Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 111862 / KG ZA 10-96
Vonnis in kort geding van 1 juni 2010
1. [eiser A],
2. [eiser B],
3. [eiser C],
allen werkzaam bij eiseres sub 4,
4. de publiekrechtelijke rechtspersoon POLITIEREGIO NOORD- EN OOST- GELDERLAND,
zetelend te Apeldoorn,
eisers,
advocaat mr. drs. S.M. Kingma te ‘s-Gravenhage,
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde,
advocaat mr. P.W.M. Huisman te Amsterdam.
Gedaagde zal hierna [gedaagde] genoemd worden. Eisers zullen afzonderlijk [eiser A], [eiser B], [eiser C] en de Politieregio genoemd worden en [eiser A], [eiser B] en [eiser C] zullen gezamenlijk worden aangeduid als de politieambtenaren.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van eisers,
- de pleitnota van [gedaagde].
2. De feiten
2.1. [eiser A], [eiser B] en [eiser C] zijn politieambtenaren in dienst van de Politieregio.
2.2. In maart 2006 hebben de politieambtenaren opdracht gekregen om schrijfproeven af te nemen in de Deventer moordzaak waarin, na een rechtsgang in drie instanties en een herzieningsprocedure, de heer [veroordeelde] (hierna: [veroordeelde]) bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 februari 2004 schuldig is bevonden aan en veroordeeld voor de moord op de weduwe Wittenberg te Deventer in september 1999. Bij arrest van 22 februari 2005 heeft de Hoge Raad het cassatieverzoek in die zaak verworpen. In juli 2006 heeft [veroordeelde] een tweede herzieningsverzoek ingediend, welk verzoek bij arrest van de Hoge Raad van 18 maart 2008 is afgewezen.
2.3. [gedaagde] is van mening dat niet [veroordeelde] maar een ander verantwoordelijk is voor de dood van de weduwe en dat [veroordeelde] ten onrechte is veroordeeld voor de moord op de weduwe Wittenberg.
2.4. In 2006 heeft het College van procureurs-generaal een nader onderzoek gelast naar de vraag wie schrijver of schrijfster is geweest van twee anonieme briefjes die in de tuin van de weduwe waren gevonden. [eiser A] en [eiser B] zijn twee van de vier politieambtenaren die opdracht hebben gekregen schrijfproeven af te nemen van een aantal referentiepersonen. [eiser A] kreeg de opdracht de schrijfproef te dicteren aan [eiser C] en [eiser B] diende de schrijfproef te dicteren aan een andere referentiepersoon. [eiser A] en [eiser B] hebben op 6 april 2006 proces-verbaal opgemaakt van het afnemen van de schrijfproeven. Bij processen-verbaal van 17 april 2008 hebben [eiser B] en [eiser A] nogmaals verklaard dat zij de schrijfproeven hebben afgenomen.
2.5. Een aantal burgers, onder wie [gedaagde], heeft het Openbaar Ministerie meerdere malen om opheldering gevraagd over de schrijfproeven en heeft aangifte gedaan van valsheid in geschrifte. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens de Rijksrecherche opdracht gegeven de gang van zaken met betrekking tot de schrijfproeven in kaart te brengen. De Rijksrecherche heeft onder meer het volgende geconcludeerd:
“(…) Op basis van de uit dit onderzoek verkregen resultaten kan met betrekking tot de betwiste schrijfproef in algemene zin worden opgemerkt:
Op 30 en 31 maart 2006 en 3 april 2006 zijn 4 schrijfproeven uitgevoerd door 4 medewerkers van Politie Noord- en Oost Gelderland met respectievelijk mevrouw (…) en 3 vrouwelijke referentiepersonen (…). Het onderzoek werd gecoördineerd door een rechercheur van Politie Noord- en Oost Gelderland. Daarbij is gebruik gemaakt van een zogenaamde internationale schrijfproefset, welke regulier wordt gebruikt bij schrijfproeven. (…)
Op basis van de verkregen onderzoeksresultaten kan met betrekking tot de (…) 9 onderzoeksvragen (…) het volgende worden opgemerkt:
Ad 1 (invullen kaders schrijfproefformulieren)
(…)
- Door (…) werden de kaders op de 4 sets schrijfproefformulieren ten dele ingevuld. Hierbij dient te worden opgemerkt dat in deze kaders onder andere het proces-verbaal nummer en de naam van degene die de schrijfproef had uitgevoerd vermeld diende te worden. Het is logisch te veronderstellen dat deze naam niet werd ingevuld omdat het onderzoek geanonimiseerd werd uitgevoerd. Uit de richtlijnen blijkt niet dat deze kaders door de afnemende ambtenaar ingevuld dienen te worden. Wel dienen de gevraagde gegevens ingevuld te worden na afloop van de test (…).
