RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/940037-10
Uitspraak 1 juni 2010
Tegenspraak - dnip
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1989],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. M. van Kan, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 mei 2010.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 januari 2010, te Rekken, gemeente Berkelland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres1] heeft
weggenomen 2 flatscreens en/of een horloge en/of een nintendo ds en/of een
doos met sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (zaak 1)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 2 december 2009 tot en met
3 december 2009, te Eibergen, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning aan de [adres3] heeft weggenomen
geld en/of sieraden en/of sleutels en/of een handlamp en/of een portemonnee
met inhoud, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming; (zaak 5)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 11 december 2009 tot en met 12 december
2009, te Rietmolen, gemeente Berkelland, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres4],
heeft weggenomen een sieraden en/of (een) horloge(s) en/of een bijouteriedoos
en/of een spanningmeter en/of drie/twee luchtbuksen en/of een jachtgeweer
en/of geld en/of een bankpas en/of een laptop en/of (een) autosleutel(s) van
een Ford Fiesta, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
dhr. [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming; (zaak 6)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 25 december 2009 tot en met
27 december 2009, te Eibergen, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning aan de [adres14] heeft weggenomen
sieraden en/of een fotocamera's en/of DVD's en/of waardepapieren en/of een
geldkist met inhoud en/of een scheerapparaat en/of munten en/of geld, in elk
geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer N], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming; (zaak 9)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 12 januari 2010, te Winterswijk, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning aan de [adres15] heeft weggenomen geld, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer O], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming; (zaak 15)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Vaststaande feiten / aanleiding tot het onderzoek.
Aanleiding voor het onderzoek was een woninginbraak aan de [adres2 te plaats] op donderdag 17 september 2009 tussen 08.00 uur en 15.00 uur. Bij een zoekslag in het BVH kwam een aantal woninginbraken in de wijk De Berkellanden te Eibergen naar boven, gepleegd in de periode tussen juni 2009 en 17 september 2009, waarbij een aantal specifieke kenmerken naar voren kwam. Aan de hand daarvan is medeverdachte [medeverdachte A] en vervolgens verdachte in beeld gekomen.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de bekennende verklaringen van verdachte, de bekennende verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte A], de verschillende aangiftes en het overige ondersteunende bewijsmateriaal zoals het aantreffen van goederen en de verklaring van de heler [naam].
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de mogelijke bewezenverklaring - uitgaande van de door verdachte afgelegde bekennende verklaringen - geconformeerd aan het standpunt van de officier van justitie, met dien verstande dat inzake feit 3 het onderdeel ziende op "een jachtgeweer" het niet bewezen kan worden verklaard aangezien daarvan geen aangifte is gedaan.
D. Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft over de verschillende hem verweten feiten zowel bij de politie als ter terechtzitting een bekennende verklaring2 afgelegd.
Verdachte heeft verklaard de feiten samen met [medeverdachte A] te hebben gepleegd.
Daarnaast zijn voor het bewijs voorhanden de aangifte van [slachtoffer A]3, de aangifte van [slachtoffer C]4, de aangifte van [slachtoffer D]5, de aangifte [slachtoffer N]6 en de aangifte van [slachtoffer O]7.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de navolgende feiten bewezen kunnen worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 t/m 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 19 januari 2010 te Rekken, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres1] heeft weggenomen 2 flatscreens en een horloge en een nintendo ds en een
doos met sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming;
hij in de periode van 2 december 2009 tot en met 3 december 2009 te Eibergen, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres3] heeft weggenomen geld en sleutels en een handlamp en een portemonnee met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
hij op een tijdstip in de periode van 11 december 2009 tot en met 12 december 2009. te Rietmolen, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres4] heeft
weggenomen sieraden en horloges en bijouteriedoos en een spanningmeter en twee luchtbuksen en geld en een bankpas en een laptop en autosleutels van een Ford Fiesta, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
hij op tijdstippen in de periode van 25 december 2009 tot en met 27 december 2009 te Eibergen, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres14] heeft weggenomen sieraden en fotocamera's en waardepapieren en een geldkist met inhoud en een scheerapparaat en munten en geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer N], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
hij op 12 januari 2010 te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres15] heeft weggenomen geld, toebehorende aan [slachtoffer O], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
5. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte wil de officier van justitie als bijzondere voorwaarde verbonden zien reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling voor het drugsgebruik en urinecontroles.
In de strafeis is rekening gehouden met twee ad informandum in de dagvaarding opgenomen feiten.
Daarnaast heeft de officier van justitie in zijn eis betrokken de ernst van de gepleegde feiten, de impact voor de slachtoffers en de onveiligheidsgevoelens in de samenleving, het door de reclassering uitgebrachte rapport en in het voordeel van verdachte dat hij relatief weinig zaken op zijn strafblad heeft staan.
