ECLI:NL:RBZUT:2010:BN6847

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940146-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Roelvink
  • mr. Krijger
  • mr. Steenhuisen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige voor gewelddadige straatroven en schadevergoeding aan slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 14 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die verantwoordelijk werd gehouden voor twee gewelddadige straatroven in de gemeente Montferland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, op 28 maart 2010 en 11 april 2010, onder bedreiging met geweld, mobiele telefoons en persoonlijke bezittingen van de slachtoffers heeft afgenomen. Tijdens de eerste overval werd de aangever, [slachtoffer 1], bedreigd met een stroomstootwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, waarna hij zijn mobiele telefoon en sporttas moest afgeven. Bij de tweede overval werd een vrouw, [slachtoffer 2], eveneens bedreigd met een vuurwapen en gedwongen haar tas af te geven. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 278 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om zich te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en deel te nemen aan een behandeltraject. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer van de eerste overval, [slachtoffer 1], ter hoogte van € 1.750,00. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat deze zich leende voor afdoening in het strafgeding. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die blijk gaf van een zorgelijke ontwikkeling en gedragsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige Jeugdstrafkamer
Parketnummer: 06/940146-10
Uitspraak d.d. 14 september 2010
Tegenspraak / dip
Raadsman: mr. Zeegers, advocaat te Doetinchem
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te Zevenaar op [1993],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de achter gesloten deuren gehouden onderzoeken op de terechtzittingen van 6 juli 2010 en 31 augustus 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2010 te Didam, althans in de gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de [adres], althans een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of een sporttas met inhoud (portemonnee / bankpas /id-kaart / kleding), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gevolgd, en/of
- (verderop) van achter een (coniferen)haag te voorschijn is/zijn gesprong(en) en/of gekomen
en/of daarbij (bivak)muts(en) heeft/hebben gedragen, en/of
- die [slachtoffer 1] (daarbij) heeft/hebben toegevoegd: "De mobiel hier" en/of "Het geld hier",
en/of
- een stroomstootwapen heeft/hebben gepakt en/of vastgehouden en/of die [slachtoffer 1] met dat
stroomstootwapen een stroomstoot in de zij, althans tegen zijn lichaam heeft/hebben
gegeven, en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die
[slachtoffer 1] heeft/hebben gericht, althans aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] tegen/in een knieholte, althans tegen een been en/of (toen die
[slachtoffer 1] op de grond lag) tegen het bovenlichaam, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben geschopt, en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen "Je blijft liggen. Je houdt je bek, anders
dan schiet ik je neer";
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 april 2010 te Didam, althans in de gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten [adres 3], althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (licht)bruine tas met inhoud (mobiele telefoon / portemonnee / geld / bankpasjes / pasjes / andere goederen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met de bromfiets die [slachtoffer 2] (die op de fiets zat) heeft/hebben ingehaald,
en/of;
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen/gezegd te stoppen, en/of
- (vervolgens) met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (op
korte afstand) in de richting van / op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gewezen /
gericht, althans aan die [slachtoffer 2] getoond, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Geef mij je geld. Geef me je geld. Geef mij je
fucking geld." en/of "hoer" en/of "kutwijf";
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 3 januari 2010 te Didam, gemeente Montferland, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij Stichting Het Musiater en/of de gemeente Montferland, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
(parketnummer 06.820147/10)
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 18 februari 2010 in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een petje, in ieder geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Magazijn De Bijenkorf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), hebbende verdachte en/of zijn mededader meermalen getracht de veiligheids/alarmlabel /de Tag van het petje te trekken en/of te rukken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 18 februari 2010 in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een petje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Magazijn De Bijenkorf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(parketnummer 06.820168/10)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Vaststaande feiten
Ten aanzien van feit 11:
Op 28 maart 2010 vond er tussen 3.00 uur en 3.30 uur, op de [adres] te Didam, een (gewapende) straatroof plaats. Aangever [slachtoffer 1] is, nadat hij eerst een tijdje gevolgd is door twee jongens op een fiets, op een gegeven moment door deze twee (vermomde) jongens, vanuit de bosjes besprongen en is hem door middel van geweld en door middel van bedreiging met geweld, te weten door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zijnde een balletjespistool en een stroomstootwapen te tonen en te gebruiken, en door hem op zijn lichaam te trappen, gedwongen zijn mobiele telefoon en zijn sporttas met inhoud af te staan.