- Dat de gegevens op de 4 sets door één functionaris zijn ingevuld is niet strijdig met de FT-norm.
(…)
Ad 3 (ontbreken tekst in schrijfproef N2):
- Geen sluitende verklaring is gevonden voor de ontbrekende passage in de door mevrouw (…) afgelegde schrijfproef. In haar agenda stonden aantekeningen welke vermoedelijk betrekking hierover geschreven waren (…). Dit bevestigt naar het oordeel van ons verbalisanten dat tijdens de schrijfproef van mevrouw (…) abusievelijk enkele verschrijvingen hebben plaatsgevonden maar geeft geen voeding aan een eventuele verdenking van frauduleus handelen.
(…)
Ad 8 (ontkenning door ambtenaren):
- Door de verbalisanten die de schrijfproeven hebben afgenomen is verklaard dat zij meermalen in hun privé situatie zijn benaderd over deze schrijfproeven. Daarbij werden zij geconfronteerd met mails, telefoongesprekken en huisbezoeken. Deze vonden soms plaats onder valse voorwendselen en werden door hen als belastend ervaren. In dit kader werden door hen ontwijkende antwoorden gegeven en werd verwezen naar media-afdelingen van de politie. Door de heer (…) is tegenover ons verbalisanten verklaard dat hij de vraag ontwijkende antwoorden van mevrouw (…) interpreteerde als een bevestiging van zijn hypothese dat de schrijfproef niet door haar was afgenomen. De getuige (…) verklaarde tegenover ons verbalisanten dat zij werk en privé wilde scheiden en daarom geen inhoudelijke antwoorden wilde geven.
Ad 9 (betrokkenheid (…) bij meer dan 1 schrijfproef):
- Door de getuigen is unaniem en zonder tegenstrijdigheden verklaard over de uitvoering van de vier schrijfproeven. Op basis van de in dit dossier gerapporteerde bevindingen van het N.F.I. wordt bevestigd dat mevrouw (…) de schrijfster van de schrijfproef N2 en M1 was. De gedachte dat door mevrouw (…) meer dan 1 schrijfproef is gedaan heeft naar het oordeel van ons verbalisanten geen bevestiging gevonden.
(…)
Overeenkomst in handschrift (…):
- Uit de verklaringen van de acht betrokken deelnemers aan de schrijfproeven kan naar het oordeel van ons verbalisanten geen bevestiging worden gevonden van de veronderstelling dat door één persoon meer dan één schrijfproef is uitgevoerd. (…)
Ontbreken logo en nummer op proces-verbaal van de officier van justitie:
- Uit het onderzoek kan geen bevestiging worden gevonden over het valselijk opmaken van dit proces-verbaal. (…)
Tijdlijn 30 maart 2006
Op basis van de processen-verbaal is er onduidelijkheid over het moment van uitvoering van de schrijfproeven op in ieder geval 30 maart 2006. (…) Door (…) zijn de diverse processen-verbaal voorbereid en door de verbalisanten ondertekend. Vermoedelijk is met betrekking tot de beschreven schrijfproef d.d. 30 maart 2006 te 11.00 uur de onjuiste dag en/of tijdstip in het proces-verbaal vermeld.