De officier heeft voor de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten zoals deze door het LOVS worden gehanteerd, waarbij als uitgangspunt voor een woninginbraak tien weken gevangenisstraf wordt gehanteerd.
Door de raadsman is aangevoerd dat het een eenmalig gebeuren is en dat verdachte een omslag in zijn leven heeft gemaakt en nu op de goede weg is. De door de officier voorgestelde straf werkt in dat opzicht contraproductief, terwijl de samenleving daar ook niet bij is gebaat.
Door de raadsman is bepleit om het advies van de reclassering te volgen en verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de 41 dagen in voorarrest doorgebracht, met daarnaast een forse werkstraf.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Door de reclassering is geadviseerd8 verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf op te leggen conform het daartoe opgestelde Plan van Aanpak. Dit houdt in dat op grond van het recidiverisico en de criminogene factoren een toezicht is aangewezen, waarbij de onderwerpen drugsgebruik, werk, denkpatronen en vaardigheden extra aandacht zullen krijgen.
De kans op recidive wordt als laag ingeschat.
Een combinatie van verveling, cannabis en wederzijdse negatieve beïnvloeding heeft ertoe geleid dat verdachte en zijn mededader in een proces kwamen dat voor beiden niet meer te stoppen was. Bij verdachte zijn geen psychische of andere emotionele problemen geconstateerd anders dan dat verdachte moeilijk nee kan zeggen en zeer makkelijk beïnvloedbaar is.
Verdachte heeft inzicht getoond in zijn delictgedrag, herkent zijn eigen aandeel daarin en wil recidive voorkomen. Hij wil graag veranderen en is intern gemotiveerd.
De reclassering9 heeft in een tweede rapport vermeld dat verdachte zich ingezet heeft om werk te vinden en daarin geslaagd is. Mede doordat verdachte werk heeft, blowt hij minder.
De rechtbank heeft voor de strafmaat tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder parketnummer 06/950052-10.
Het gaat daarbij om de navolgende zaken:
Feitgegevens (pleegperiode, -lokatie, -plaats, -gemeente, omschrijving feit)
1. 24 oktober 2009, Enschede, Gem. Enschede
Diefstal/verduistering /heling van een portemonnee met ID-kaart (zaak 2);
3. 22 december 2009, [adres12 te plaats], Gem. Berkelland,
Poging tot diefstal in vereniging uit woning [adres12] (zaak 7);
Aannemelijk is immers geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd - verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Verdachte heeft zich in een periode van anderhalve maand schuldig gemaakt aan vijf woninginbraken, samen met [medeverdachte A].
Bij de woninginbraken werd niet geschroomd om op klaarlichte dag in te breken, hetgeen getuigt van een zekere onverschrokken mentaliteit van de dader. Daarbij werden woningen compleet overhoop gehaald en troffen de bewoners bij terugkomst in hun woning een puinhoop aan.
Voor gedupeerden veroorzaken woninginbraken, naast materiële schade, ook een gevoel van onveiligheid en veel ergernis. Met name woninginbraken vormen een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Daarnaast wordt het algemeen gevoel van onveiligheid aangewakkerd.
Ten voordele van verdachte weegt dat hij niet eerder met politie en justitie in contact gekomen terzake van dit soort strafbare feiten10.
Voor het plegen van een woninginbraak door middel van braak/verbreking met relatief weinig schade - uitgaande van een first-offender - wordt in de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren) een gevangenisstraf van tien weken gehanteerd.
In die zin zou een strafoplegging als door de officier van justitie gevorderd op zijn plaats zijn.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om die eis niet te volgen. De rechtbank heeft daarbij met name gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, op het advies van de reclassering en de daaraan ten grondslag liggende beschouwingen, het thans door verdachte ingezette traject en het feit dat verdachte schoon schip heeft gemaakt en gemotiveerd is om een andere invulling aan zijn leven te geven.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van aanzienlijke duur met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd en daarnaast een aanzienlijke werkstraf.
Verdachte dient zich daarbij te realiseren dat hij niet moet terugvallen in crimineel gedrag en dat hij deze kans moet benutten om te laten zien dat hij daadwerkelijk in staat is om de positieve lijn die zich nu lijkt te hebben ingezet vast te houden.
