RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950133-10
Uitspraak d.d.: 7 september 2010
Tegenspraak / dip/oip
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1987],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zwolle.
Raadsman: mr. S.J. Jansen, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 augustus 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 januari 2010 te Apeldoorn ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van
het leven te beroven, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg
- meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel, in elk geval een hard
voorwerp, (met kracht) op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer]
heeft geslagen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een pistool, in elk geval een vuurwapen,
heeft geschoten op/in de richting van die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 31 januari 2010 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk
letsel, te weten:
- een of meerdere hoofdwond(en), en/of
- een kneuzing van het rechteroog / de rechteroogkas, en/of
- een schotwond in het linkeronderbeen
heeft toegebracht, door deze (telkens) opzettelijk, na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, met een
honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, (met kracht) op het hoofd en/of het
lichaam te slaan, en/of meermalen, althans eenmaal, met een pistool te
schieten in het (linker onder-)been van die [slachtoffer];
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 31 januari 2010 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf aan een persoon genaamd [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
althans eenmaal, met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp,
op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of
meermalen, althans eenmaal, met een pistool, in elk geval een vuurwapen,
heeft/hebben geschoten in het (linker onder-)been van die [slachtoffer].
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 31 januari 2010 te Apeldoorn ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] en/of [naam 3] en/of
[getuige A] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans
eenmaal, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, heeft geschoten op/in de
richting van die [slachtoffer] en/of [naam 3] en/of [getuige A], terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 31 januari 2010 te Apeldoorn ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer]
en/of [naam 3] en/of [getuige A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een pistool, in elk
geval een vuurwapen, heeft geschoten op/in de richting van die [slachtoffer] en/of
[naam 3] en/of [getuige A], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 31 januari 2010 heeft de Regionale Politie Meldkamer meerdere telefonische meldingen gekregen van getuigen dat nabij de kruising Arnhemseweg en Stoomwezenstraat te Apeldoorn een vechtpartij gaande was. Volgens de getuigen zou daarbij zijn geschoten. Toen de politie ter plaatse kwam, werden geen personen aangetroffen die bij de vechtpartij betrokken zouden zijn geweest2. Wel werd bloed gezien op het trottoir en op de muur van een gebouw. Verder zijn gescheurde/gedeformeerde mantels van kogelprojectielen aangetroffen3.
Van het Lukas ziekenhuis te Apeldoorn kreeg de politie de melding dat daar bij de spoedeisende hulp een persoon met een schotwond was binnengebracht4. Het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], had ook een hoofdwond5. [slachtoffer] verklaarde tegenover de politie dat [medeverdachte B] hem met een honkbalknuppel op zijn hoofd had geslagen en dat [verdachte A] (verdachte) op hem had geschoten, waarbij hij is geraakt in zijn been.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Met betrekking tot het eerste feit meent de officier van justitie dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende volgt dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte B], dat van medeplegen kan worden gesproken. Het slaan op het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer] met een honkbalknuppel kan verdachte daarom niet worden aangerekend. Verdachte dient van dit onderdeel in de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Hij heeft hiertoe betoogd dat er onvoldoende bewijs is dat er is geschoten. Volgens hem valt dit alleen af te leiden uit de verklaring van aangever. Er is geen wapen gevonden, evenmin zijn kogels en kruitsporen gevonden. Voor zover al kan worden aangenomen dat er wel is geschoten, dan is er geen of onvoldoende bewijs dat zijn cliënt heeft geschoten.