Betrokkenheid (…):
- Uit het onderzoek is geen bevestiging gevonden van de veronderstelling dat niet (…) maar (…) bij de schrijfproeven betrokken is geweest.
Antidateren processen-verbaal:
Uit het onderzoek is door ons verbalisanten geen bevestiging gevonden van de veronderstelling dat de processen-verbaal van de schrijfproeven pas in 2007 zouden zijn opgemaakt en toen waren geantidateerd. Uit het onderzoek is gebleken dat de ter zake opgemaakte processen-verbaal op 6 april 2007 waren afgesloten en daarna niet meer zijn bewerkt. (…)”
2.6. Op 26 mei 2008 heeft [gedaagde] [eiser A] thuis bezocht. Naar aanleiding van dit bezoek heeft de korpschef van de Politieregio [gedaagde] een brief gestuurd, die onder meer het volgende inhoudt:
“(…) Op 26 mei jl. heeft u een onaangekondigd en onacceptabel bezoek gebracht aan de politieambtenaar mevrouw [eiser A]. U hebt haar benaderd op haar privé-adres. Zij heeft u direct en bij herhaling duidelijk kenbaar gemaakt niet met u te willen praten en niet gediend te zijn van uw bezoek aan haar in haar privé-situatie. Uw bezoek heeft een enorme negatieve impact gehad op mevrouw [eiser A] en haar gezinsleden. (…)
Met het lastigvallen van de politieambtenaar in haar privé-omgeving overschrijdt u naar mijn mening op ernstige wijze de grenzen van het betamelijke. Dit kan en mag ik niet tolereren. Ik doe een dringend beroep op u om u in het vervolg te onthouden van dergelijke handelingen. (…)”
2.7. Diverse e-mailberichten, commentaren en discussies over de Deventer moordzaak zijn door [gedaagde] en anderen geplaatst op de website deventermoordzaak.com en een enkele keer op de website jfkmurdersolved.com. [gedaagde] is de houder van deze domeinnamen. Op de website forum.deventermoordzaak.com (hierna: het forum) kunnen bezoekers van de website berichten plaatsen. [gedaagde] is een van de moderatoren van het forum.
2.8. Op 27 oktober 2009 heeft [gedaagde] [eiser A] een e-mailbericht gestuurd, waarin hij onder meer het volgende meedeelt:
“(…) Beste [eiser A], jij en ik weten dat je liegt dat je barst!
(…)
Wat is er over van je geweten? (…) Wat is er over van je opmerking dat het mijn volste recht was om mij in te zetten voor de onschuld van een onterecht veroordeelde burger ten gunste van een psychopaat die een weerloze vrouw heeft vermoord en door het OM moedwillig op vrije voeten wordt gehouden?(…)
Jij hebt wat te verbergen, [eiser A], niet ik! (…) Voel je je nu echt okay dat je meewerkt aan die doofpot? Slaap je echt lekker?
[eiser C], me hoela! Wanneer laat je je geweten, waarvan ik weet dat je het hebt, eens spreken? (…)
2.9. [gedaagde] heeft zich op 23 december 2009 in een discussie op het forum onder meer als volgt uitgelaten:
“(…) Met Nazi’s of NSB-ers mag ik ze dan niet vergelijken, maar ik doe het lekker toch. Want hun mentaliteit is precies hetzelfde. [naam] en [naam] zijn net als Heydrich en Eichmann, ze weten dondersgoed dat ze uit naam der macht een gruwelijke misdaad plegen. En ze zijn net als Hermann Göhring in staat te zeggen: Im Sinne des Anklages, nicht schuldig!
En [naam]? Waarmee zal ik die Gestapo-tante met haar dreigbriefjes over “het overschrijden van het betamelijke” eens vergelijken?
