RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850030-10
Uitspraak d.d.: 30 juli 2010
Verstek / dnip, onip
[verdachte],
geboren te [plaats] (Litouwen) op [1956],
wonende te [adres] (Litouwen),
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 16 juli 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 september 2008 te Harderwijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een trekker met oplegger daarmede rijdende over de weg, te weten de Stationslaan en/of Verkeerslaan en/of Westermeenweg, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
immers heeft/is hij verdachte,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- gereden over de rotonde/kruising van de Stationslaan en/of Verkeersweg en/of Westermeenweg, komende uit de richting van de Stationslaan en/of gaande in de richting van de Westermeenweg en/of
- afgeslagen naar rechts, teneinde de Westermeenweg in te rijden en/of
- terwijl kort voor die afslag naar de Westermeenweg, door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden en/of door middel van een bord B6, zoals bedoeld in Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, was aangegeven dat aan doorgaand verkeer op voornoemde rotonde/kruising voorrang moest worden verleend en/of
- waarbij hij, verdachte, zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde rotonde/kruising vrij was van verkeer en/of geen voorrang heeft verleend aan het doorgaande verkeer op die rotonde/kruising, te weten een fietser zijnde mevrouw [slachtoffer], die reed op de Stationslaan en/of gezien vanuit de rijrichting van verdachte, van rechts voornoemde rotonde/kruising opreed,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde trekker met oplegger en/of de door mevrouw [slachtoffer] bestuurde fiets,
waardoor die mevrouw [slachtoffer] werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, tengevolge waarvan die mevrouw [slachtoffer] is overleden;
art 175 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 18 september 2008 in de gemeente Harderwijk als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, te weten de Stationslaan en/of Verkeerslaan en/of Westermeenweg, althans enige weg,
- heeft gereden over de rotonde/kruising van de Stationslaan en/of Verkeersweg en/of Westermeenweg, komende uit de richting van de Stationslaan en/of gaande in de richting van de Westermeenweg en/of
- is afgeslagen naar rechts, teneinde de Westermeenweg in te rijden en/of
- terwijl kort voor die afslag naar de Westermeenweg, door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden en/of door middel van een bord B6, zoals bedoeld in Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, was aangegeven dat aan doorgaand verkeer op voornoemde rotonde/kruising voorrang moest worden verleend en/of
- waarbij hij, verdachte, zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde rotonde/kruising vrij was van verkeer en/of geen voorrang heeft verleend aan het doorgaande verkeer op die rotonde/kruising, te weten een fietser zijnde mevrouw [slachtoffer], die reed op de Stationslaan en/of gezien vanuit de rijrichting van verdachte, van rechts voornoemde rotonde/kruising opreed,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde trekker met oplegger en/of de door mevrouw [slachtoffer] bestuurde fiets,
waarbij die mevrouw [slachtoffer] werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, tengevolge waarvan die mevrouw [slachtoffer] is overleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
1. Op 18 september 2008 heeft een ongeval plaatsgevonden op de Westermeenweg te Harderwijk. Het ongeval vond plaats nabij de rotonde waar de Westermeenweg, de Stationslaan en de Verkeersweg bij elkaar komen. Bij het ongeval waren een combinatie van een trekker met oplegger en een fietser betrokken.2
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3. Verdachte en/of een raadsman/-vrouw zijn niet terechtzitting verschenen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij op bedoelde rotonde rechtsaf moest slaan. Hij heeft zijn knipperlicht ingeschakeld naar rechts. Voordat hij rechtsaf ging, heeft hij goed gekeken of er niemand aan kwam. Er waren volgens hem geen fietsers. Voorts heeft hij verklaard, dat hij langzaam reed toen hij rechtsaf sloeg.
Beoordeling door de rechtbank
4. Op 18 september 2008 reed de bestuurder van een trekker met oplegger driekwart over de rotonde van de Stationslaan/Verkeersweg/Westermeenweg te Harderwijk, komende uit de richting van de Stationslaan en gaande in de richting van de Westermeenweg.3 Tijdens het rechts afslaan, verleende de bestuurder geen voorrang aan een van rechtskomende fietser. Deze fietser botste waarschijnlijk met haar voorwiel tegen de dieseltank aan de rechterzijde van de trekker, kwam ten val en werd overreden door de rechterwielen van de oplegger.4 Indien de bestuurder eerder op de rotonde het (fiets)verkeer van rechts had waargenomen en hiervoor had afgeremd of gestopt, had de aanrijding niet hoeven plaatsvinden. De fietser, [slachtoffer], reed over het fietspad van de Stationslaan te Harderwijk, komende uit de richting van de binnenstad en gaande in de richting van het station. De fietser had ook kunnen stoppen voor de rechtsafslaande trekker met oplegger.5
5. Verdachte was de bestuurder van de bij het ongeval betrokken trekker met oplegger.6
6. Als gevolg van het ongeval is de fietser, [slachtoffer], overleden.7
7. Voor de trekker met oplegger bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 50 kilometer per uur. Op de rotonde stond voor de afslag naar de Westermeenweg een bord model B6 (verleen voorrang) bijlage I RVV 1990 en op het wegdek waren haaientanden als bedoeld in artikel 1 onder p RVV 1990 aangebracht.8
8. De politie heeft een tachograafschijf onderzoek verricht, waaruit naar voren is komen dat de trekker met oplegger met 22 kilometer per uur de rotonde verliet en de Westermeenweg opreed. De combinatie kruiste daarbij het fietspad waar het ongeval plaatsvond met de daar rijdende fietser.9
9. Uit onderzoek naar de spiegelstanden van de trekker met oplegger bleek dat de fietser geruime tijd in de dode hoek van de trekker kon blijven rijden. Ook als alle spiegels van de trekker zouden hebben voldaan aan de geldende Nederlandse normen, zou de fietser mogelijk enige tijd niet zichtbaar zijn geweest voor verdachte. 10 Bij een reconstructie bleek de fietser (kort) voor de kruising geruime tijd in de zogenaamde dode hoek van de trekker met oplegger te blijven.11 De politie heeft geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat de fietser gedurende enige tijd zichtbaar is geweest voor verdachte. De trekker met oplegger had vlak voor het plaatsvinden van het ongeval waarschijnlijk een hogere (gemiddelde) snelheid dan de fietser. Daardoor is het onwaarschijnlijk dat de fietser op geen enkel moment zichtbaar was voor verdachte door permanente afdekking van de A-stijl en de spiegels aan de rechterzijde van de trekker. De fietser was voor verdachte zeer waarschijnlijk gedurende enige tijd zichtbaar door de voorruit van de trekker en kort door de rechter zijruit.12 Voor de fietser was de naderende combinatie op de rotonde zeer waarschijnlijk goed zichtbaar.13 Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet uitgesloten worden dat verdachte de fietser mogelijk enige tijd niet gezien heeft.