Terzake straatroof werd aangifte gedaan door [slachtoffer 1]. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting het plegen van dit feit bekend.
Ten aanzien van feit 2:
Op 11 april 2010 omstreeks 01.55 uur, werd op [adres 3] te Didam, een vrouw op de fiets beroofd door twee verdachten die overeenkomsten vertoonden met het signalement van de vorige twee overvallers (zie feit 1). Ook bij dit feit is gebruik gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te weten een balletjespistool. Terzake straatroof werd voorts aangifte gedaan door [slachtoffer 2].
Na een aantal verhoren heeft verdachte uiteindelijk bij de politie en ter terechtzitting het plegen van dit feit bekend.
Ten aanzien van feit 32:
Op 3 januari 2010 kreeg aangever [slachtoffer 3], die een ruimte huurde in het pand de Musiater te Didam, een telefoontje van de beheerder, de heer [naam 1], van het pand dat er een inbraak had plaatsgevonden. [slachtoffer 3] vernam toen van deze beheerder dat de twee keyboards die zich in de door hem gehuurde ruimte bevonden, niet meer in deze ruimte lagen en dus gestolen waren.
Op 11 februari 2010 werd door [slachtoffer 3] (eigenaar van de keyboards) aangifte gedaan terzake diefstal van een tweetal keyboards uit het pand de Musiater.
Op of omstreeks 21 januari 2010, tijdens een verdachtenverhoor ter zake een woninginbraak (procesverbaalnr. 2010008601) vertelde verdachte [medeverdachte 3] dat hij nog informatie had over de diefstal van deze keyboards. Daaruit kwam naar voren dat er meerdere jongens bij deze inbraak betrokken waren en dat verdachte zich daarbij schuldig zou hebben gemaakt aan het wederrechtelijk binnendringen van dit pand.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting het plegen van dit feit ontkend.
Ten aanzien van feit 43:
Op 18 februari 2010 werd door [naam 2], beveiligingsmedewerker van de Bijenkorf te Arnhem, aangifte gedaan terzake diefstal cq. beschadiging van een pet. Aangever ziet dat drie jongens een petje pakken en probeerden de alarmtag eraf te trekken.
Naar aanleiding van deze poging tot winkeldiefstal heeft verbalisant [verbalisant] de door de aangever beschikbaar gestelde videobeelden van deze diefstal bekeken. Op deze beelden is te zien dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] gedurende 4 minuten achter een rek bezig zijn met een petje en dat ze op een gegeven moment verder de winkel in lopen, waarbij [medeverdachte 4] nog steeds aan een voorwerp op de pet trekt.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting het plegen van dit feit, zowel de diefstal als de beschadiging van de pet ontkend.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3 ten laste gelegde feit, het wederrechtelijk binnendringen van een besloten lokaal, nu zich in het dossier alleen de belastende verklaring van [verdachte] bevindt en er tevens voor de betrokkenheid van verdachte bij dit feit verder geen steunbewijs in het proces-verbaal te vinden is.
De officier van justitie heeft eveneens vrijspraak gevorderd van het onder 4 primair ten laste gelegde feit, de poging tot diefstal in vereniging, aangezien uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte het oogmerk had om zich de pet wederrechtelijk toe te eigenen.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt en hij refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het vierde gedachtenstreepje van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de hierbij genoemde uitvoeringshandelingen "Geef mij je fucking geld." en/of "hoer" en/of "kutwijf" heeft gepleegd, nu verdachte het plegen van deze handelingen (ook ter terechtzitting) heeft ontkend en er naast de verklaring van aangeefster hierover, voor het overige geen ondersteunende verklaringen in het dossier liggen. Verdachte dient derhalve van deze onderdelen te worden vrijgesproken.