(…)
Of je nu uit naam der wet bewust meehelpt aan het vernietigen van het leven van één onschuldige burger, of duizenden Joden de dood in jaagt. Wat is het verschil in mentaliteit? Een kleine gradatie. (…)
En [eiser A], [naam], [eiser B] en [naam]?
Die vergelijk ik met de gevangenen die de ovens aanstaken! Met dit verschil: Zij deden het om te overleven, niet voor hun baantjes. (…)”
2.10. Op 18 januari 2010 heeft [gedaagde] op het forum onder de kop “De valse verklaringen van [eiser A]” onder meer het volgende geschreven:
“Hierbij een deel van de verklaring van [eiser A] voor de Rijksrecherche. Ik zal deze gaandeweg van mijn commentaar voorzien en daarmee aantonen dat zij vrijwel alles liegt. Ongetwijfeld in opdracht van haar superieuren. (…)”
2.11. In een op het forum gepubliceerd e-mailbericht met als onderwerp “Open brief aan corrupte politieman [eiser B]” van 30 januari 2010 heeft [gedaagde] het volgende medegedeeld:
“Je hebt zakelijk en privé flink last gehad van de hele schrijfproeven-affaire? Je vindt het erg vervelend dat je op het Internet wordt afgeschilderd als een corrupte politieman? In navolgende brief zal ik haarfijn aantonen dat je dat inderdaad bent.
(…)
Beste [eiser B], Misschien moet je eens stilstaan bij het feit dat de NSB ook niet het eeuwige leven had. Je weet dondersgoed dat je zit te liegen voor een misdadige organisatie.
(…)
Heb je je handtekening gezet onder die verklaring, [eiser B]? Stug volharden, jongen! En als je het nog steeds zo verschrikkelijk vind dat je op internet een corrupte leugenaar wordt genoemd, doe er dan wat aan! Vraag even toestemming aan [naam], [naam] of [naam] of je me aan mag klagen voor smaad. Of zouden ze dat niet durven omdat het nog walgelijker misdadigers zijn dan jij?
(…)”
2.12. In een op 7 februari 2010 op het forum geplaatst e-mailbericht aan de voorlichter van de Politieregio met als onderwerp “[eiser C]” heeft [gedaagde] onder meer het volgende medegedeeld:
“Gelieve, omdat zij zelf verstoppertje speelt, de boodschap aan [eiser B] over te brengen dat ik meen dat zij een valse verklaring tegenover de Rijksrecherche heeft afgelegd.
(…)
Voorlopig stel ik mij op het standpunt dat ik de namen van iedereen waarvan ik meen dat zij liegen, op het Internet zet, met redenen omkleed. Of ze dat nu “heel vervelend” vinden of niet. (…)”
2.13. In een op het forum gepubliceerd e-mailbericht met als onderwerp “Open brief aan de korpschef Gelderland Noord-Oost” van 10 februari 2010 heeft [gedaagde] het volgende medegedeeld:
“Op 16 januari 2009 deed ik aangifte tegen u voor het niet melden van een misdrijf en zelfs het actief meehelpen om dit misdrijf verborgen te houden.
(…)
Ik beschuldig u er nog steeds publiekelijk van dat u in samenspanning met de hoofdofficier van justitie te Zwolle, Mr. [naam] uw mensen eerst opdracht heeft gegeven te zwijgen over hun kennis van dit misdrijf en vervolgens heeft geïnstrueerd valse verklaringen af te leggen voor de Rijksrecherche in het onderzoek naar de gang van zaken rond de schrijfproeven in de Deventer Moordzaak.
(…)
U schreef dat u niet kan en mag tolereren dat ik uw rechercheurs in hun privé-omgeving benader en dat u bij volharding niet zult aarzelen om mij in rechte aan te spreken. U weet dat ik inmiddels ook uw medewerkster [eiser B] in een privé-omgeving heb benaderd en heb laten benaderen, en haar naam op het internet heb gezet, enkele dagen nadat ik dit onder meer bij u heb aangekondigd.
