ECLI:NL:RBZUT:2010:BN7828

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940152-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Troost
  • A. van der Mei
  • J. van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal en niet voldoen aan ambtelijk bevel in Doetinchem

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 21 september 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en het opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd in P.I. Vught, werd beschuldigd van het stelen van goederen uit verschillende supermarkten in Doetinchem op 1, 7 en 20 april 2010. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op deze data met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een sixpack bier en andere goederen had weggenomen, toebehorende aan de supermarkten. Daarnaast werd de verdachte verweten op 18 april 2010 opzettelijk niet te voldoen aan een bevel van de politie om het centrum van Doetinchem te verlaten. De rechtbank legde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) op, gezien de hardnekkige recidive van de verdachte op het gebied van vermogenscriminaliteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, niet had geprobeerd zijn criminele gedrag te veranderen. De ISD-maatregel werd als passend en noodzakelijk beschouwd om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte, die een hoog recidive risico vertoonde. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat de verdachte geestelijk niet in orde was en dat dit invloed had op zijn verklaringen. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten op basis van de aangiften en getuigenverklaringen voldoende.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940152-10
Uitspraak d.d.: 21 september 2010
tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, (Somalië) 1980)],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Vught PPC te Vught.
Raadsman: mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 augustus 2010 en 7 september 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 april 2010 te (gemeente) Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 3 flessen, althans een hoeveelheid bier en/of een fles shampoo en/of een pot gel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (supermarkt) [supermarkt A], gelegen aan de [adres], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 07 april 2010 te (gemeente) Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sixpack bier, althans een hoeveelheid bier (merk Schutterskoning), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [supermarkt B], gelegen aan de [adres], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 01 april 2010 te (gemeente) Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sixpack bier, althans een hoeveelheid bier (merk Grolsch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (supermarkt) [supermarkt C], gelegen aan de [adres], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 18 april 2010 te Doetinchem opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Doetinchem, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [slachtoffer A], hoofdagent van politie (team Doetinchem) en/of [slachtoffer B], aspirant van politie (team Doetinchem), die was/waren belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was/waren
belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtena(a)r(en) hem (meermalen) had(den) bevolen, althans (meermalen) van hem had(den) gevorderd dat hij weg moest gaan (waarbij werd gewezen in de richting van de Keppelseweg), geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 20 april 2010 deed [aangever [supermarkt A]] namens [supermarkt A] aangifte in verband met een winkeldiefstal bij [supermarkt A] aan de [adres] te Doetinchem. Op 7 april 2010 heeft [aangever [supermarkt B]] namens [supermarkt B] Doetinchem aangifte gedaan van winkeldiefstal en op 2 april 2010 deed [aangever [supermarkt C]] namens [supermarkt C] aangifte van winkeldiefstal bij [supermarkt C] aan de [adres] te Doetinchem. Tevens is verdachte op 18 april 2010 op heterdaad aangehouden als verdachte van overtreding van artikel 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd volgt uit de aangifte van [aangever [supermarkt A]] namens [supermarkt A], de verklaring van verkoopmedewerkster M. [getuige A] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten. Feit 2 kan, aldus de officier van justitie, bewezen worden verklaard op basis van de aangifte van [aangever [supermarkt B]], bedrijfsleider bij [supermarkt B], de verklaring van medewerkster [getuige B] en uit de ter beschikking gestelde camerabeelden waarop verbalisant [verbalisant] verdachte heeft herkend. Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit bewezen kan worden verklaard op basis van de aangifte van [aangever [supermarkt C]], eigenaar van [supermarkt C], en de camerabeelden waarop verbalisant [verbalisant] verdachte heeft herkend en zag dat verdachte winkeldiefstal pleegt. Tenslotte kan het onder feit 4 ten laste gelegde bewezen worden op basis van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten, met dien verstande dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het niet voldoen aan een bevel of een vordering krachtig enig wettelijk voorschrift.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd voordat hij zijn raadsman heeft kunnen consulteren dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Daarbij is gewezen op een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 27 november 2008 NJ 2009, 214; Salduz tegen Turkije. Gezien zijn justitiële contacten, maar ook in het kader van de Wet BOPZ, dient bij politie en justitie als bekend te worden verondersteld dat verdachte geestelijk niet in orde is. Verdachte had dan ook bij zijn verhoren bijstand moeten krijgen en hij had geen afstand van het consultatierecht kunnen doen anders dan tegenover een advocaat. De raadsman is van oordeel dat, nu deze verklaringen van verdachte niet kunnen worden meegenomen in de bewezenverklaring, er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om verdachte veroordelen. Dit moet leiden tot vrijspraak.
