RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/916402-10
Uitspraak d.d.: 30 juli 2010
tegenspraak / dagvaarding in persoon
[verdachte],
geboren te [plaats, 1984],
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Almelo.
Raadsvrouw: mr. M. Hoekzema, ter vervanging van mr. O.E. de Jong, beiden advocaat te Utrecht.
Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
28 juli 2010.
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 juli 2010 heeft de rechtbank te beslissen op:
- het verzoek van de raadsvrouw tot het horen van drie getuigen;
- het verzoek van de raadsvrouw om nader onderzoek te laten plaatsvinden aan de aanhangwagen van verdachte;
- het primair gedane verzoek van de raadsvrouw tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis en/of het subsidiair gedane verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
De raadsvrouw heeft verzocht drie getuigen te doen horen door de rechter-commissaris, welk verzoek zij voorafgaand aan de terechtzitting uitgebreid schriftelijk gemotiveerd heeft.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het horen van de getuigen.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om de getuigen [getuige A], [getuige B] en [getuige C] te horen toe.
Voorafgaand aan de zitting is door de verdediging verzocht een deskundige te benoemen teneinde nader onderzoek te verrichten naar de resten van de chemicaliën die zijn aangetroffen in de aanhangwagen van verdachte.
De officier van justitie heeft meegedeeld dat zij navraag heeft gedaan bij de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO). Daaruit blijkt dat uit de mogelijke resultaten van een onderzoek zoals door de raadsvrouw is verzocht, geen relevante conclusies kunnen worden getrokken. Het LFO dient onder andere meer te weten over de manier waarop de chemicaliën opgeslagen zijn geweest, de temperatuur en soortgelijke omstandigheden. Een onderzoek is moeilijk uitvoerbaar.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verzocht om het LFO nader te laten rapporteren omtrent haar bevindingen zoals door de officier van justitie ter terechtzitting zijn geschetst ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het bedoelde onderzoek.
De rechtbank wijst laatstgenoemd verzoek toe, met dien verstande dat het LFO nader rapporteert ten aanzien van de uitvoerbaarheid en de waardering van de resultaten van een dergelijk onderzoek.
Beslissingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis
De raadsvrouw heeft gesteld dat de ernstige bezwaren en gronden voor voorlopige hechtenis ontbreken en zij heeft opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit. Verdachte heeft een blanco strafblad en er is geen sprake van gevaar voor herhaling. Ook heeft verdachte een baan na zijn detentie. Voorts heeft zij op grond van artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit.
Subsidiair heeft zij schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit. Ter onderbouwing van het schorsingsverzoek heeft de raadsvrouw gesteld dat de persoonlijke belangen van verdachte dienen te prevaleren boven het maatschappelijk belang. In dat verband heeft zij aangevoerd dat, indien verdachte niet snel vrijkomt en werk vindt, de vriendin van verdachte hun woning gedwongen moet verlaten, omdat verdachte de huur niet meer kan betalen. Ook heeft de raadsvrouw een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, nu de voorlopige hechtenis van medeverdachte [medeverdachte] al lange tijd geschorst is.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen opheffing c.q. schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis. De ernstige bezwaren en gronden zijn aanwezig. Een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van strafvordering is niet aan orde, met name gelet op de omvang en frequentie van de leveringen. De raadsvrouw heeft evenmin relevante omstandigheden aangedragen die een schorsing rechtvaardigen. De officier van justitie hecht geen waarde aan de “arbeidsovereenkomsten” die door verdachte zijn getoond. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel, nu zich bij medeverdachte [medeverdachte] omstandigheden voordoen die bij verdachte niet aan de orde zijn.
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis af, nu de ernstige bezwaren en de gronden voor voorlopige hechtenis, zoals die hebben geleid tot het bevel gevangenhouding nog onverkort aanwezig zijn. De situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering doet zich naar het oordeel van de rechtbank thans niet voor.
Ten aanzien van de schorsing overweegt de rechtbank dat de kans op recidive, gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, ingeperkt kan worden door voorwaarden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis te stellen. De rechtbank beveelt de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van vrijdag 30 juli 2010 te 16.00 uur, onder de algemene voorwaarden en de voorwaarde dat verdachte zich zo spoedig mogelijk laat uitschrijven bij de Kamer van Koophandel als vennoot van [bedrijf] en dat hij alle banden met [bedrijf] verbreekt.
De schorsing van de voorlopige hechtenis zal bij aparte beslissing worden geminuteerd.
Zoals reeds ter terechtzitting van 28 juli 2010 is beslist, schorst de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd. De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte, met kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
• schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd;
• stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, zulks ten behoeve van het horen van de navolgende getuigen;
- [getuige A], [adres],
- [getuige B], [adres],
- [getuige C], [adres];
• bepaalt dat de officier van justitie het LFO en/of NFI nader laat rapporteren ten aanzien van de uitvoerbaarheid en de waardering van de resultaten van een onderzoek naar de aangetroffen chemicaliën in de aanhangwagen van verdachte zoals door de raadsvrouw is verzocht;
• wijst het verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis af;
• wijst het verzoek tot schorsing van het bevel voorlopige hechtenis toe met ingang van 30 juli 2010 te 16.00 uur onder de voorwaarden die staan vermeld in de afzonderlijk gegeven beschikking.
Deze beslissing is gewezen door mr. Kleinrensink, voorzitter, mrs. Troost en Boerwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juli 2010.