ECLI:NL:RBZUT:2010:BO3247

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580488-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Krijger
  • mrs. Davids
  • mr. Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde strafzaak in Meloe-onderzoek na verzoek tot beëindiging van de vervolging

Op 5 november 2010 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak die voortkwam uit het zogenaamde Meloe-onderzoek. De zaak betrof een verzoekschrift dat op 8 maart 2010 was ingediend door de raadsman van de verdachte, waarin werd verzocht om een verklaring dat de strafzaak geëindigd was. De rechtbank heeft de processtukken bekeken en vastgesteld dat het verzoekschrift op 8 maart 2010 was ingediend, en dat er op 18 juni 2010 een beslissing was genomen om de behandeling van het verzoek aan te houden tot 22 oktober 2010. Tijdens de behandeling op 22 oktober 2010 heeft de officier van justitie ingestemd met het verzoek om de behandeling in het openbaar voort te zetten.

De officier van justitie had eerder in brieven van 6 en 20 oktober 2010 aangegeven dat de verdachte niet meer vervolgd zou worden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet op de wettelijk voorgeschreven wijze op de hoogte was gesteld van de beëindiging van de vervolging. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte een gerechtvaardigd belang had om de zaak voor beëindigd te verklaren, om zo de onduidelijkheid omtrent zijn vervolging op te heffen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek van de raadsman toe te wijzen en de zaak met parketnummer 06/580488-06 tegen de verdachte geëindigd te verklaren. Deze beslissing werd genomen door mr. Krijger, voorzitter, en mrs. Davids en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van griffier Jansen. Mr. Follender Grossfeld was niet in staat om mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Parketnummer: 06/580488-06
BVS-nummer: 10/281
De rechtbank heeft te beslissen op een op 8 maart 2010 ter griffie van deze rechtbank binnengekomen verzoekschrift ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verdachte],
p/a [adres, plaats],
verder te noemen verdachte.
Raadsman: mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede
De rechtbank heeft de processtukken bezien. Het verzoekschrift is achter gesloten deuren behandeld door de raadkamer op 4 juni 2010. Bij beslissing van 18 juni 2010 is de behandeling van het verzoek aangehouden tot 22 oktober 2010.
Het verzoekschrift is wederom behandeld op 22 oktober 2010. Namens verdachte is verzocht de voorzetting van de behandeling in het openbaar te laten plaatsvinden. De officier van justitie heeft daarmee ingestemd en de rechtbank heeft vervolgens besloten de behandeling in het openbaar voort te zetten. Van de behandelingen is proces-verbaal opgemaakt.
Motivering
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht een verklaring af te geven dat de zaak geëindigd is. De officier van justitie heeft bij brief van 20 oktober 2010 medegedeeld dat is besloten dat verdachte niet verder vervolgd zal worden en dat de zaak zal worden geseponeerd. Hoewel daar namens verdachte om is verzocht, heeft deze van de officier van justitie niet op de bij de wet voorgeschreven wijze bericht ontvangen dat de strafzaak daadwerkelijk is geseponeerd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het verzoekschrift niet ontvankelijk dient te worden verklaard danwel dat het verzoekschrift afgewezen dient te worden, aangezien daartoe geen onderliggend belang meer is. Uit de inhoud van brieven van 6 oktober 2010, waarin de hoofdofficier van justitie aan de raadsman en aan de rechtbank mededeelt dat in deze zaak is besloten de strafzaken niet door te zetten, en 20 oktober 2010 tezamen is voldoende duidelijk dat verdachte niet meer vervolgd zal worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift op 8 maart 2010 is ingediend en op grond van artikel 36, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bij beslissing van 18 juni 2010 gedurende bepaalde tijd is aangehouden, omdat er door het openbaar ministerie geen duidelijkheid kon worden verschaft wanneer de strafzaak tegen verdachte mogelijk zou worden aangebracht. De brieven waaruit zou blijken dat verdachte niet meer vervolgd zou worden zijn uit oktober 2010. Gelet op het voorgaande is het verzoekschrift derhalve tijdig ingediend en is verzoeker daarin ontvankelijk. De stelling van de officier van justitie dat verdachte inmiddels geen onderliggend belang meer zou hebben, doet daar niet aan af.
Hoewel de officier van justitie heeft gesteld dat uit de brieven van 6 oktober 2010 en 20 oktober 2010 tezamen voldoende duidelijk is dat verdachte niet meer vervolgd zal worden, is hiervan niet op de bij de wet voorgeschreven wijze aan verdachte kennisgegeven. Evenmin heeft de officier van justitie toegezegd dat dit alsnog zal geschieden.
In zodanig geval kan de verdachte er om verschillende redenen een gerechtvaardigd belang bij hebben de voor hem mogelijk belastende en/of schadelijke onzekerheid op te heffen door de rechter te verzoeken de strafzaak voor geëindigd te verklaren.
Het vorenoverwogene voert tot de slotsom dat er aanleiding bestaat het verzoek toe te wijzen en de zaak voor geëindigd te verklaren.
Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek toe en verklaart de zaak met parketnummer 06/580488-06 tegen [verdachte] geëindigd.
Deze beslissing is gegeven op 5 november 2010 door mr. Krijger, voorzitter, mrs. Davids en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat mede te ondertekenen.