De raadsman sluit zich voorts aan bij de door het OM gevorderde vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft in zijn pleidooi tot uitdrukking gebracht dat voorts onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor bewezenverklaring van het onder 4 primair ten laste gelegde feit, de diefstal van de pet. Uit het dossier blijkt namelijk dat er geen sprake is van het in vereniging wederrechtelijk wegnemen van die pet omdat niet vaststaat dat verdachte de pet daadwerkelijk wilde stelen. Bovendien valt uit de feiten en uit de diverse verklaringen het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet af te leiden.
Tot slot heeft de raadsman vrijspraak gevorderd ten aanzien het onder 4 subsidiair ten laste gelegde, de beschadiging van de pet, aangezien uit de camerabeelden niet genoegzaam blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] zo hard aan de alarmtag van de pet hebben getrokken dat er een (klein) gaatje is ontstaan en dat daarnaast, mocht dat wel het geval zijn, dit (kleine) gaatje onvoldoende is voor een veroordeling ter zake opzettelijke zaaksbeschadiging.
Beoordeling van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte
van feit 3 dient te worden vrijgesproken, aangezien enkel de (belastende) verklaring van [verdachte] onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Bovendien heeft verdachte dit feit (ook ter terechtzitting) ontkend en liggen er in het dossier geen ondersteunende verklaringen.
De rechtbank is van oordeel dat voor het 4 primair ten laste gelegde, de diefstal van de pet, eveneens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, nu uit het dossier de opzet op het wederrechtelijke toe-eigenen van de pet niet kan worden afgeleid.
Feiten
De rechtbank stelt vast dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank baseert zich bij de bewezenverklaring van het onder 14 ten laste gelegde op de aangifte van [slachtoffer 1]5, het proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van het balletjespistool bij medeverdachte [medeverdachte 1]6 en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie7, herhaald ter terechtzitting van 31 augustus 20108.
De rechtbank baseert zich bij de bewezenverklaring van het onder 29 ten laste gelegde op de aangifte van [slachtoffer 2]10 en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie11, herhaald ter terechtzitting van 31 augustus 201012.
Verdachte en mededader [medeverdachte 1] hebben in de vroege ochtend van 28 maart 2010 in eerste instantie aangever [slachtoffer 1] een tijdje gevolgd en hebben hem, toen hij langs een dichte haag liep, vanuit de bosjes - onherkenbaar vermomd- besprongen en hebben hem dreigend om geld gevraagd. Aangever reageerde niet, waarop verdachte een stroomstootwapen tevoorschijn haalde en deze vervolgens tegen aangevers lichaam aandrukte. Aangever voelde dit door zijn jas heen. Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte 1] een pistool (naar later blijkt een balletjespistool) tevoorschijn gehaald en heeft deze op korte afstand op aangevers gezicht gericht. Verdachte heeft de mobiele telefoon van aangever uit aangevers zak gehaald en [medeverdachte 1] heeft zijn sporttas gepakt. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] met zijn wreef hard tegen aangevers knie geschopt waarbij hij hem heeft gesommeerd te blijven liggen en zijn mond te houden. Vervolgens zijn de daders ervandoor gegaan. (feit 1).
Omdat het zo makkelijk ging en omdat ze het geld nodig hadden, besluiten ze nog iemand te overvallen. Een ruime week later, op zondagmorgen rond 01.45 uur, komen zij aangeefster [slachtoffer 2] op haar fiets tegen die ze ook op dreigende toon om geld vragen. [medeverdachte 1] rijdt dan op de scooter en verdachte zit achterop. Verdachte heeft het balletjespistool in handen en richt daarmee op haar hoofd. Als aangeefster niet snel genoeg haar portemonnee uit haar tas haalt, grist verdachte de tas uit haar handen en springt achter op de gereedstaande brommer. (Feit 2).
