RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940072-10
Uitspraak d.d.: 28 april 2010
tegenspraak
[verdachte],
geboren te [plaats, 1970],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Flevoland - HvB Almere Binnen, Almere,
Raadsman: mr. Syrier, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 april 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 februari 2010 in de gemeente Apeldoorn tussen (ongeveer) 03.10 uur en 03.20 uur, in elk geval gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een bruine leren jas en/of
- een autosleutel en/of
- een portemonnee en/of
- een rijbewijs en/of
- een creditcard en/of
- één of meer andere pasjes en/of
- 15 euro, althans een geldbedrag,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Aanleiding voor het onderzoek2 was een melding op 23 februari 2010 omstreeks 3.21 uur in verband met een ontdekte inbraak/insluiping in een woning aan [adres] te Apeldoorn. De aangever gaf door dat hij de dader overlopen had en dat deze weggelopen was. Tevens meldde de aangever dat een bruine lederen jas uit zijn woning was weggenomen. Verdachte werd om 3.30 uur aangetroffen op een afstand van ongeveer 20 meter van de ingang van [adres]. Verdachte hield een bruine lederen jas vast.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit, met uitzondering van de tenlastegelegde braak, verbreking en inklimming, bewezen kan worden verklaard op basis van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en de aangifte.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er voldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, met dien verstande dat niet bewezen kan worden verklaard dat sprake is geweest van braak, verbreking en/of inklimming. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de deur van de woning waaruit hij de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft weggenomen niet op slot was en dat hij door die deur de woning is binnengekomen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend het tenlastegelegde te hebben gepleegd, met uitzondering van de tenlastegelegde braak, verbreking en inklimming. Op grond van de (deels) bekennende verklaring van verdachte, de aangifte van [slachtoffer]3 en de verklaring van verbalisant [verbalisant]4, is de rechtbank van oordeel dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het aan verdachte verweten feit, met uitzondering van de verweten braak, verbreking en inklimming. De rechtbank volgt het openbaar ministerie, de verdachte en diens raadsman in hun standpunt dat niet bewezen verklaard kan worden dat de verdachte zich de toegang tot de woning heeft verschaft en/of de weggenomen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, in zoverre dat:
hij op 23 februari 2010 in de gemeente Apeldoorn tussen (ongeveer) 03.10 uur en 03.20 uur, in een woning gelegen aan [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een bruine leren jas en
- een autosleutel en
- een portemonnee en
- een rijbewijs en
- een creditcard en
- één of meer andere pasjes en
- een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders - de ISD-maatregel - voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft in dit verband betoogd dat de recidivekans in het geval van verdachte groot wordt geacht en dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij reeds meerdere malen is veroordeeld voor diefstal. Verdachte heeft tijdens de behandeling van een andere strafzaak in februari 2010 verklaard te willen gaan werken aan zijn problemen. Dit is echter niet van de grond gekomen, omdat hij een dag voor de uitspraak in die strafzaak weer in de fout is gegaan. De ISD-maatregel is de enige mogelijkheid om de maatschappij te beschermen tegen het gedrag van verdachte.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen vertrouwen heeft in de ISD-maatregel, vooral vanwege een eerdere persoonlijke negatieve ervaring met de ISD-maatregel. Bovendien heeft de raadsman aangevoerd dat een dergelijke ingrijpende maatregel, zo kort na het verstrijken van een eerder door verdachte ondergane ISD-maatregel, een te zware ingreep is. Daarbij is het voor het welslagen van een ISD-maatregel essentieel dat er geen sprake is van openstaande zaken, in de ruimste zin des woords. De raadsman heeft betoogd dat uit een uitdraai van het CJIB, welke ter terechtzitting is overgelegd, blijkt dat verdachte nog een groot aantal onbetaalde (verkeers)boetes open heeft staan, te vervangen door in totaal ongeveer 7 jaren hechtenis. Verdachte is een zogenaamde "katvanger" geweest en er staan daardoor nu nog ongeveer 45 kentekens op zijn naam, ter zake waarvan ook in de toekomst boetes zullen worden opgelegd aan verdachte. Daardoor is de kans groot dat verdachte na afloop van de ISD-maatregel vrijwel meteen weer vast zal komen te zitten wegens het niet betalen van die boetes, zodat hij niet in staat zal zijn om zijn leven een betere wending te geven, zoals met oplegging van de ISD-maatregel wordt beoogd.
