ECLI:NL:RBZUT:2010:BN5611
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Heenk
- A. van Valderen
- J. van der Mei
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugshandelzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 31 augustus 2010 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor de handel in speed en XTC. De rechtbank moest beslissen op de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1976 en woonachtig in [plaats], had een raadsman, mr. Lamers, die de verdediging voerde.
De rechtbank heropende het onderzoek naar aanleiding van een tussenvonnis van 2 juni 2010, waarin de stukken aan de officier van justitie waren overgedragen om te reageren op de verdediging. De rechtbank beoordeelde de bewijsstukken, waaronder een rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en concludeerde dat de door de politie gehanteerde methode voor de berekening niet voldoende betrouwbaar was. De rechtbank stelde vast dat van de 131 contacten in de mobiele telefoon van de verdachte, 41% met drugs in verband konden worden gebracht, maar dat deze gegevens onvoldoende waren om een redelijke kansberekening te maken voor het wederrechtelijk voordeel.
De rechtbank besloot het voordeel op een andere manier te schatten, waarbij werd gekeken naar de verklaring van de verdachte over zijn uitgaven aan eten en drinken van het drugsgeld. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte gedurende een periode van anderhalf jaar had gedeald en schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 1.520,--. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en de bewijsstukken, waarbij de rechtbank de belangen van de verdachte en de maatschappij in overweging nam.