ECLI:NL:RBZUT:2010:BN0910

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850225-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Kleinrensink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door twee of meer personen en opzetheling in de megazaak ‘Zeepkruid’

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Zutphen op 12 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot diefstal en opzetheling. De verdachte, geboren in Indonesië, werd beschuldigd van het plegen van een poging tot diefstal in vereniging met anderen in de periode van 16 tot en met 17 november 2009 te Duiven. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van goederen, waaronder weed en geld, uit een woning, alsook het voorhanden hebben van een vogelhuisje en een webcam, waarvan de verdachte wist dat deze door misdrijf verkregen waren. Dit alles vond plaats in het kader van de megazaak ‘Zeepkruid’, waarin twaalf verdachten terechtstonden voor hun betrokkenheid bij meerdere gewapende overvallen en inbraken in de regio.

De politierechter achtte de poging tot diefstal bewezen op basis van getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis zou worden opgelegd. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechter hield rekening met de impact van de misdrijven op het slachtoffer, die door de gebeurtenissen zich niet meer veilig voelde in zijn eigen huis. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers van dergelijke delicten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Politierechter
Parketnummer: 06/850225-10
Uitspraak d.d.: 12 juli 2010
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte F],
geboren te [plaats] (Indonesië) op [1977],
wonende te [plaats, adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juni en 28 juni 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2009 tot en met 17 november 2009
te Duiven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres 1]) weg te nemen weed en/of geld en/of een of meer andere
goederen , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
met voormeld oogmerk
- een bivakmuts en/of handschoenen en/of een nijptang en/of een klauwhamer
en/of ander inbrekerswerktuig in een auto heeft/hebben meegenomen en/of
vervoerd en/of
- met die auto naar die woning is/zijn toegereden en/of
die auto in de nabijheid van die woning heeft/hebben geparkeerd en/of
- naar die woning is/zijn toegelopen en/of
- tegen een (voor)deur) heeft/hebben geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
[medeverdachte A] en/of [medeverdachte E] in of omstreeks de periode van 16 november
2009 tot en met 17 november 2009 te Duiven ter uitvoering van het door die
[medeverdachte A] en/of [medeverdachte E] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1]) weg te nemen
weed en/of geld en/of een of meer andere goederen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan die [medeverdachte A] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in die periode te
Duiven en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- zijn, verdachtes, auto ter beschikking te stellen voor het vervoeren van
die [medeverdachte A] en/of [medeverdachte E] naar/in de nabijheid van genoemde woning en/of
- in de nabijheid van die woning in de auto te wachten totdat die [medeverdachte A]
en/of [medeverdachte E] terug zouden komen en/of
- die [medeverdachte A] en/of [medeverdachte E] na de diefstal te vervoeren en/of terug te rijden
naar/in de richting van de woonplaats van die [medeverdachte A] en/of [medeverdachte E];
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2009 tot en met 17 november
2009 te Duiven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de tuin van
een woning ([adres 1]) heeft weggenomen een vogelhuisje en/of een webcam ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2009 tot en met 19 november
2009 te Duiven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een vogelhuisje en/of een webcam heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
dat vogelhuisje en/of die webcam wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(art 417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht*
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 22 september 2009 is gepoogd een overval te plegen op de woning aan de [adres 1 in plaats]. Uit getuigenverklaringen kwam naar voren dat nabij de woning aan[adres 1 in plaats] een auto met het kenteken [kenteken 1] was gesignaleerd2.
Twee dagen later, op 24 september 2009, werd aangifte gedaan van een gewelddadige overval op de woning aan de [adres 2 in plaats]. Opvallend daarbij was dat uit getuigenverklaringen en meldkamergesprekken naar voren kwam dat ook bij dat voorval een auto was gesignaleerd met het kenteken [kenteken 1]3.
Omdat er ook gewapende overvallen hadden plaatsgevonden in Twello en Rekken werd op 5 oktober 2009 een opsporingsonderzoek gestart onder de naam Zeepkruid.