De raadsman heeft verder betoogd dat, voor zover het schieten door zijn cliënt wel kan worden bewezen, er geen bewijs is dat sprake is geweest van voorbedachte rade. Veeleer is sprake van een ongeplande samenloop van omstandigheden. Volgens hem kan opzet op de dood van de slachtoffers niet bewezen worden. Uit de verklaringen blijkt niet dat er gericht is geschoten. Gelet op de jurisprudentie is er ook geen sprake van voorwaardelijk opzet, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit diverse getuigenverklaringen van zowel omwonenden als voorbijgangers komt naar voren dat op 31 januari 2010 een vechtpartij heeft plaatsgevonden nabij de kruising Arnhemseweg en Stoomwezenstraat te Apeldoorn waarbij is geschoten. Zo heeft getuige [getuige C] verklaard6 dat hij vanuit zijn woonkamer zicht heeft op de Arnhemseweg en de Stoomwezenstraat. Op 31 januari 2010 omstreeks 19.45 uur hoorde hij schreeuwende mensen op straat. Op een gegeven moment hoorde hij knallen. Hij heeft acht jaar in het leger gezeten en herkende de knallen als schoten van een gemiddeld kaliber vuurwapen. Hij hoorde vijf schoten. Hij is naar buiten gegaan en rook een kruitlucht van de munitie. Getuige [getuige E] heeft verklaard7 dat hij op 31 januari 2010 omstreeks 20.00 uur in de Kastanjehof aan de Arnhemseweg te Apeldoorn was. Hij heeft enkele knallen gehoord en zag dat iemand aan het schieten was. Hij zag vuurpluimen. Hij denkt dat er vijf à zeven keer is geschoten.
Verbalisanten hebben gerelateerd8 dat het incident zich heeft afgespeeld op de T-kruising van de Stoomwezenstraat met de Arnhemseweg binnen de bebouwde kom van Apeldoorn. Op de plaats delict werden onder andere vier gescheurde/gedeformeerde mantels van kogelprojectielen aangetroffen. Ook werd bloed aangetroffen.
Gelet op de genoemde getuigenverklaringen in samenhang met het proces-verbaal waarin verbalisanten hebben gerelateerd dat vier gescheurde/gedeformeerde mantels van kogelprojectielen zijn aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat er is geschoten.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte heeft geschoten. Aangever [slachtoffer] heeft in dit verband verklaard9 dat hij schoten hoorde vanaf de hoek Stoomwezenstraat, nabij de Arnhemseweg. Daar stond verdachte. Hij zag dat verdachte met twee armen vooruit stond. Hij hoorde schoten en voelde iets aan zijn been. Bij de rechter-commissaris heeft aangever eveneens verklaard dat verdachte heeft geschoten. Hij heeft toen verklaard10 dat hij, nadat hij klappen had gekregen, knallen hoorde en iets aan zijn been voelde. Hij zag dat verdachte op hem schoot. Verdachte stond met één gesterkte arm vooruit, en richtte op hem. Hij stond op de hoek van de Stoomwezenstraat en de Arnhemseweg. Hij heeft in ieder geval vijf schoten gehoord. Hij weet heel zeker dat verdachte heeft geschoten. Hij kent verdachte al twaalf jaar.
Ook getuige [getuige A] heeft verklaard11 dat hij zag dat verdachte vanaf de hoek van de flat aan de Arnhemseweg en de Stoomwezenstraat stond te schieten.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van een vooropgezet plan om het slachtoffer te doden. Poging tot moord kan dan ook niet worden bewezen.
Anders dan de raadsman overweegt de rechtbank dat er wel sprake is van voorwaardelijk opzet gericht op de dood van het slachtoffer [slachtoffer]. De rechtbank wijst in dit verband op het proces-verbaal van bevindingen dat verbalisant heeft opgemaakt betreffende de verklaringen van de getuigen [getuige F] en [getuige G] en waaruit blijkt dat verdachte gericht heeft geschoten. Verbalisant heeft gerelateerd12 dat getuige [getuige G] heeft verklaard dat zij en [getuige F] op 31 januari 2010 omstreeks 20.00 uur terugreden van [coffeshop]. Ze reden richting de kruising Arnhemseweg met de Stoomwezenstraat. Op de parkeerplaats stond een jongen die met zijn armen zijn hoofd afschermde. Op de hoek van het appartementen-complex aan de Arnhemseweg met de Stoomwezenstraat zag zij, [getuige G], een jongeman met zijn benen uit elkaar staan, zijn gezicht richting de Laan van de Mensenrechten. Ze zag dat de man een pistool in zijn hand hield en dit richtte in de richting van de jongeman die op de parkeerplaats met zijn armen zijn hoofd beschermde. Getuigen hoorden en zagen dat de man met het pistool meerdere malen schoot. Ook getuige [getuige H] heeft verklaard13 dat zij een jongen heeft gezien met een pistool in zijn rechterhand die gericht schoot. Hij had zijn rechterarm gestrekt in de richting van de Arnhemseweg. Zij, [getuige H], kon niet zien op wie hij aan het schieten was, maar wel dat hij gericht op een punt schoot. Ze zag dat hij stil bleef staan en in dezelfde richting bleef schieten. Ze heeft hem twee schoten zien afvuren; toen dook ze weg en hoorde ze nog een derde schot.
