ECLI:NL:RBZUT:2010:BO3591

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850189-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting van twee voertuigen in Elspeet

In de zaak tegen verdachte B, die samen met medeverdachte A is aangeklaagd voor brandstichting, heeft de Rechtbank Zutphen op 10 november 2010 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op 28 november 2009 in Elspeet opzettelijk brand hebben gesticht aan een BMW 530D en een Volkswagen Golf. Dit gebeurde door een jerrycan met benzine te gebruiken, die vervolgens in brand werd gestoken, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de voertuigen en een potentieel levensgevaar voor omwonenden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen, sporenonderzoek en de bekennende verklaring van medeverdachte A. De rechtbank oordeelde dat de verdachte B, net als medeverdachte A, een actieve rol had gespeeld in het delict. De rechtbank heeft rekening gehouden met het reclasseringsrapport, dat een laag recidiverisico aangaf, en heeft besloten om een maximale werkstraf van 240 uur op te leggen, zonder voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte zijn verantwoordelijkheid had genomen en zijn leven weer op de rails had gekregen. De rechtbank benadrukte de ernst van de brandstichting en het gevaar dat dit met zich meebracht voor mensen en goederen in de nabijheid. De uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank de verdachte schuldig heeft bevonden aan opzettelijk brand stichten, met levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel als gevolg.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850189-10
Uitspraak d.d.: 10 november 2010
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats, 1988],
wonende te [adres].
Raadsvrouw: mr. A.M. Jongerman, advocaat te Epe.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 oktober 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 november 2009, te Elspeet, gemeente Nunspeet, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand
heeft gesticht in/aan, althans in de nabijheid van, een personenauto (BMW
530D), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
toen aldaar opzettelijk een jerrycan gevuld met benzine en/of naar die auto
zijn/is gelopen en/of heeft/hebben (vervolgens) uit die jerrycan een
hoeveelheid benzine, gegoten, althans op de grond laten lopen over/in, althans
in de nabijheid van, die auto en/of met een aansteker die benzine heeft/hebben
aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die auto
en/of zich in die auto bevindende goederen en/of een nabij die auto staande
auto (Volkswagen Golf) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid van
die auto bevindende auto('s) en/of woning aan de [adres] en/of een of
meer goederen staande in een woning en/of winkel aan de [adres], in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor zich in de woning aan de [adres] bevindend(e)
perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Er is aangifte gedaan van brandstichting van een auto, die voor een woning/bedrijf stond geparkeerd. Uit onderzoek is gebleken dat vóór de auto benzine in brand is gestoken als gevolg waarvan de auto in brand is geraakt. Uit de transacties van het nabij gelegen tankstation blijkt dat er vlak voor de brand benzine is getankt en door medeverdachte [verdachte A] is afgerekend.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit geconcludeerd.
Standpunt van de verdachte
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op:
- de aangifte van [slachtoffer A];2
- de getuigenverklaring van [slachtoffer B];3
- de getuigenverklaring van [getuige C];4
- de getuigenverklaring van [getuige B];5
- de bevindingen van sporenonderzoek;6
- de bevindingen met betrekking tot de schade aan de woning;7
- de getuigenverklaring van [getuige A];8
- de bankgegevens van medeverdachte [verdachte A];9
- de bekennende verklaring van medeverdachte [verdachte A];10
- de bekennende verklaring van verdachte, welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd.11
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte en medeverdachte naar de auto zijn toegelopen en dat zich goederen in de auto bevonden, zal de rechtbank verdachte van die gedachtestreepjes vrijspreken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 november 2009, te Elspeet, gemeente Nunspeet, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in/aan, althans in de nabijheid van, een personenauto (BMW 530D), immers hebben verdachte en zijn mededader
toen aldaar opzettelijk een jerrycan gevuld met benzine en hebben vervolgens uit die jerrycan een hoeveelheid benzine op de grond laten lopen in de nabijheid van die auto en met een aansteker die benzine hebben aangestoken , ten gevolge waarvan die auto en een nabij die auto staande auto (Volkswagen Golf) geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid van die auto bevindende woning aan de [adres] en een of meer goederen staande in een woning en winkel aan de [adres], en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in de woning aan de [adres] bevindende personen te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
1. De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest gevorderd met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft hij een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis gevorderd.