De rechtbank baseert zich tot slot bij de bewezenverklaring van het onder 4 subsidiair13 ten laste gelegde op de aangifte van [naam 2], beveiligingsmedewerker van de Bijenkorf14, het proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden, waarop te zien is dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] geruime tijd aan de alarmtag van een petje trekken15, de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4]16, waarin hij onder meer heeft verklaard dat hij en verdachte beiden aan de alarmtag hebben getrokken om te kijken of deze eraf kon en tot slot de verklaring van verdachte bij de politie17, herhaald ter terechtzitting van 31 augustus 201018, waarin hij heeft verklaard dat hij ook aan het petje heeft getrokken. Zijn verklaring dat hij enkel en alleen de pet aan het afstellen was en dat hij de pet niet bewust wilde vernielen acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 28 maart 2010 te Didam, tezamen en in vereniging met een ander op de openbare weg, te weten de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung) en een sporttas met inhoud (portemonnee / bankpas /id-kaart / kleding), toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader:
- die [slachtoffer 1] hebben gevolgd, en
- verderop van achter een (coniferen)haag te voorschijn zijn gesprongen en daarbij
mutsen hebben gedragen, en
- die [slachtoffer 1] daarbij hebben toegevoegd: "De mobiel hier" en "Het geld hier", en
- een stroomstootwapen hebben gepakt en vastgehouden en die [slachtoffer 1] met dat
stroomstootwapen een stroomstoot in de zij hebben gegeven, en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] hebben gericht,
althans aan die [slachtoffer 1] hebben getoond, en
- vervolgens die [slachtoffer 1] tegen/in een knieholte, en (toen die [slachtoffer 1] op de grond lag) tegen
het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] hebben geschopt, en
- daarbij tegen die [slachtoffer 1] hebben geroepen "Je blijft liggen. Je houdt je bek, anders dan
schiet ik je neer";
2.
hij op 11 april 2010 te Didam, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten [adres 3], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (licht)bruine tas met inhoud (mobiele telefoon / portemonnee / geld / bankpasjes / pasjes / andere goederen), toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader:
- met de bromfiets die [slachtoffer 2] (die op de fiets zat) hebben ingehaald, en;
- die [slachtoffer 2] hebben gedwongen/gezegd te stoppen, en
- vervolgens met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (op korte afstand) in de richting
van het hoofd van die [slachtoffer 2] hebben gewezen en
- tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd "Geef mij je geld. Geef me je geld. Geef mij je
fucking geld."
4. subsidiair
hij op 18 februari 2010 in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een petje, toebehorende aan Magazijn De Bijenkorf, heeft beschadigd.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel
van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feiten 1 en 2 telkens:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4 primair:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van verdachte is een Psychologisch Pro Justitia rapport gedateerd 6 augustus 2010, opgemaakt door A. Duindam, GZ-psycholoog. In dit rapport, waarvan de gehele inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, wordt, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd.
Betrokkene heeft vanuit dit onderzoek een intelligentie op beneden gemiddeld niveau, dit is weliswaar zwak, maar niet zo laag dat op grond daarvan van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens gesproken mag worden. Er is sprake van een zorgelijke ontwikkeling van de persoonsontwikkeling, zich tijdens het onderzoek uitend in een gedragsstoornis (voorheen cannabisgebruik). De combinatie van de beneden gemiddelde intelligentie en de zwakke mogelijkheden om zich met anderen in te laten en in normale situaties tot zinvolle communicatie te komen, gecombineerd met het tekortschietende opvoedingssysteem, rechtvaardigen zorg en wijzen op een tekort aan zorg en inbedding als reactie op het ontbreken van voldoende aandacht, structuur en voorbeeldgedrag, terwijl we niet kunnen spreken van een ziekelijke stoornis.
