van [gedaagde] wordt geoordeeld dat de in rekening gebrachte arbeidsuren op nota 180813 en 180538 inzake reparatie lekkage zwembad van totaal 6 uur en 15 minuten in mindering dienen te worden gebracht. Wat betreft nota 216431, die betrekking heeft op “waterleiding en afzuiging”, wordt geoordeeld dat dit slechts ten dele meerwerk (te weten de afzuiging) betreft. Op de rekening is met de hand bijgeschreven “splitsen”. Ex aequo et bono bepaalt de rechtbank dat 4 van de 8 uren in mindering kunnen worden gebracht. Met nota 216638 zijn twee arbeidsuren inzake “materiaal bestellen en voorbereiding” gefactureerd. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, is uitgangspunt dat deze werkzaamheden onder de aanvullende offerte vallen en in mindering kunnen worden gebracht. De stelplicht en bewijslast van het meerwerk ligt immers bij [eiseres] Nota 218173 betreft “zwembadinstallatie”, zodat het aantal arbeidsuren van 8 uren en 30 minuten in mindering mag worden gebracht, omdat niet duidelijk is waarom dit meerwerk zou betreffen. Dat betekent dat in totaal 20 uren en 45 minuten op de factuur in mindering mogen worden gebracht.
Inzake meerwerk zwembad is een bedrag van € 18.764,78 – (20,75 x {€ 47,50 x 1,19}) = € 17.591,89 toewijsbaar.
2.14. [eiseres] is bereid om het bedrag van € 253,30 dat de [firma] voor herstel in rekening heeft gebracht aan [gedaagde] te betalen.
2.15. Op grond van de beslissingen in het tussenvonnis van 11 februari 2009 en in dit vonnis is in conventie een bedrag van € 30.177,07 inclusief BTW (€ 31.349,96 - € 1.172,89) toewijsbaar.
2.16. Wat betreft de door [eiseres] gevorderde contractuele rente heeft te gelden dat [gedaagde] de bevoegdheid heeft om zijn betalingsverplichting jegens [eiseres] op te schorten in verband met de tekortkoming aan diens zijde inzake de koud- en warmwaterleiding. Dit brengt mee dat [gedaagde] vooralsnog geen rente is verschuldigd aan [eiseres] De bevoegdheid tot opschorting van [gedaagde] eindigt door vaststelling in rechte van de vorderingen die partijen over en weer kunnen doen gelden. Het feit dat [gedaagde] per saldo nog een bedrag aan [eiseres] is verschuldigd, brengt mee dat wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van het onderhavige vonnis.
2.17. [eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. Nu beide beslagrekesten zijn ingediend bij de rechtbank Utrecht en niet is gebleken van noodzaak om twee rekesten in te dienen wordt slechts één rekest in aanmerking genomen. De beslagkosten worden begroot op € 241,73 voor verschotten en € 579,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 579,00).
2.18. Buitengerechtelijke kosten zullen conform rapport Voor-werk II worden vastgesteld op twee punten van het liquidatietarief over het toegewezen bedrag, zijnde € 1.158,00.
2.19. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
samengevat in reconventie
2.20. Op grond van de beslissingen in het tussenvonnis van 11 februari 2009 en in dit vonnis zijn in reconventie de volgende vorderingen toewijsbaar.
- schadevergoeding inzake koud- en warmwaterleiding: € 15.470,00
- schade inzake lekkages € 750,00
- minderwerk (rov. 7.14 tussenvonnis 11 februari 2009) € 3.530,00
- KPN aansluiting (rov. 7.15 tussenvonnis 11 februari 2009) € 427,88
- schade deur keukenkastje € 969,85
- factuur [firma] € 253,30
In totaal komt daarmee het toe te wijzen bedrag in reconventie op € 21.401,03.
2.21. [gedaagde] heeft wettelijke rente gevorderd vanaf 2 april 2008 tot aan de dag van algehele voldoening. Nu [eiseres] ten aanzien van de door hem aan [gedaagde] verschuldigde schadevergoeding een beroep op verrekening heeft gedaan met zijn vordering op [gedaagde], heeft te gelden dat de wettelijke rente loopt tot en met de datum van het eindvonnis. Door verrekening gaat de vordering van [gedaagde] op [eiseres] teniet, zodat daarmee ook het recht op rente over deze vordering eindigt.
2.22. Wat betreft de kosten van het deskundigebericht geldt het volgende. Het deskundigebericht heeft [gedaagde] in staat gesteld bewijs te leveren zijn stelling dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [eiseres] ten aanzien van de aanleg van de koud- en warmwaterleiding. Wat betreft de vloerverwarming is de tekortkoming niet komen vast te staan. Voor de lekkages geldt dat zowel het ontwerp van de woning als de uitvoering van de werkzaamheden door [eiseres] tot de schade hebben bijgedragen. In verband hiermee zullen de kosten van het deskundigebericht ten laste van beide partijen bij helfte worden gebracht. [gedaagde] heeft het voorschot voor de deskundige betaalbaar gesteld, zodat [eiseres] een bedrag van € 3.796,10 aan [gedaagde] dient te betalen inzake voorschot deskundigenkosten.
2.23. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 31.335,07 (éénendertig duizenddriehonderdvijfendertig euro en zeven eurocent),
3.2. veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 820,73,
3.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
3.5. veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 21.651,03 (éénentwintig duizendzeshonderdéénenvijftig euro en drie eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2008 tot en met 8 december 2010,
3.6. veroordeelt [eiseres] tot het ter hand stellen aan [gedaagde] van de bij de door [eiseres] geleverde installaties behorende gebruiksaanwijzingen,
3.7. veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 3.796,10 (drieduizend zevenhonderdzesennegentig euro en tien eurocent) inzake deskundigenkosten,
3.8. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.9. compenseert voor het overige de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
voorts in conventie en in reconventie
3.10. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over het saldo van hetgeen [gedaagde] aan [eiseres] na verrekening is verschuldigd vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
3.11. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2010.