2. De raadsvrouw heeft bepleit geen (on)voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar een (deels) voorwaardelijke werkstraf, dit mede gelet op de rol van verdachte ten opzichte van de rol van medeverdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
3. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij zijn handelen geen oog heeft gehad voor het gevaar dat hij daarmee voor de goederen en personen in de directe omgeving van de in brand gestoken benzine realiseerde, in het bijzonder het gevaar voor de personen in de woning boven de decoratiewinkel. Dat de gevolgen voor personen en de schade aan het pand uiteindelijk beperkt is gebleven, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte. De personen hebben op tijd hun woning kunnen verlaten, omdat zij wakker werden van het autoalarm. Nadat de brand in de auto is ontstaan zijn verdachte en medeverdachte weggerend richting het huis van [verdachte A]. Daar hoorden zij dat de brandweer ter plaatse was, maar hebben verder geen actie ondernomen of mensen gealarmeerd. Ook dagen na het incident hebben verdachte en medeverdachte zich niet bij de politie gemeld, ondanks het feit dat door mensen in hun nabijheid vragen werden gesteld over de brand. De familie [slachtoffer A en B] heeft lange tijd in onzekerheid gezeten over de aanleiding van de brand. Nu later blijkt dat geen sprake was van een persoonlijke vete, bevreemdt het de rechtbank dat verdachte en medeverdachte zich niet gemeld hebben bij de politie dan wel bij de familie [slachtoffer A en B].
Verdachte en medeverdachte hadden zich bewust moeten zijn van het feit dat het in brand steken van benzine verdergaande gevolgen met zich kan brengen, waardoor gevaar voor mensen en goederen kan ontstaan. De kennelijke staat van dronkenschap van beiden heeft evenmin bijgedragen aan dat besef. Het is zelfs zo dat beiden in enige mate een plan doordacht hadden nu zij thuis een jerrycan zijn gaan ophalen, die vervolgens bij het tankstation hebben gevuld met benzine en naar een specifieke plek zijn gelopen om daar de benzine in brand te steken.
5. De rechtbank heeft rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte.
6. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsrapport van
30 juni 2010, waaruit blijkt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Geadviseerd wordt een werkstraf op te leggen.
7. De rechtbank benadrukt dat de bewezenverklaarde brandstichting een ernstig feit is. Verdachte heeft inmiddels zijn verantwoordelijkheid genomen en spijt betuigd. Hij is geschrokken van gevolgen van zijn daad en lijkt er in zoverre van geleerd te hebben dat de kans op herhaling niet snel aan de orde zal zijn. De rechtbank vindt het daarom in tegenstelling tot de officier van justitie niet nodig om nog een stok achter de deur in de zin van een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Sinds het bewezenverklaarde feit is bijna een jaar verstreken. Verdachte studeert inmiddels (weer) aan de Hogeschool en heeft zijn leven voor het overige ook op de rit. Gelet daarop is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet (meer) passend. De rechtbank zal, mede gelet op de ernst van het feit, wel de gevorderde (maximale) werkstraf op leggen.
In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd ten aanzien van de rol van verdachte, ziet de rechtbank geen redenen om verdachte tot een andere straf te veroordelen dan medeverdachte. Er is immers sprake van medeplegen en verdachte heeft daarbij ook een actieve rol vervuld, zoals het meegaan met tanken, het dragen van de jerrycan en het aanreiken van zijn aansteker.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Heenk en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009097732-42, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 9 maart 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 41-44).
3 Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer B] (pagina 46-47).
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 81).
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 89-90).
6 Proces-verbaal van sporenonderzoek (pagina 48-51).
7 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 56).
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 87).
9 Een schriftelijk bescheid, inhoudende de kassabon van de pintransactie (pagina 78) en een schriftelijk bescheid inhoudende gegevens van de tenaamstelling van de bankrekening (pagina 77).
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte A] (95-105).
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 114-118) en proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 27 oktober 2010.