(…)”
2.14. Bij brief van 18 maart 2010 heeft de advocaat van [gedaagde] gesommeerd om zich te onthouden van het benaderen van de politieambtenaren en hun familie en om de namen van de politieambtenaren en de beschuldigingen aan hun adres van het internet te verwijderen.
2.15. In een op 20 maart 2010 geplaatst bericht op het forum heeft [gedaagde] gereageerd op laatstgemelde brief en meldt hij onder meer dat hij de politieambtenaren niet (meer) op hun privé-adressen, privé e-mailadressen of privé-telefoonnummers zal benaderen, maar dat hij voor het overige niet aan de sommatie wil voldoen.
2.16. Na ontvangst van de kort geding dagvaarding heeft [gedaagde] bij brief van 7 april 2010 aan mr. Kingma bericht dat hij bereid is zich te onthouden van het benaderen van de politieambtenaren alsmede hun gezinsleden en dat hij anderen hier ook niet toe zal aanzetten. Voorts was en is hij bereid alle verwijzingen en vergelijkingen tussen de woorden Nazi, NSB etc en de politieambtenaren te verwijderen van de diverse websites.
3.1. Eisers vorderen dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. [gedaagde] zal veroordelen zich te onthouden van het (doen) benaderen van [eiser A], [eiser B] en [eiser C] en hun familie- en gezinsleden, waar en op welke wijze dan ook (thuis, op het werk, in persoon, per e-mail, per telefoon of elders of anderszins), en om zich ervan te onthouden (in persoon, via internet of op welke manier dan ook) anderen tot een dergelijke benadering aan te sporen, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,00 voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] geheel of gedeeltelijk niet aan deze veroordeling voldoet;
2. [gedaagde] zal veroordelen binnen drie dagen na het te wijzen vonnis alle beschuldigingen en beledigingen aan het adres van [eiser A], [eiser B] en [eiser C] met betrekking tot de relatie tussen [eiser A], [eiser B] en [eiser C] en (het onderzoek naar) de schrijfproeven, alsmede hun namen en e-mailadressen (zowel werk- als privéadressen), te (doen) verwijderen en verwijderd te houden van de webpagina’s op de domeinen deventermoordzaak.com en jfkmurdersolved.com en van alle andere websites waarop [gedaagde] deze heeft geplaatst of doen plaatsen, of waarop een ander deze heeft geplaatst maar van welke domeinen/website(s) [gedaagde] de/een domeinnaamhouder of beheerder is;
3. [gedaagde] zal veroordelen zich van toekomstige uiting van dergelijke beschuldigingen en beledigingen ten aanzien van [eiser A], [eiser B] en [eiser C] in welk medium dan ook (in de krant, op de radio, op de televisie, op internet of anderszins) te onthouden en niet toe te staan dat anderen dergelijke beschuldigingen en beledigingen plaatsen op websites/domeinen waarvan [gedaagde] de/een domeinnaamhouder of beheerder is, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,00 voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] geheel of gedeeltelijk niet aan deze veroordeling voldoet;
althans in goede justitie te bepalen voorzieningen zal treffen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, zulks met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis.
3.2. Eisers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op het recht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de politieambtenaren. Eisers hebben daartoe aangevoerd dat [gedaagde] de politieambtenaren en hun familieleden herhaaldelijk op het werk, thuis, in persoon, per telefoon en per e-mail heeft lastiggevallen, ook nadat zij uitdrukkelijk hadden aangegeven dat niet te willen. Voorts hebben eisers gesteld dat [gedaagde] eveneens onrechtmatig handelt door het beschuldigen van de politieambtenaren van corruptie, liegen en het in bescherming nemen van een (vermeende) moordenaar. Er bestaat volgens eisers geen enkele aanwijzing dat daarvan sprake is. Volgens eisers treedt [gedaagde] met zijn uitlatingen in de
e-mailberichten aan de politieambtenaren ver buiten de grenzen van wat in het maatschappelijk verkeer betaamt en tast hij de eer en goede naam van de politieambtenaren aan. Eisers stellen dat het belang van [gedaagde] om te kunnen uiten dat de politieambtenaren zich naar zijn overtuiging schuldig maken aan het doen voortbestaan van een ernstige misstand, niet opweegt tegen het belang van de politieambtenaren om niet blootgesteld te worden aan lichtvaardige verdachtmakingen.