Door de reclassering is geadviseerd om verdachte opnieuw een ISD-maatregel op te leggen.5
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 23 februari 2010 schuldig gemaakt aan diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij hij een jas met daarin een portemonnee, wat geld, enkele (pin)passen, een rijbewijs, een autosleutel en een creditcard heeft buitgemaakt. Verdachte was ten tijde van het plegen van de diefstal onder invloed van verdovende middelen. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte na eerdere veroordelingen niet heeft geprobeerd zijn verslavingsproblematiek en zijn daarmee samenhangende criminele levensstijl te staken. Tijdens de terechtzitting van 10 februari 2010, waar verdachte terechtstond wegens verdenking van een soortgelijk strafbaar feit, heeft hij aangegeven gemotiveerd te zijn om zijn leven een positieve wending te geven. Hij was voornemens zich nog diezelfde dag bij Horeb in Beekbergen aan te melden. Ook wilde hij een behandeling ondergaan bij de Stichting Werken Aan Toekomst 4 All. Gebleken is dat van dit alles niets terecht is gekomen. Verdachte heeft evenmin getracht op andere wijze aan zijn (verslavings)problematiek te werken. Verdachte heeft een dag voor de uitspraak in de strafzaak die is behandeld op 10 februari 2010 de in de onderhavige zaak bewezenverklaarde diefstal gepleegd.
De bewezen verklaarde diefstal is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie met betrekking tot verdachte blijkt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de onderhavige diefstal meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld. De onderhavige diefstal is gepleegd na de tenuitvoerlegging van die straffen/maatregelen. De rechtbank acht de ISD-maatregel in dit geval aangewezen, gelet op de hardnekkige recidive van verdachte op het terrein van de vermogenscriminaliteit, waardoor er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Eerdere veroordelingen weerhouden hem er kennelijk niet van om opnieuw strafbare feiten te plegen. Na de eerder door verdachte ondergane ISD-maatregel, heeft hij binnen korte tijd een tweede vermogensdelict gepleegd. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat door hem zelf voorgestelde behandelmogelijkheden door verdachte niet zijn benut. Ten aanzien van de bij het CJIB openstaande boetes en eventuele toekomstige boetes merkt de rechtbank op dat niet zeker is of in verband daarmee het dwangmiddel van gijzeling jegens verdachte zal worden toegepast, of dat hem anderszins zijn vrijheid wordt ontnomen, zoals door de raadsman is betoogd. De omstandigheid dat vele geldboetes zouden openstaan, staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan het opleggen van de ISD-maatregel in de weg. Het verweer wordt daarom verworpen.
Teneinde de maatschappij zo lang mogelijk te beschermen tegen verdachte's recidiverende overlast veroorzakende gedrag, maar ook om een maximale behandeltermijn te kunnen benutten, zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren. Nu door verdachte op de terechtzitting is aangevoerd dat in een eerder door hem ondergaan ISD-traject geen behandeling heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank bij het opleggen van de maatregel bepalen dat het openbaar ministerie de rechtbank binnen zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging bericht over de voortgang van het ISD-traject en over de wenselijkheid en de noodzaak van de voortzetting van de maatregel, en dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting daarvan tussentijds zal worden beoordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte op 23 februari 2010 in de gemeente Apeldoorn tussen (ongeveer) 03.10 uur en 03.20 uur in een woning gelegen aan [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een bruine leren jas en
- een autosleutel en
- een portemonnee en
- een rijbewijs en
- een creditcard en
- één of meer andere pasjes en
- een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer];
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
* verklaart verdachte strafbaar;
* legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren;
* bepaalt dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging daarvan en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen voor dat tijdstip de rechtbank zal berichten als bedoeld in artikel 38s, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Kleinrensink en Boerwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010025947-11, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 24 februari 2010
2 Proces-verbaal van relaas, p. 1
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 5-7
4 Proces-verbaal van aanhouding, p.9-10
5 Reclasseringsadvies Tactus verslavingszorg d.d. 22 januari 2010, opgemaakt door reclasseringswerker Schoenmaker.