Hoewel er op dit moment, noch ten tijde van het ten laste gelegde, gesproken kan worden van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, is er wel sprake van ernstig problematische gedragsproblematiek.
Betrokkene kreeg onvoldoende zorg, structuur en mogelijkheden om zijn leven constructief in te vullen, moest intellectueel en qua zelfstandigheid op zijn tenen lopen, vond het belangrijk erbij te horen en kreeg vanuit de groep waar hij zich bij hoorde voelen, onvoldoende bescherming, zodat hij, beter wetend, er noodgedwongen voor koos in zee te gaan met onredelijke eisen van een buurtgenoot.
Bovenstaande wijst weliswaar op gebrek aan zorg en structuur, overvragen en sociale en maatschappelijke scheefgroei, maar er kan op grond daarvan niet gesproken worden van een verminderde toerekeningsvatbaarheid. Betrokkene wist wat hij ging doen, heeft dat voorbereid en wist dat het verkeerd was. Bovendien was hij in staat te formuleren hoe het anders had gemoeten. Betrokkene is volledig toerekeningsvatbaar.
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten, gevorderd verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 278 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden van verplicht jeugdreclasseringcontact en meewerken aan het ITB Harde Kern traject, ook als dit MST, Equip training of een soortgelijke behandeling/begeleiding inhoudt. Voorts vordert zij een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
De raadsman heeft gewezen op de adviezen van de deskundigen waarin voorop staat dat een (ambulante) behandeling en begeleiding prioriteit hebben en dat verdachte deze hulp ook aanvaard en mee wil werken. Verdachte kan zich dan ook vinden in de door de deskundigen geformuleerde bijzondere voorwaarden. De in dit kader gevorderde voorwaardelijke straf met de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarde acht de raadsman ook passend en geboden. Echter, de raadsman verzoekt de rechtbank, gelet op verdachtes (geringe) documentatie en gelet op de positieve ontwikkelingen die reeds zijn ingezet, de voorwaardelijk op te leggen jeugddetentie te matigen. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsman nog aangevoerd dat de reeds ondergane jeugddetentie veel indruk op verdachte heeft gemaakt, dat hij inmiddels inzicht heeft gekregen in de ernst van de feiten en dat verdachte zich in het kader van zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de voorwaarden met betrekking tot de nachtdetentie en dat hij daarnaast het ITB-Harde Kern traject positief heeft gevolgd.
Tot slot is de raadsman van mening dat de door de officier van justitie gevorderde werkstraf te veel van het goede is; verdachte zal het intensieve ITB Harde Kern traject moeten volgen, hij moet naar school en heeft nog een bijbaantje.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich in woord en daad, samen met zijn mededader, schuldig heeft gemaakt aan twee gewelddadige gewapende straatroven op twee willekeurig uitgekozen slachtoffers, waarbij ze - onherkenbaar vermomd- niet alleen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een stroomstootwapen hebben getoond, maar deze laatste ook daadwerkelijk hebben gebruikt (feit 1).
Verdachte (en medeverdachte) heeft met zijn op geld gerichte handelwijze op geen enkele manier rekening gehouden met de gevolgen die zijn daden voor de slachtoffers zouden kunnen hebben en heeft het gevoel van veiligheid van de slachtoffers in ernstige mate aangetast. Dat de gedragingen voor de slachtoffers nadelige gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is onder andere gebleken uit de toelichting van de vordering tot schadevergoeding van slachtoffer [slachtoffer 1]. Straatroven veroorzaken ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een beschadiging van een pet.
