ECLI:NL:RBZUT:2010:BN3112
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. van de Wetering
- M. van der Hooft
- A. Boerwinkel
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in ontuchtzaak wegens onvoldoende bewijs
In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, heeft de Rechtbank Zutphen op 3 augustus 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het uittrekken van de broek van het slachtoffer en het betasten van diens geslachtsdeel, gepleegd op 27 juli 2009 in Frankrijk. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van het slachtoffer op 19 september 2009. Tijdens de zitting op 20 juli 2010 werd de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie primair verzocht om aanhouding van de zaak om een getuige te horen, maar ook subsidiair stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden op basis van de verklaring van het slachtoffer.
De verdediging voerde aan dat de beschuldigingen niet bewezen konden worden, aangezien er geen andere getuigen waren die de verklaring van het slachtoffer konden bevestigen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer onvoldoende was om tot een veroordeling te komen, omdat deze niet ondersteund werd door andere bewijsstukken of getuigenverklaringen. De rechtbank wees het verzoek van de officier van justitie om een getuige te horen af, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht voor de beoordeling van de zaak.
Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verklaring van het slachtoffer alleen niet voldoende was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J. van de Wetering, en de rechters mrs. M. van der Hooft en A. Boerwinkel, in aanwezigheid van griffier mr. Demmers.