ECLI:NL:RBZUT:2010:BO1698
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling van huwelijksgoederen en aanspraken uit lijfrentepolis na echtscheiding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 18 oktober 2010, ging het om de verdeling van huwelijksgoederen en de aanspraken uit een lijfrentepolis na de echtscheiding van partijen. De man en de vrouw, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld waren, hadden verschillende geschilpunten, waaronder de opnamekosten in een kliniek, de verdeling van de inboedel en de status van een lijfrentepolis die was aangekocht met een ontslagvergoeding. De rechtbank had eerder op 24 maart 2010 de echtscheiding uitgesproken en bepaalde dat de man maandelijks € 1.591,-- aan de vrouw moest betalen voor levensonderhoud. De vrouw kreeg het gebruik van de woning en de inboedel, terwijl de man een vergoeding voor het gebruik moest betalen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juni 2010 werd duidelijk dat partijen overeenstemming hadden bereikt over enkele geschilpunten, maar dat er nog onenigheid bestond over de opnamekosten, de inboedel en de lijfrentepolis. De rechtbank oordeelde dat de opnamekosten voor rekening van de man kwamen, omdat deze na de afgesproken peildatum voor de verdeling van de bankrekeningen waren gemaakt. Wat betreft de inboedel werd beslist dat het staande horloge en de vitrinekast met Swarowski kristal aan de vrouw toekwamen, terwijl de man de flatscreen-tv, de Bose geluidsinstallatie en de wasmachine kreeg.
Een belangrijk punt van discussie was de lijfrentepolis, die door de man was aangekocht met een ontslagvergoeding. De rechtbank oordeelde dat deze polis niet onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding viel en dat de aanspraken uit de polis, die bedoeld waren ter aanvulling van de pensioenopbouw, buiten de gemeenschap van goederen vielen. De rechtbank baseerde haar beslissing op eerdere uitspraken van de Hoge Raad en concludeerde dat de lijfrentepolis, die was aangekocht met de ontslagvergoeding, niet in de verdeling moest worden betrokken. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vrouw tot verdeling van de lijfrentepolis werd afgewezen.