De rechtbank acht deze beslissing passend en in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Vorderingen tot schadevergoeding
[slachtoffer C] heeft zich met een vordering11 tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 707,19 (de niet door de verzekeraar vergoede schade) in het strafproces gevoegd inzake het onder 2 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer O]12 heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 350,-- (niet verzekerde schade en niet vergoede braakschade), gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
Ten aanzien van de verschillende vorderingen heeft de officier van justitie als standpunt ingenomen:
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer C] tot een bedrag van
€ 232,19, eveneens met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige omdat de vordering niet van eenvoudige aard is ten aanzien van de onder punt 7 opgevoerde schadepost in samenhang met de onder 4 opgevoerde post;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer O] tot een bedrag van
€ 250,--, eveneens met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De geclaimde schadevergoeding terzake niet vergoede braakschade is onterecht, aangezien er sprake is van een telfout in de offerte van het schildersbedrijf.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer C] geconformeerd aan de officier van justitie. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer O] heeft de raadsman de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit, omdat niet aannemelijk is - gelet op de verklaringen van de beide verdachten - dat er een bedrag van € 1.500,-- is ontvreemd. De € 100,-- terzake niet vergoede braakschade is door de verzekeraar kennelijk niet uitgekeerd, omdat er sprake is van een telfout in de door het schildersbedrijf uitgebrachte offerte.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij [slachtoffer C], zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 232,19 en de vordering de rechtbank in zoverre niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal de vordering worden toegewezen tot dat bedrag. De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu de vordering wegens betwisting en ontbrekende onderbouwing niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor het overige slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer O] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de - betwiste - vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. Door de verzekeringsmaatschappij is reeds een bedrag aan de benadeelde partij vergoed, terwijl de rechtbank op basis van de verklaringen van verdachte en zijn mededader niet zonder meer aannemelijk acht dat een hoger geldbedrag dan het reeds uitgekeerde bedrag van de benadeelde is ontvreemd. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Omdat het overige schadebedrag ziet op een post gebaseerd op een telfout in de door het schildersbedrijf uitgebrachte offerte, zal de rechtbank de benadeelde partij ook voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedragen ten behoeve van genoemde slachtoffer [slachtoffer C].
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de in beslag genomen voorwerpen als vermeld onder de nummers 2 t/m 5 op de lijst "beslissing over in beslag genomen voorwerpen".
Van de overige goederen onder de nummers 1 en 6 kan teruggave worden gelast.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de afdoening van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 2 t/m 5 worden door de rechtbank deels beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven aangetroffen, behoren aan verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke misdrijven, terwijl een en ander van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
De rechtbank zal daarom deze voorwerpen aan het verkeer onttrokken verklaren.
Wat betreft de voorwerpen onder de nummers 1 en 6 zal de teruggave worden gelast aan de veroordeelde danwel de rechthebbende, nu zich daar geen strafvorderlijk belang tegen verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14c, 14b, 22c, 22d, 24c, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 t/m 5 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
5. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 222 (tweehonderdtweëentwintig) dagen;
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 180 (honderdtachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 maanden;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen als vermeld op de lijst "beslissing over inbeslaggenomen voorwerpen" onder de nummers 2 t/m 5;
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde danwel de rechthebbende, te weten voorwerpen als vermeld op de lijst "beslissing over inbeslaggenomen voorwerpen" onder de nummers 1 en 6;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer C], [adres3], [plaats] (bankrekeningnummer [nummer]) een bedrag van € 232,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2009 en betaling van de kosten van het geding en de kosten van de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke
rechter kan aanbrengen;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer C] voornoemd, een bedrag te betalen van € 232,19 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2009, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 4 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer O], [adres15], [plaats], niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* verwijst de benadeelde partij [slachtoffer O] in de door verdachte gemaakte proceskosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Troost en Draisma, rechters, in
tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
1 juni 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. 2010042279 van de Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Achterhoek, gedateerd 26 maart 2010 (voor zover niet anders is vermeld)
2 Verklaring verdachte, dossierpag. en zijn verklaring ter terechtzitting
3 Aangifte [slachtoffer A], dossierpag. 323, 324 en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag. 326 -330
4 Aangifte [slachtoffer C], dossierpag. 491 t/m/ 493, en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag. 495
5 Aangifte [slachtoffer D], dossierpag. 525 t/m 527, en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag.530 t/m 532
6 Aangifte [slachtoffer N], dossierpag. 633/634, en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag. 636/638
7 Aangifte [slachtoffer O], dossierpag.897/898
8 Voorlichtingsrapport Reclassering Nederland gedateerd 9 maart 2010, opgemaakt door de reclasseringswerker Eijssink
9 Rapport reclassering 'Advies verdere vervolging' gedateerd 17 mei 2010
10 Uittreksel justitiële documentatie gedateerd 4 februari 2010
11 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer C] gedateerd 5 mei 2010
12 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer O] gedateerd 21 april 2010