De Rijksdienst voor het Wegverkeer gaf als informatie dat de meergemelde auto op naam had gestaan van [medeverdachte A], maar dat die auto inmiddels op naam was gezet van [moeder medeverdachte A], zijnde de moeder van [medeverdachte A]4.
Vanaf 9 oktober 2009 heeft de officier van justitie die leiding gaf aan het Zeepkruid-onderzoek bevolen dat een reeks van telefoonnummers werd afgeluisterd.
Mede uit de inhoud van die afgeluisterde gesprekken kwam naar voren dat [medeverdachte A] vanaf 5 november 2009 als verdachte van zowel de poging tot overval in Duiven als de overval in Apeldoorn kon worden aangemerkt.
Op 17 november 2009, was bij een politiecontrole in Duiven, in de omgeving van de [adres 1], een auto staandegehouden, waarin de verdachte [medeverdachte A] en twee anderen, te weten [verdachte F] en [medeverdachte E] zaten5. De politie had gezien dat [medeverdachte A] probeerde een soort kistje onder zijn stoel te schuiven. De politie was op dat moment niet op de hoogte van de diefstal van een vogelhuisje (met daarin een webcam) bij [slachtoffer A] aan de [adres 1]. Daarom is niet op dat "kistje" gereageerd (al werden wel inbrekersgereedschap, een bijl en een bivakmuts in beslag genomen.
Nadat [slachtoffer A] aangifte had gedaan van diefstal van dat vogelhuisje werden ook [verdachte F] en [medeverdachte E] als verdachten aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 primair en 2 subsidiair.
Beoordeling door de politierechter
Feit 1
De politierechter acht poging tot diefstal in vereniging bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte6, de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte E]7, het proces-verbaal van bevindingen8 en de aangifte van [slachtoffer A]9.
Feit 2
De politierechter is met de officier van justitie van oordeel dat diefstal niet bewezen kan worden. Niet is gebleken van een bewuste en nauwe samenwerking betreffende de diefstal van het vogelhuisje en de webcam. De politierechter acht opzetheling wel bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte10, de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte E]11 en de aangifte van [slachtoffer A]12.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode van 16 november 2009 tot en met 17 november 2009 te Duiven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] weg te nemen weed en/of geld en/of een of meer andere goederen, toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededaders
met voormeld oogmerk
- een bivakmuts en een nijptang en een klauwhamer en/of ander inbrekerswerktuig in een auto hebben meegenomen en vervoerd en
- met die auto naar die woning zijn toegereden en die auto in de nabijheid van die woning hebben geparkeerd en
- naar die woning zijn toegelopen en
- tegen een (voor)deur) heeft/hebben geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 16 november 2009 tot en met 19 november 2009 te Duiven, een vogelhuisje en een webcam voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat vogelhuisje en die webcam wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1, primair: Poging tot diefstal door twee of meer personen;
Feit 2 subsidiair: Opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten en een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De politierechter heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot diefstal puur uit financieel gewin. Hij heeft zich er geen rekenschap van gegeven wat voor impact zijn handelen en dat van zijn mededaders op het slachtoffer heeft. De politierechter merkt in dit verband op dat aangever [slachtoffer A] heeft verklaard dat hij tijdelijk elders heeft gewoond omdat hij zich niet fijn meer voelde in zijn eigen huis. Naar de ervaring leert zijn delicten als het onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend is de politierechter van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is.
De politierechter zal de gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De politierechter:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1, primair: Poging tot diefstal door twee of meer personen;
Feit 2 subsidiair: Opzetheling.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mr. Kleinrensink, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009100087-D, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, gesloten en ondertekend op 13 april 2010.
2 Proces-verbaal van verhoor van een anonieme getuige, p.1809
3 Proces-verbaal van bevindingen, p.2328, p.2331/2332
4 Proces-verbaal ambtelijk verslag, p.2336
5 Proces-verbaal van bevindingen, p.2652-2656
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte F], p.2747/2748
7 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte E], p.2766-2768
8 Proces-verbaal van bevindingen, p.2652-2656
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p.2657/2658
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte F], p.2747/2748
11 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte E], p.2766-2768
12 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p.2657/2658