ECLI:NL:RBZUT:2010:BN4863
Rechtbank Zutphen
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Nakoming van een vaststellingsovereenkomst inzake het vertrek van een huisarts uit een maatschap
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, ging het om de nakoming van een vaststellingsovereenkomst die op 29 maart 2010 was gesloten tussen [eiser] en [gedaagden], die samen een huisartsenmaatschap vormden. [eiser] had per 1 augustus 2010 zijn functie als huisarts in de maatschap neergelegd, en de overeenkomst bevatte afspraken over een coulancevergoeding van € 212.500,- die door [gedaagden] aan [eiser] zou worden betaald. De betaling zou in twee termijnen plaatsvinden, maar [gedaagden] weigerden deze overeenkomst na te komen, met als argument dat [eiser] hen tijdens de onderhandelingen niet volledig had geïnformeerd over zijn relatie met een patiënte van de praktijk, wat volgens hen een reden was om de overeenkomst te vernietigen op basis van bedrog of dwaling.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst bindend was, ondanks de bezwaren van [gedaagden]. De rechter stelde vast dat partijen na uitgebreide onderhandelingen tot overeenstemming waren gekomen en dat er al uitvoering was gegeven aan onderdelen van de overeenkomst. De rechter wees de vordering van [eiser] tot nakoming van de overeenkomst toe, met de voorwaarde dat [eiser] een bankgarantie zou stellen voor het bedrag van de coulancevergoeding. Daarnaast werd [gedaagden] opgedragen om binnen een bepaalde termijn mee te werken aan het vestigen van een tweede autorisatie bij de bank voor de maatschap.
De zaak illustreert de complexiteit van overeenkomsten binnen een maatschap en de juridische gevolgen van het niet nakomen van afspraken. De rechter benadrukte dat de term 'coulancevergoeding' niet de lading dekte, aangezien het vertrek van [eiser] een waarde vertegenwoordigde die aan hem vergoed moest worden. De uitspraak benadrukt ook het belang van transparantie en eerlijkheid in onderhandelingen, vooral in professionele samenwerkingsverbanden.