Eisers hebben voorts gesteld dat het zonder toestemming vastleggen en publiceren van de namen en e-mailadressen van de politieambtenaren op het forum en andere websites in strijd is met de Wet Bescherming Persoonsgegevens (hierna: Wbp) en daarmee onrechtmatig.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Hij heeft aangevoerd dat zijn belang om zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en/of waarschuwend uit te laten ter voorlichting van het publiek omtrent de misstanden die de samenleving raken dient te prevaleren boven het belang van de politieambtenaren. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij een maatschappelijke misstand aan de kaak wenst te stellen en hiervoor bepaalde persoonsgegevens van ambtenaren gebruikt die bij de Deventer moordzaak betrokken zijn geweest. Volgens [gedaagde] betreft het openbare informatie die door bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie ook zelf naar buiten werd en wordt gebracht. [gedaagde] stelt dat hij het recht heeft zich (kritisch) uit te laten over openbare strafzaken en daarbij betrokken (politie)functionarissen te noemen bij naam.
[gedaagde] heeft voorts gesteld dat de Politieregio niet-ontvankelijk is in haar vordering, aangezien zij nergens genoemd wordt in de publicaties en zij derhalve geen enkel belang heeft bij het gevorderde. Tot slot heeft [gedaagde] het spoedeisend belang van eisers bij het gevorderde betwist.
4. De beoordeling
4.1. Op de Politieregio rust als werkgever van de politieambtenaren de verantwoordelijkheid te zorgen voor een werkomgeving, waarin de politieambtenaren ongestoord hun werk kunnen doen. Het is ook in haar belang dat haar werknemers (in de uitoefening van hun functie) verstoken blijven van onrechtmatige publicaties, die ook de Politieregio in een kwaad daglicht kunnen stellen. Het beroep van [gedaagde] op de niet-ontvankelijkheid van de Politieregio zal dan ook worden verworpen.
4.2. Artikel 10 lid 1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bepaalt dat een ieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Ingevolge lid 2 van genoemd artikel kan deze vrijheid worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van onder meer het voorkomen van strafbare feiten en de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Van een wettelijke beperking van het recht van vrijheid van meningsuiting is sprake, wanneer de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.
4.3. Voor de beantwoording van de vraag of de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn jegens de politieambtenaren in welk geval een beperking aan zijn recht op vrijheid van meningsuiting geboden is, dienen de wederzijdse belangen van partijen worden afgewogen. Het belang van [gedaagde] is erin gelegen dat hij door hem gesignaleerde ernstige maatschappelijke misstanden in het openbaar, ook op internetfora, aan de orde moet kunnen stellen. Als belang van de politieambtenaren geldt dat zij het recht hebben verschoond te blijven van ernstige beschuldigingen die leiden tot aantasting van hun eer en goede naam alsmede van ontoelaatbare inbreuken op hun privacy.
4.4. De beschuldigingen van [gedaagde] aan het adres van de politieambtenaren houden onder meer in dat zij meinedige processen-verbaal hebben opgesteld, dat zij hebben gelogen tegen de rijksrecherche en dat zij deelnemen aan een misdadig complot om de echte dader van de moord op weduwe Wittenberg te beschermen. Naar ook blijkt uit hetgeen [gedaagde] daarover heeft geschreven: “(…) Weinig is tenslotte erger voor een politieman dan dat hij in het uitoefenen van zijn publieke taak in dienst van de samenleving, publiekelijk en onterecht wordt beschuldigd van leugens en corruptie (…)” zijn deze beschuldigingen van dien aard, dat zij slechts dan niet als onrechtmatig moeten worden beoordeeld indien zij gestaafd worden door de feiten. [gedaagde] meent dat die feitelijke steun evident aanwezig was en dat hij zonder meer reden had om sterk te twijfelen aan de rechtmatigheid van de schrijfproeven. Hierin wordt hij echter niet gevolgd.
