ECLI:NL:RBZUT:2010:BL9470

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580546-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. van der Hooft
  • J. Heenk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en veroordeling voor ontucht met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en ontucht met een minderjarige. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de aanklacht van verkrachting, omdat uit het dossier bleek dat er sprake was van een seksueel beladen afspraak tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde verkrachting, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk ontucht, wel bewezen. De verdachte had op 8 augustus 2009 in Epe met het slachtoffer, dat op dat moment 15 jaar oud was, ontuchtige handelingen gepleegd. De rechtbank hield rekening met het feit dat het seksuele binnendringen zich tot één keer had beperkt en dat er aanwijzingen waren dat het slachtoffer ook initiatieven had genomen. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die schade had geleden als gevolg van de bewezen verklaarde handelingen. De rechtbank overwoog dat de wetgever met artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht jonge mensen tegen zichzelf wilde beschermen, en dat het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer niet als een verzachtende omstandigheid kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering, en legde de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580546-09
Uitspraak d.d.: 30 maart 2010
Tegenspraak / dip/oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op 1[1989],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2010.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 augustus 2009 te Epe door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] hebbende verdachte (met kracht)
met zijn penis de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen en bestaande dat
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat [naam A] niets wilde, maar dat hij hier niet
voor niets was gekomen en/of
- de kuiten van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer]
naar zich toe heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] stevig heeft vastgehouden en/of bovenop haar is gaan liggen en/of
- de broek van die [slachtoffer] heeft open gerukt en/of
- de broekspijpen van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- tegen die [slachtoffer], nadat zij zei dat ze niet wilde, (dwingend) heeft gezegd:
"Het maakt niet uit, ik wil dat wel. Je moet je mond houden. Ik wil dat
wel.", althans woorden van gelijke strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) zijn penis in de vagina van die
[slachtoffer] heeft geduwd
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 8 augustus 2009 te Epe, met [slachtoffer] (geboren op [1993]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] hebbende verdachte meermalen,
althans eenmaal met zijn penis de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
[slachtoffer] en haar vriendin [naam A] hadden op 7 augustus 2009 later op de avond een afspraak met [naam B] en verdachte. Ze zijn naar het schoolplein van [school te plaats] gelopen, waar ze op een bankje hebben zitten praten. Na enige tijd hebben verdachte en [naam A] zich van de anderen afgezonderd. [slachtoffer] en [naam B] bleven achter en hebben gezoend doch geen gemeenschap gehad. Ook verdachte en [naam A] hebben geen gemeenschap gehad. Later is [naam B] bij [naam A] gebleven, terwijl verdachte bij [slachtoffer] was. Verdachte heeft zijn penis bij [slachtoffer] in haar vagina gedaan. Op 18 augustus 2009 hebben [slachtoffer] en [naam A] verdachte in discotheek [naam te plaats] gezien. [slachtoffer] raakte daarvan geëmotioneerd, waarna zij op 27 augustus 2009 aangifte heeft gedaan van verkrachting door verdachte.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor het primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de aangifte van [slachtoffer] nu de aangifte op buitengewoon veel punten afwijkt van de verklaringen van [naam A] en [naam B] en nu verdachte het primair ten laste gelegde ontkent. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het leeftijdsverschil zeer relatief is, met name gezien de levensfase waarin beide nog jonge mensen verkeren. Volgens hem zijn zowel verdachte als [slachtoffer] verantwoordelijk voor hetgeen is gebeurd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor verkrachting. De rechtbank overweegt in dit verband dat uit het dossier het beeld naar voren komt dat aangeefster en [naam A] een afspraak hadden met verdachte en [naam B] en dat daarbij dubbelzinnigheden zijn geuit, die het geheel in een seksueel getinte context zetten. Zo is bij het maken van de afspraak gesproken over pijpen. [slachtoffer] heeft hierover verklaard2 dat de jongens hadden gezegd dat zij en [naam A] hen moesten pijpen. [naam A] heeft hierover verklaard3 dat de jongens alleen wilden komen als zij hen zouden pijpen. Verdachte heeft verklaard4 dat hij gebeld werd door en dat [naam B] vertelde dat hij met de meisjes had afgesproken. [naam B] zei tegen hem dat ze een seksdate hadden. [naam B] heeft hem vervolgens geld gegeven om condooms te kopen en die hééft hij ook gekocht.
Ook uit het verdere verloop van de afspraak komt het beeld van een seksueel beladen afspraak naar voren. Zo heeft [slachtoffer] verklaard5 dat zij wist dat [naam B] al heel lang seks met haar wilde, dat zij en [naam B] naakt op elkaar lagen en dat zijn penis een stukje in haar vagina is geweest. Ook heeft ze verklaard dat haar broek onder aan haar enkels hing, dat ze te lui was om hem op te trekken en dat ze er daarom uit is gestapt6. In een later verhoor heeft [slachtoffer] hierover verklaard7 dat ze haar schoenen zelf heeft uitgedaan en dat [naam B] haar broek heeft uitgedaan. [naam B] heeft verklaard8 dat [slachtoffer] op hem lag en dat ze hem begon te zoenen. Op een gegeven moment trok zij zijn broek en onderbroek uit. Zijn broek en onderbroek zaten halverwege zijn knieën. Hij heeft haar broek toen ook tot halverwege haar knieën uitgetrokken. [slachtoffer] heeft haar broek verder uitgetrokken en heeft ook zelf haar onderbroek naar beneden gedaan. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij heeft geknuffeld met [naam A]. Toen hij terugliep zag hij dat [slachtoffer] in haar onderbroek zat en dat [naam B] ongekleed was.
