ECLI:NL:RBZUT:2010:BL7873

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
110297 KG RK 10-81
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bewindvoeringzaak

Op 9 maart 2010 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van de Gelderse Stichting tot Beheer & Bewindvoering (GSBB) tegen mr. W.C. Haasnoot. Het wrakingsverzoek was ingediend op 26 januari 2010 en betrof de vermeende vooringenomenheid van mr. Haasnoot in een procedure waarin GSBB als bewindvoerder optrad. Verzoeker stelde dat mr. Haasnoot onterecht had geëist dat GSBB op een specifieke wijze rekening en verantwoording aflegde, en dat hij dreigde GSBB te ontslaan als bewindvoerder als hieraan niet werd voldaan. De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen.

De rechtbank oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet konden worden gekwalificeerd als uitzonderlijke omstandigheden die een vooringenomenheid van mr. Haasnoot zouden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat de regels voor het indienen van rekening en verantwoording voor alle partijen gelden en dat het wijzen op wettelijke consequenties van het gedrag van verzoeker geen indicatie van vooringenomenheid vormt. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat mr. Haasnoot niet onpartijdig zou zijn.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek dan ook afgewezen, met de aanbeveling dat verzoeker en mr. Haasnoot in een open gesprek de mogelijkheden voor het afleggen van rekening en verantwoording zouden verkennen, zonder dat dit zou leiden tot een dreiging van ontslag. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. F.A. Demmers.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 110297 KG RK 10-81
Beschikking van 9 maart 2010 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
mr. J.M. Schaeffer,
postadres postbus 60118, 6800 JC Arnhem,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. W.C. Haasnoot,
rechter in deze rechtbank.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
- het verzoekschrift tot wraking van 26 januari 2010, strekkende tot wraking van mr. Haasnoot, op 28 januari 2010 ingekomen bij de griffie van deze rechtbank en op
1 februari 2010 bij het Kabinet President;
- de bij het voormelde verzoekschrift behorende bijlagen;
- de schriftelijke reactie van mr. Haasnoot van 11 februari 2010, strekkende tot het afwijzen van het verzoekschrift tot wraking;
- het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting van 16 februari 2010, waarbij verzoeker aanwezig was.
2. Het wrakingsverzoek
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd.
2.1. Door de Gelderse Stichting tot Beheer & Bewindvoering ter bescherming van meerderjarigen (verder: GSBB) is in de zaak met kenmerk BM 1936 op 27 maart 2008 de rekening en verantwoording over de periode van 23 augustus 2007 tot en met 31 december 2007 ingediend op de voor GSBB gebruikelijke wijze.
2.2. Mr. Haasnoot stemde, ondanks dat de door GSBB gehanteerde vorm werd geaccepteerd door de rechtbank Arnhem, niet in met de wijze waarop de rekening en verantwoording was ingediend. GSBB werd door mr. Haasnoot verplicht om op de door hem voorgeschreven wijze rekening en verantwoording af te leggen. Door mr. Haasnoot werd ter terechtzitting van 19 mei 2009 medegedeeld dat de door hem gewenste wijze van rekening en verantwoording niet ter discussie stond en dat, als GSBB zich daaraan niet zou conformeren, hij GSBB zou ontslaan als bewindvoerder. Dat is ook de strekking van de brief van mr. Haasnoot van 18 december 2009.
2.3. Uit het voorgaande blijkt dat mr. Haasnoot een vooringenomenheid koestert ten aanzien van GSBB, dan wel ten aanzien van de wijze waarop GSBB haar taak als beschermingsbewindvoerder uitoefent.
3. Standpunt van mr. Haasnoot
Mr. Haasnoot heeft bij schriftelijke reactie van 11 februari 2010 de onder 2.1 en 2.2 vermelde feiten niet, maar daarentegen het daarop gebaseerde verzoek tot wraking wel gemotiveerd weersproken. Op hetgeen hij heeft aangevoerd zal hierna, indien van belang, nader worden teruggekomen
4. Beoordeling door de rechtbank
4.1. Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3. Onderzocht moet worden of de door verzoeker aangevoerde gronden kunnen worden gekwalificeerd als een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid.
4.4. Door mr. Haasnoot is aangevoerd dat de wijze van indiening van rekening en verantwoording vast beleid is binnen de sector kanton, locaties Harderwijk en Apeldoorn. Dit beleid wordt in alle zaken met betrekking tot bewindvoering toegepast en niet enkel ten aanzien van verzoeker. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van feiten of omstandigheden die een aanwijzing opleveren dat mr. Haasnoot een vooringenomenheid koestert jegens verzoeker. Evenmin levert het vormgeven en voeren van een dergelijk vast beleid, waarbij verzoeker niet anders wordt behandeld dan andere partijen, een omstandigheid op die een dienaangaande bestaande vrees objectief rechtvaardigt.
4.5. Evenmin levert de door mr. Haasnoot gedane mededeling met betrekking tot het ontslag van verzoeker als bewindvoerder een uitzonderlijke omstandigheid zoals bedoeld onder 4.2. op. De gedane mededeling van mr. Haasnoot vloeit voort uit de wettelijke bepalingen omtrent het voeren van bewind, in het bijzonder artikel 1:448 van het Burgerlijk Wetboek. Het wijzen van verzoeker op de wettelijke consequenties van diens handelen vormt naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak geen omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de betrokken rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of een dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.6. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is geweest van uitzonderlijke omstandigheden zoals onder 4.2 bedoeld. Het verzoek tot wraking van
mr. Haasnoot zal dan ook worden afgewezen.
4.7. De rechtbank veroorlooft zich ambtshalve de navolgende overweging. Gebleken is dat het onderhavige wrakingsverzoek is voortgekomen uit - kort samengevat - een meningsverschil over de wijze waarop rekening en verantwoording dient te worden afgelegd. Verzoeker heeft herhaaldelijk aangegeven hierover in gesprek te willen treden met
mr. Haasnoot. Verzoeker heeft zich tot op heden echter telkenmale bezwaard gevoeld een dergelijk gesprek aan te gaan, doordat dit - zo werd verondersteld door verzoeker - telkens plaatsvond onder dreiging van een mogelijk ontslag als bewindvoerder.
De rechtbank is van oordeel dat het - gelet hierop - wenselijk is dat verzoeker en mr. Haasnoot op een open wijze een gesprek aangaan omtrent de wenselijkheid van diverse wijzen van afleggen van rekening en verantwoording. Hierbij acht de rechtbank het wenselijk dat dit gesprek niet ziet op een specifieke zaak, zodat er geen sprake kan zijn van een dreiging met ontslag en verzoeker zich derhalve niet bezwaard hoeft te voelen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van mr. W.C. Haasnoot af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Vrieze, voorzitter, mrs. J.B. de Groot en
E.G. de Jong, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2010 in aanwezigheid van mr. F.A. Demmers, griffier.