Voor zover de rechtbank deze verklaringen van verdachte wel als bewijsmiddel kan gebruiken, zal hij zich met betrekking tot de bewezenverklaring refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de uitspraak van het Europese Hof volgt dat een aangehouden verdachte gelegenheid moet worden geboden om voorafgaand aan het eerste politieverhoor een advocaat te raadplegen en op dat recht moet worden gewezen. Niet naleving van deze regels zal, in geval van verweer, ondermeer moeten leiden tot bewijsuitsluiting van de verklaringen van verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen. Uit het dossier blijkt dat die mogelijkheid van het raadplegen van een advocaat telkenmale aan verdachte is geboden, maar dat verdachte heeft aangegeven geen advocaat te willen raadplegen. De raadsman voert aan dat verbalisanten hadden moeten weten dat verdachte geestelijk niet in orde is en dat hij daarom geen afstand van het consultatierecht had kunnen doen anders dan tegenover zijn raadsman.
De rechtbank stelt vast dat, wat er ook van dit verweer van de raadsman zij, verdachte in alle ten laste gelegde zaken ontkennende verklaringen heeft afgelegd. Reeds nu gesteld noch gebleken is dat verdachte aldus in zijn belangen is geschaad, wordt het Salduz-verweer verworpen en behoeft het geen verdere bespreking meer.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte van [aangever [supermarkt A]]2, de getuigenverklaring van verkoopmedewerkster [getuige A]3 en de verklaringen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant]4 tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het aan verdachte onder 1 verweten feit.
[aangever [supermarkt A]] heeft verklaard dat zij op 20 april 2010 werkzaam was als assistente bij de [supermarkt A] in Doetinchem op [adres]. Op het beeldscherm heeft zij een donkere jongen bij het bierpad zien staan, zij heeft gezien dat de jongen iets uit de schappen pakte en in zijn rechter- en linkerbroekzak heeft gestopt. Zij heeft gezien dat de jongen naar de cosmetica-afdeling is gelopen en dat hij iets heeft gepakt wat roze van kleur was en dit in zijn zakken heeft gestopt. Vervolgens is hij tussen kassa 4 en 5 doorgelopen, deze kassa was gesloten. Getuige [getuige A], werkzaam als verkoopmedewerkster, heeft verklaard dat ze op 20 april 2010 een man bij de cosmetica heeft zien lopen en dat hij een ronde pot met gel en een flacon shampoo uit de stelling heeft gepakt en in zijn zakken heeft gestopt. Ook heeft ze kunnen zien dat er bierflessen uit zijn zakken staken. Ze heeft gezien dat de man langs een onbemande kassa is gelopen. De man is vervolgens staande gehouden en gevraagd mee te lopen om de camerabeelden te bekijken. Hij is een stukje meegelopen, maar begon opeens te rennen en heeft de winkel verlaten via de uitgang. Zij heeft gezien dat de man de Doctor Huber Noodtstraat in is gelopen in de richting van de coffeeshop [coffeeshop]. Verbalisanten zijn naar de [supermarkt A] in Doetinchem gereden naar aanleiding van een melding van winkeldiefstal. Zij hebben gehoord dat de verdachte weg is gelopen in de richting van de Doctor Huber Noodstraat richting coffeeshop [coffeeshop]. Zij zijn die kant opgereden en zagen ter hoogte van coffeeshop [coffeeshop] een persoon lopen die aan het opgegeven signalement voldeed. Zij zagen dat het de hen ambtshalve bekende verdachte betrof. Zij hebben gezien dat verbalisanten De Bruin en Coumans verdachte hebben aangehouden. Vervolgens heeft verbalisant [verbalisant] bij verdachte een opsporingsfouillering uitgevoerd. Hierbij heeft hij in de jaszakken en broekzakken twee flessen bier, een fles shampoo en een pot gel aangetroffen. Op de ter beschikking gestelde camerabeelden heeft verbalisant [verbalisant] gezien dat verdachte de bij fouillering aangetroffen goederen in zijn zakken stopte.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank baseert zich hierbij op de aangifte van [aangever [supermarkt B]]5, de getuigenverklaring van medewerkster [getuige B]6 en de verklaring van verbalisant [verbalisant]7.
[aangever [supermarkt B]] heeft verklaard dat hij op 7 april 2010 als bedrijfsleider werkzaam is geweest bij supermarkt de [supermarkt B] in Doetinchem. Zijn medewerkster [getuige B] heeft gezien dat verdachte een sixpack bier van het merk Schutterskoning achter zijn jas had zitten. Getuige [getuige B] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat een man met een donkere huidskleur een sixpack bier van het merk Schuttersbier onder zijn jas had verstopt en langs de kassa wilde lopen. Zij heeft deze man hierop aangesproken en heeft hem gevraagd wat hij onder zijn jas had verstopt. Verbalisant [verbalisant] heeft de camerabeelden van de supermarkt [supermarkt B] van 7 april 2010 bekeken. Hij heeft op een bepaald moment de hem ambtshalve bekende verdachte herkend. Hij heeft op de beelden gezien dat een vrouwelijke medewerkster tot aan de uitgang vlak achter verdachte is aangelopen.