10. Verdachte heeft verklaard dat hij bij het verlaten van de rotonde wist dat fietsers voorrang hebben. Voorts heeft hij verklaard, dat hij - voordat hij afsloeg - keek en dat hij geen fietsers zag.14
11. De rechtbank overweegt ten aanzien van het primair ten laste gelegde dat verdachte geen voorrang verleend heeft aan het slachtoffer. Deze enkele overtreding brengt, mede gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet zonder meer met zich mee dat verdachte zeer, althans opmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gehandeld. Er zijn evenwel situaties denkbaar waarbij meer zorgvuldigheid van de bestuurder van de voertuig verwacht mag worden, maar deze situatie doet zich in het onderhavige geval niet voor. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
12. Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Vooropgesteld wordt dat artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 ziet op gevaarzettend gedrag van de bestuurder. Het artikel ziet in beginsel op ieder gedrag dat invloed heeft op de veiligheid en de vrijheid van het verkeer op de weg. De wetgever heeft niet de bedoeling gehad om elk gevaarzettend gedrag te verbieden. Gevaarscheppend gedrag zal in concreto een bepaalde, minimale ernst dienen te hebben om onder het bereik van het artikel te kunnen worden gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is er in het onderhavige geval zonder twijfel concreet gevaar ontstaan. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 18 september 2008 in de gemeente Harderwijk als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, te weten de Stationslaan en/of Verkeerslaan en/of Westermeenweg, althans enige weg,
- heeft gereden over de rotonde/kruising van de Stationslaan en/of Verkeersweg en/of Westermeenweg, komende uit de richting van de Stationslaan en/of gaande in de richting van de Westermeenweg en
- is afgeslagen naar rechts en
- terwijl kort voor die afslag naar de Westermeenweg, door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden en door middel van een bord B6, zoals bedoeld in Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, was aangegeven dat aan doorgaand verkeer op voornoemde rotonde/kruising voorrang moest worden verleend en
- waarbij hij, verdachte, zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en geen voorrang heeft verleend aan het doorgaande verkeer op die kruising, te weten een fietser zijnde mevrouw [slachtoffer], die reed op de Stationslaan en gezien vanuit de rijrichting van verdachte, van rechts voornoemde rotonde/kruising opreed,
waarbij en waardoor een botsing en een aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde trekker met oplegger en de door mevrouw [slachtoffer] bestuurde fiets,
waarbij die mevrouw [slachtoffer] werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, tengevolge waarvan die mevrouw [slachtoffer] is overleden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
13. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
14. Het bewezenverklaarde levert op de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
15. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
16. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden met een proeftijd van twee jaar, een geldboete van € 1.500,- (vijftienhonderd euro) bij niet voldoen te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 (één) jaar.
17. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
18. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder de gevolgen van het door verdachte veroorzaakte ongeval meegewogen, meer in het bijzonder het overlijden van de destijds 19-jarige [slachtoffer]. Het verlies van een dierbare trekt diepe, onherstelbare, sporen in het leven van de nabestaanden. Een straf in welke vorm dan ook kan niet opwegen tegen het verlies van een dierbare. Door zijn verkeersgedrag heeft verdachte dit onherstelbare leed veroorzaakt. Verdachte zal de rest van zijn leven ook met de mogelijk psychische gevolgen van het door hem veroorzaakte ongeval moeten leven.
19. Gelet op het vooroverwogene acht de rechtbank een straf als na te melden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
20. Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 750,-- (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juli 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0612/09-205258, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 2 november 2009.
2 Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (p.46)
3 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse (p.18)
4 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse (p.18 en 46)
5 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse (p.46)
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.106)
7 Proces-verbaal (p.99) en schriftelijk bescheid, inhoudende de lijkschouwing (los in dossier)
8 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse (p.23)
9 Proces-verbaal tachografisch onderzoek (p.85 en 86)
10 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse (p.43)
11 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse (p.44)
12 Proces-verbaal bevindingen (p.52-53) en proces-verbaal van reconstructie verkeersongeval (p.77-78)
13 Proces-verbaal van reconstructie verkeersongeval (p.78)
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.107)