4.5. Eisers hebben erkend dat er onvolkomenheden bestaan in de afgenomen schrijfproeven, maar betwisten gemotiveerd en met het onderzoek door de rijksrecherche onderbouwd, dat er sprake is van enig frauduleus handelen van de politieambtenaren. Hetgeen [gedaagde] heeft gesteld met betrekking tot de gang van zaken en het optreden van de politieambtenaren ten aanzien van de schrijfproeven vormt onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat zij hebben gelogen en dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan corruptie. [eiser A] en [eiser B] hebben twee maal een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt over hun betrokkenheid bij de schrijfproeven en zij hebben daarover verklaringen afgelegd bij de Rijksrecherche. Ook [eiser C] heeft haar deelname aan de schrijfproeven bevestigd tegenover de Rijksrecherche. De Rijksrecherche heeft na onderzoek geconcludeerd dat schrijfproeven hebben plaatsgevonden en dat de politieambtenaren daaraan hebben deelgenomen.
Daar komt bij dat de Hoge Raad bij gelegenheid van het tweede herzieningsverzoek in zijn arrest van 18 maart 2008 op basis van de rapportage van het NFI met betrekking tot de anonieme briefjes heeft geoordeeld, dat deze waarschijnlijk niet zijn geschreven door dezelfde persoon en dat zij waarschijnlijk niet zijn geschreven door één van de vier (anonieme) schrijvers, onder wie de vriendin van de klusjesman, van wie teksten voor het onderzoek zijn gebruikt.
[gedaagde] beroept zich ook nog op de analyse van Curtis Bagget, die concludeerde dat de vriendin van de klusjesman de schrijfster is van de twee briefjes. Hierover heeft de Hoge Raad het volgende geoordeeld:
“(…)In aanmerking genomen dat in dit rapport weliswaar wordt geconcludeerd dat de anonieme briefjes zijn geschreven door [getuige W. (de vriendin van de klusjesman, Vzr)] maar dat daarin niet wordt uiteengezet waarop die conclusie is gebaseerd, terwijl de stukken ook niets inhouden omtrent de deskundigheid van genoemde Bagget, kan niet worden gezegd dat het Hof, dat op de hoogte was van het bestaan van de twee anonieme briefjes en met de inhoud ervan, de aanvrager zou hebben vrijgesproken van het hem tenlastegelegde indien het met de inhoud van dit rapport bekend was geweest.”
4.6. Evenmin levert de stelling van [gedaagde] dat de politieambtenaren niet open en transparant zijn geweest over hun betrokkenheid bij de schrijfproeven een rechtvaardigingsgrond op voor de beschuldigingen die [gedaagde] op het forum heeft geuit, nu het de politieambtenaren uit hoofde van hun functie niet is toegestaan aan een derde mededelingen te doen over hun betrokkenheid bij een vertrouwelijk justitieel onderzoek.
Nu een gedegen onderbouwing van de door [gedaagde] op het forum geuite beschuldigingen jegens de politieambtenaren ontbreekt en sprake is van ernstige beschuldigingen waarvan aannemelijk is dat die de eer en goede naam van de politieambtenaren aantasten, is voldoende aannemelijk geworden dat de op het forum en de andere website(s) door [gedaagde] geplaatste berichten, waarin de politieambtenaren van strafbare feiten worden beschuldigd, in een bodemprocedure onrechtmatig worden geoordeeld. Gelet op de aard van de beschuldigingen en het feit dat die zich nog altijd op de – voor een ieder toegankelijke – websites bevinden en daarop dagelijks nieuwe berichten worden geplaatst, is het spoedeisend belang van eisers bij hun vordering tot verwijdering en verwijderd houden van de beschuldigingen gegeven. Die vordering, evenals de vordering tot het zich onthouden van toekomstige uiting van dergelijke beschuldigingen in de media, zal gelet op het vorenstaande worden toegewezen. Hierbij wordt opgemerkt dat het verbod zich niet uitstrekt tot uitingen waarvan duidelijk is dat die de mening van [gedaagde] betreffen en waarbij de fatsoensnormen in acht zijn genomen.