Met name voor wat betreft de gewelddadige overvallen dient in beginsel te worden gereageerd met een forse straf.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met verdachtes (geringe) documentatie, met de omstandigheid dat verdachte zich in het kader van zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de voorwaarden met betrekking tot de nachtdetentie, dat hij gedurende ruim één maand het ITB Harde Kern traject positief en naar behoren heeft gevolgd, met de positieve ontwikkeling van verdachte in de afgelopen periode en met zijn open proceshouding waarmee hij de ernst van zijn daden en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers heeft erkend.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met de conclusie van voornoemd psychologisch rapport en met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming en van de jeugdreclassering, waarin onder andere een (ambulante) behandeling(en) en verplicht jeugdreclasseringscontact worden geadviseerd. De rechtbank hecht veel waarde aan een dergelijke behandeling(en) en begeleiding en acht deze absoluut noodzakelijk.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het
voorarrest op zijn plaats. Teneinde verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare
feiten te plegen, alsmede ter ondersteuning van een optimale medewerking van verdachte
aan het ITB Harde Kern traject, de behandeling(en) en de begeleiding van de jeugdreclassering, acht de rechtbank een forse voorwaardelijke jeugddetentie met de hierna te noemen bijzondere voorwaarden op zijn plaats.
Gelet op de persoon van verdachte en gelet op de ernst van de feiten, ziet de rechtbank geen aanleiding dit voorwaardelijke deel te matigen en acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, zoals door de officier van justitie gevorderd, als stok achter de deur, in dit geval passend.
De rechtbank zal daarnaast, gelet op de ernst van de feiten en uit het oogpunt van vergelding en normhandhaving, de door de officier van justitie gevorderde werkstraf opleggen.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.403,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot het gevorderde bedrag en daarbij de maatregel tot schadevergoeding op te leggen.
De raadsman heeft zich met betrekking tot deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, die naar redelijkheid en billijkheid kan worden begroot op € 1.000,00. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden en wel tot het gevorderde bedrag van € 750,00. Verdachte is voor deze vordering naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De vordering dient tot een totaalbedrag van
€ 1.750,00 te worden toegewezen.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke artikelen
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 47, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
feiten 1 en 2 telkens :
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4 subsidiair:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 278 dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 180 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Gelderland, afdeling jeugdreclassering zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt en dat veroordeelde zal meewerken aan het ITB Harde Kern traject, ook als dit MST, Equip training of een soortgelijke behandeling/begeleiding inhoudt;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
* veroordeelt verdachte betreffende feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres] (bankrek.nummer [nummer]), van een bedrag van € 1.750,00, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.750,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 27 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Roelvink, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. Krijger en Steenhuisen, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2010.
1 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal met procesnummer
PL0640/2010068160-76, Afdeling Noord Oost Gelderland, District Achterhoek, Team recherche
Achterhoek, gesloten en ondertekend op 26 mei 2010 te Doetinchem
2 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal met procesnummer
2010002327-1, Afdeling Noord- en Oost Gelderland, Team Monferland, gesloten en
ondertekend op 7 maart 2010 te Didam
3 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal met procesnummer
20100018580-1, Politie Gelderland-Midden, District Arnhem Veluwezoom, Unit Noord,
Basis Politiezorg, gesloten en ondertekend op 18 februari 2010 te Arnhem
4 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal met procesnummer
PL0640/2010068160-76, Afdeling Noord Oost Gelderland, District Achterhoek, Team recherche
Achterhoek, gesloten en ondertekend op 26 mei 2010 te Doetinchem
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pag. 92-102
6 Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten, pag. 76-84
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 136-161
8 Proces-verbaal ter terechtzitting van 31 augustus 2010
9 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal met procesnummer
PL0640/2010068160-76, Afdeling Noord Oost Gelderland, District Achterhoek, Team recherche
Achterhoek, gesloten en ondertekend op 26 mei 2010 te Doetinchem
10 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pag. 190-196
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 136-161
12 Proces-verbaal ter terechtzitting van 31 augustus 2010
13 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal met procesnummer
20100018580-1, Politie Gelderland-Midden, District Arnhem Veluwezoom, Unit Noord,
Basis Politiezorg, gesloten en ondertekend op 18 februari 2010 te Arnhem
14 Proces-verbaal van aangifte door [naam 2]
15 Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten
16 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4]
17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte
18 Proces-verbaal ter terechtzitting van 31 augustus 2010