Het voorgaande in aanmerking nemend en gezien het feit dat verdachte steeds heeft ontkend dat hij iets tegen de wil van [slachtoffer] heeft gedaan, acht de rechtbank het primair ten laste gelegde niet bewezen. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [slachtoffer], geboren op [1993], heeft verklaard9 dat verdachte op 8 augustus 2009 omstreeks 01.00 uur bij [school te plaats] iets bij haar heeft gedaan. Verdachte heeft een condoom omgedaan en geprobeerd zijn penis in haar vagina te stoppen10. [slachtoffer] vond het geen prettig gevoel en had pijn rondom haar vagina. Verdachte heeft toen het condoom afgedaan. Hij heeft het vervolgens opnieuw geprobeerd en na een paar keer lukte het wel. Hij duwde met kracht met zijn heupen haar lichaam naar achteren, waarna zijn penis in haar vagina zat. Hij ging een paar keer op en neer in haar vagina.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gevingerd Ze hebben hun kleren uitgedaan en geneukt. Toen [slachtoffer] zei dat ze bloedde, zijn ze gestopt. [slachtoffer] heeft hem daarna nog gepijpt.
Gelet op beide verklaringen en het feit dat [slachtoffer] ten tijde van het plegen van het misdrijf 15 jaar oud was, acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde bewezen.
Het verweer van de raadsman dat het leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] zeer relatief is, met name gezien de levensfase waarin beide nog jonge mensen verkeerden en dat beiden verantwoordelijk zijn voor hetgeen is gebeurd, wordt verworpen. De rechtbank overweegt in dit verband dat de wetgever met artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht jonge mensen mede tegen zichzelf heeft willen beschermen. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij dacht dat de meisjes 16 of 17 jaar waren. Als hij had geweten dat [slachtoffer] 15 jaar was, had hij geen afspraakje met haar gemaakt en geen seks met haar gehad. Meisjes van 15 jaar zijn te jong voor hem, aldus verdachte.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 8 augustus 2009 te Epe, met [slachtoffer] (geboren op [1993]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] hebbende verdachte eenmaal met zijn penis de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met een meisje van 15 jaar. Hij heeft dit gedaan ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Immers heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat ze een seksdate hadden en dat hij en [naam B] hadden afgesproken ook te wisselen van meisje. Hij heeft geen seks met [naam A] willen hebben omdat ze ongesteld was. Toen heeft hij zich bedacht dat hij [slachtoffer] ging versieren. Hij heeft met haar gepraat en haar verteld dat hij verliefd op haar was. Bij de politie heeft verdachte verklaard11 dat hij heeft gespeeld met de gevoelens van de meisjes. Verdachte heeft door zijn handelwijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, waardigheid en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer].
Voor zover verdachte heeft betoogd dat de handelingen niet hebben plaatsgevonden tegen de wil van [slachtoffer], doet dat geen afbreuk aan het strafwaardig handelen van verdachte. De wetgever heeft, zoals eerder overwogen, met artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht immers jonge mensen mede tegen zichzelf willen beschermen.
De rechtbank houdt ook rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
De rechtbank acht een gevangenisstraf passend. In de omstandigheid dat het seksueel binnendringen zich heeft beperkt tot één keer en rekening houdend met het feit dat niet uitgesloten kan worden geacht dat [slachtoffer] vrijwillig seks heeft gehad met verdachte en daartoe ook wel initiatieven heeft ontplooid, ziet de rechtbank aanleiding een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de beraadslaging op 16 maart 2010 besloten het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], vertegenwoordigd door mr. Ellenbroek, advocaat te Deventer, heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.639,02 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De rechtbank zal de volgende bedragen toewijzen:
- een zwangerschapstest € 14,95
- hepatitus B prikken € 110,27
- reiskosten verband houdend met de aangifte € 50,40
Daarnaast acht de rechtbank een bedrag van € 500,- redelijk als vergoeding voor de immateriële schade. In totaal wordt derhalve een bedrag van € 675,62 toegewezen. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal verdachte verder veroordelen in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging, tot op heden begroot op
€ 357,-. Niet gesteld of gebleken is dat deze kosten onnodig zijn gemaakt.
De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu dit gedeelte van de vordering niet van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [naam A], [adres, plaats], vertegenwoordigd door haar [moeder], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 21,60 gevoegd in het strafproces.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezenverklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezenverklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], vertegenwoordigd door mr. Ellenbroek, Hoge Rij 11, 7413 WT Deventer (bankrekeningnummer [nummer] ten name van Stichting derdengelden Schoebroek), van een bedrag van € 675,62, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 357,-;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 675,62, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 13 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* verklaart de benadeelde partij [naam A] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Van der Hooft en Heenk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2010.
Mr. Kleinrensink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009067061-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team Recherche, afdeling Zedenzaken, gesloten en ondertekend op 1 oktober 2009.
2 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer], p.60
3 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [naam A], p.76
4 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p.135
5 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer], p.60/61
6 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.49/50
7 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer], p.61
8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam B], p.160
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.44
10 Proces- verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.52/53
11 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p.130