Feit 3
Ook ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen op grond van de aangifte van [aangever [supermarkt C]]8, de verklaring van verbalisant [verbalisant]9 en de foto's (stills) van de camerabeelden10.
[aangever [supermarkt C]] heeft verklaard dat medewerkster [naam] op 1 april 2010 is aangesproken door een klant die haar vertelde dat een man een sixpack bier had weggenomen. Deze klant heeft een man aangewezen die naar de uitgang van de winkel liep. Vervolgens heeft [aangever [supermarkt C]] de beelden van de beveiligingscamera bekeken. Hierop is te zien dat er een man bij de afdeling dranken staat en een sixpack bier van het merk Grolsch pakt. Even later is de man in de buurt van de kassa te zien en is te zien dat zijn jas aan de linkerzijde duidelijk opbolt. De man is langs de kassa gelopen en heeft de winkel verlaten zonder het goed te betalen. Verbalisant [verbalisant] heeft de beelden van de beveiligingscamera van [supermarkt C] van 1 april 2010 bekeken. Hierop heeft hij de ambtshalve bekende verdachte herkend. Hij heeft op de beelden gezien dat verdachte bij de afdeling dranken een tray met zes blikjes bier heeft weggenomen en deze vermoedelijk onder zijn jas heeft gestopt. Even later heeft hij op de videobeelden gezien dat verdachte voorbij de kassa is gelopen en de winkel heeft verlaten zonder het weggenomen bier te betalen. Op de foto's van de camerabeelden in het dossier, die ter zitting aan verdachte zijn voorgehouden, is te zien dat verdachte een sixpack bier in zijn hand heeft en iets onder de linkerkant onder zijn jas heeft verstopt.
Feit 4
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 4 het volgende.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan op basis van de verklaring van verbalisanten [slachtoffer B] en [slachtoffer A]11.
Verbalisanten verklaren dat zij verdachte minimaal drie maal hebben gevraagd het centrum van Doetinchem te verlaten op grond van artikel 2.1.1.1. Algemene Plaatselijke Verordening Doetinchem. Verbalisant [slachtoffer A] heeft letterlijk tegen hem gezegd: "Ik vorder nu dat je weg gaat omdat je hier de openbare orde verstoort." Verbalisanten zijn met verdachte meegelopen, terwijl verdachte voor hen uit is gelopen. Nadat verbalisanten stil zijn blijven staan, is verdachte een stukje verderop blijven rondhangen. Uiteindelijk is verdachte naar verbalisanten toegelopen en is hij op ongeveer 10 meter van verbalisanten blijven staan en heeft hij verbalisanten uitgedaagd. Verbalisanten zijn toen naar verdachte toegelopen, verdachte is op dat moment weggerend en verbalisanten zijn achter hem aangerend om hem vast te pakken en aan te houden.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 20 april 2010 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid bier en een fles shampoo en een pot gel, toebehorende aan supermarkt [supermarkt A], gelegen aan de [adres];
2.
hij op 07 april 2010 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sixpack bier (merk Schutterskoning), toebehorende aan supermarkt [supermarkt B], gelegen aan de [adres];
3.
hij op 01 april 2010 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sixpack bier (merk Grolsch), toebehorende aan supermarkt [supermarkt C], gelegen aan de [adres];
4.
hij op 18 april 2010 te Doetinchem opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [slachtoffer A], hoofdagent van politie (team Doetinchem) en/of [slachtoffer B], aspirant van politie (team Doetinchem), die waren belast met de uitoefening van enig toezicht, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaren hem meermalen hadden bevolen, althans (meermalen) van hem had(den) gevorderd dat hij weg moest gaan (waarbij werd gewezen in de richting van de Keppelseweg), geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1, 2 en 3 (telkens):
Diefstal
Feit 4:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met de uitoefening van enig toezicht belast.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders - de ISD-maatregel - voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft in dit verband betoogd dat de recidivekans in het geval van verdachte groot wordt geacht en dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de onderhavige diefstallen meer dan driemaal is veroordeeld wegens een misdrijf. Het beleid ten aanzien van meerderjarige stelselmatige daders is erop gericht het criminele gedrag feitelijk onmogelijk te maken door middel van langdurige vrijheidsbeneming. De ISD-maatregel is de enige mogelijkheid om de maatschappij te beschermen tegen het gedrag van verdachte. Tevens kan de maatregel een bijdrage leveren aan de oplossing van de verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek van verdachte.
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot vrijspraak van hetgeen ten laste is gelegd.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte schuldig dient te worden verklaard zonder oplegging van straf gezien de proportionaliteit, danwel verdachte een geheel voorwaardelijke maatregel op te leggen bijvoorbeeld in combinatie met enige voorwaarden.
Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd om bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of maatregel de inmiddels ondergane voorlopige hechtenis af te trekken.
Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat de ISD-maatregel niet op zijn plaats is; de raadsman plaatst kanttekeningen bij de subsidiariteit en de proportionaliteit van de ISD-maatregel. De raadsman heeft gesteld dat niet is voldaan aan de eis dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Deze veiligheid wordt met het opleggen van de maatregel niet verhoogd of beschermd, nu winkeldiefstal geen gevaar als bedoeld in de wet oplevert voor personen of goederen. Voor het opleggen van een ISD-maatregel met behandeling ziet de raadsman ook geen aanleiding. Bij verdachte is sprake van problematiek, maar dit hangt niet samen met het plegen van strafbare feiten. Indien de rechtbank de ISD-maatregel toch wil opleggen, verzoekt de raadsman de rechtbank deze eerst voorwaardelijk op te leggen, opdat eerst bezien kan worden of hiermee wel een effectieve behandelrelatie kan ontstaan en gezien de proportionaliteit in verband met de ten laste gelegde feiten. Indien de ISD-maatregel toch worden opgelegd, dient deze voor maximaal één jaar te worden opgelegd.
In ieder geval dient de voorlopige hechtenis te worden afgetrokken van welke straf of maatregel ook, aldus de raadsman.
Door drs. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut12 is geadviseerd om verdachte een ISD-maatregel op te leggen. De deskundige geeft aan dat verdachte in de periode van de ISD-maatregel gedwongen kan afkicken van zijn alcohol- en middelenverslaving. Ambulante zorg is niet toereikend. Tijdens de 2 jaar durende maatregel wordt beïnvloeding door middel van interventies op het gebied van middelengebruik en medicatieafstelling geadviseerd. Dit kan plaatsvinden in een klinische setting.
Gezien de ernst en de hardnekkigheid van de problematiek adviseert de reclassering het opleggen van een ISD-maatregel13.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen en heeft niet voldaan aan een ambtelijk bevel. Het stelen van goederen uit winkels en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel zijn vervelende, overlast gevende feiten. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte na veel eerdere veroordelingen niet heeft geprobeerd zijn verslavingsproblematiek en zijn daarmee samenhangende criminele levensstijl te staken.
De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie met betrekking tot verdachte blijkt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van onderhavige feiten meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld. De onderhavige diefstal is gepleegd na de tenuitvoerlegging van die straffen/maatregelen. De rechtbank acht de ISD-maatregel in dit geval niet alleen aangewezen, maar ook passend en geboden, gelet op de hardnekkige recidive van verdachte op het terrein van de vermogenscriminaliteit, waardoor er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Eerdere veroordelingen weerhouden hem er kennelijk niet van om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Teneinde de maatschappij zo lang mogelijk te beschermen tegen verdachtes recidiverende overlast veroorzakende strafbare gedrag,, zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank zal geen rekening houden met de door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, in die zin dat daarvoor "aftrek" plaatsvindt, mede teneinde de behandelmogelijkheden van verdachte niet te doorkruisen en de maximale behandeltermijn te kunnen benutten.
In beslag genomen voorwerpen
Voor de na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zal de teruggave worden gelast aan de rechthebbende, nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 184 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 1, 2, 3, en 4 heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1, 2 en 3 (telkens):
Diefstal
Feit 4:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met de uitoefening van enig toezicht belast.
* verklaart verdachte strafbaar;
* legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren;
* gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende supermarkt [supermarkt A] te Doetinchem, te weten:
2 flesjes Amstel Bier
1 Taft Gel Haarversteviger
1 toiletartikel.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Van der Mei en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 september 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit met betrekking tot feit 1, 2 en 3 delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010 057110, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 22 april 2010 en met betrekking tot feit 4 delen van in de wettelijke vorm opgemaakt processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0641-2010055512.
2 Proces-verbaal van aangifte van [aangever [supermarkt A]], p. 8-10,
3 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige A], p. 14-15
4 Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant] en [verba[verbalisant], p. 16-22
5 Proces-verbaal van aangifte van [aangever [supermarkt B]], p. 35-36
6 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige B], p. 39-40
7 Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant], p. 42
8 Proces-verbaal van aangifte van [aangever [supermarkt C]], p. 25-26
9 Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant], p. 30
10 Foto's van camerabeelden in het dossier, p.31-33
11 Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [slachtoffer B] en [slachtoffer A], blad 1 en 2 van proces-verbaalnummer PL0641-2010055512-2
12 Psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 23 augustus 2010, opgemaakt door deskundige drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog
13 Reclasseringsadvies (beknopt) d.d. 23 september 2010, opgemaakt door E. Kuijer en M.G. Sulman.