Daarbij merkt de rechtbank op dat het slachtoffer [slachtoffer] door een kogel is geraakt. Uit de letselbeschrijving van de forensisch arts Van Douveren14 blijkt dat [slachtoffer] aan het linker onderbeen twee open wonden had die zijn ontstaan door een (mogelijk weerkaatste) kogel.
Door zo gericht op [slachtoffer] te schieten heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] dodelijk verwond zou kunnen worden. Aldus heeft verdachte gehandeld met opzet in de zin van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande poging tot doodslag bewezen.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er uit het proces-verbaal niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte B]. Verdachte kan, alleen handelend, het schieten met een vuurwapen worden aangerekend. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde voor zover dit betreft het slaan met een knuppel.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet duidelijk is geworden waar alle bij de vechtpartij betrokken personen zich bevonden op het moment dat is geschoten. Met uitzondering van [slachtoffer] hebben geen andere personen aangifte gedaan. Evenmin zijn andere personen gewond geraakt. Dat gericht op de in de tenlastelegging genoemde personen is geschoten, acht de rechtbank daarom niet bewezen. Verdachte dient daarom van de poging tot doodslag op die personen te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 31 januari 2010 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een pistool, in elk geval een vuurwapen, heeft geschoten op/in de richting van die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Hij heeft gebruik gemaakt van een gevaarlijk wapen en daarmee gericht op het slachtoffer geschoten. Hij heeft daarbij het risico genomen dat zijn slachtoffer het met de dood had moeten bekopen. Dat de verwondingen van het slachtoffer achteraf meevallen, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de ernst van het feit niet af. Daar komt bij dat de schietpartij plaatsvond op de openbare weg, terwijl daar ook niets vermoedende voorbijgangers aanwezig waren, waaronder bezoekers van het nabij gelegen revalidatiecentrum en bezoekers van de nabij gelegen coffeeshop. Door zijn handelen heeft verdachte derhalve meer mensen dan alleen het uiteindelijke slachtoffer in gevaar gebracht. In dit verband merkt de rechtbank op dat gebleken is dat twee mantels van kogelprojectielen zijn aangetroffen onder de overkapping van het revalidatiecentrum. Naar de ervaring leert zijn delicten als het onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij noch tijdens de verhoren bij de politie, noch op de terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven, doch zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank heeft ook de justitiële documentatie van verdachte in aanmerking genomen. Daaruit blijkt dat verdachte eerder delicten heeft gepleegd waarbij hij geweld heeft gebruikt. De rechtbank acht dit zorgelijk gezien de nog jonge leeftijd van verdachte.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen het mogelijke aandeel van het slachtoffer in de vechtpartij. Uit de getuigenverklaringen van onder meer omwonenden van de Arnhemseweg en de Stoomwezenstraat en uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte B] komt naar voren dat niet uitgesloten kan worden geacht dat het slachtoffer een stroomstootwapen heeft gehanteerd.
Alles afwegend acht de rechtbank, rekening houdend met de vrijspraak voor het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: poging tot doodslag;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Feraaune, voorzitter, Krijger en Boerwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 september 2010.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer BVH 2010014770, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Team Recherche Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 14 april 2010.
2 Stamproces-verbaal, p.13
3 Proces-verbaal, p.1391
4 Proces-verbaal van bevindingen, p.80
5 Proces-verbaal van bevindingen, p.83-85
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], p.209-211
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E], p.272
8 Proces-verbaal, p.1391
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.165
10 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] door de rechter-commissaris op 3 juni 2010, p.2/3
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p.200
12 Proces-verbaal van bevindingen, p.150
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige H], p.220
14 Letselbeschrijving door H.H.Q.P. van Douveren, forensisch arts GGD Gelre, p.1412