4.7. Ten slotte is onbestreden dat [gedaagde] persoonlijk contact heeft gezocht met (familieleden van) de politieambtenaren omtrent hun functioneren met betrekking tot de schrijfproeven. [gedaagde] is niet gerechtigd om van de politieambtenaren te verlangen dat zij hem informatie verstrekken over hun betrokkenheid bij een strafrechtelijk onderzoek en het is hem niet toegestaan om persoonlijk, via e-mail of telefonisch de politieambtenaren te benaderen met betrekking tot dat strafrechtelijk onderzoek. Hoewel [gedaagde] heeft toegezegd dat hij de politieambtenaren niet meer zal benaderen, is het belang van eisers bij hun vordering voldoende gebleken, gezien de verklaring van [gedaagde] op het forum dat de reden van zijn toezegging niet is gelegen in de omstandigheid dat hij het in de privésfeer benaderen van de politieambtenaren onrechtmatig acht, maar omdat het voor hem niets meer oplevert, en dat hij zich tot de politieambtenaren op hun werkadressen zal wenden indien hij nog iets wil laten weten. Het gevorderde verbod op het benaderen van de politieambtenaren en hun familieleden zal derhalve eveneens worden toegewezen.
4.8. Gelet op het vorenstaande behoeven de stellingen van eisers met betrekking tot de Wbp geen bespreking meer.
4.9. De te verbeuren dwangsommen zullen worden beperkt en hieraan zal een maximum worden gesteld. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
4.10. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding EUR 87,93
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.166,93
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om zich te onthouden van het (doen) benaderen van [eiser A], [eiser B] en [eiser C] en hun familie- en gezinsleden, waar en op welke wijze dan ook (thuis, op het werk, in persoon, per e-mail, per telefoon of elders of anderszins), en om zich ervan te onthouden (in persoon, via internet of op welke manier dan ook) anderen tot een dergelijke benadering aan te sporen;
5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan eisers een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,00;
5.3. veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na de betekening van het vonnis alle beschuldigingen en beledigingen aan het adres van [eiser A], [eiser B] en [eiser C] met betrekking tot de relatie tussen [eiser A], [eiser B] en [eiser C] en (het onderzoek naar) de schrijfproeven, alsmede hun namen en e-mailadressen (zowel werk- als privéadressen), te (doen) verwijderen en verwijderd te houden van de webpagina’s op de domeinen deventermoordzaak.com en jfkmurdersolved.com en van alle andere websites waarop [gedaagde] deze heeft geplaatst of doen plaatsen, of waarop een ander deze heeft geplaatst maar van welke domeinen/website(s) [gedaagde] de/een domeinnaamhouder of beheerder is;
5.4. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd handelt met het onder 5.3. bepaalde, aan eisers een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,00;
5.5. veroordeelt [gedaagde] om zich van toekomstige uiting van dergelijke beschuldigingen en beledigingen ten aanzien van [eiser A], [eiser B] en [eiser C] in welk medium dan ook (in de krant, op de radio, op de televisie, op internet of anderszins) te onthouden en niet toe te staan dat anderen dergelijke beschuldigingen en beledigingen plaatsen op websites/domeinen waarvan [gedaagde] de/een domeinnaamhouder of beheerder is;
5.6. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd handelt met het onder 5.5. bepaalde, aan eisers een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,00;
5.7. bepaalt het maximum van de uit hoofde van dit vonnis te verbeuren dwangsommen op een totaalbedrag van EUR 100.000,00;
5.8. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op EUR 1.166,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.9. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2010.