ECLI:NL:RBZUT:2010:BL6317

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/195 WOW44
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling en bouwvergunning voor varkensstal in Sinderen; belanghebbendheid van Stichting Wakker Dier en Coöperatie Mobilisation for Environment

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 3 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de vrijstelling op grond van artikel 19, lid 1, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de bouwvergunning voor het bouwen van een varkensstal in Sinderen. De gemeente had het bezwaar van de Stichting Wakker Dier tegen de verleende vergunning ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Stichting, gezien haar statuten en feitelijke werkzaamheden, wel degelijk als belanghebbende kan worden aangemerkt. De doelstellingen van de Stichting zijn gericht op het bevorderen van het welzijn van landbouwhuisdieren en het bestrijden van de bio-industrie, wat haar een direct belang geeft bij de aangevochten besluiten.

Aan de andere kant werd de Coöperatie Mobilisation for Environment niet als belanghebbende erkend. De rechtbank oordeelde dat de doelstellingen van de Coöperatie te algemeen geformuleerd zijn en niet specifiek gericht zijn op dierenwelzijn, waardoor haar belangen niet rechtstreeks betrokken zijn bij de vrijstelling en bouwvergunning in deze zaak. De rechtbank verklaarde het beroep van de Coöperatie ongegrond, terwijl het beroep van de Stichting gegrond werd verklaard.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en droeg deze op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van de Stichting. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de Stichting, die op € 644,-- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van de specifieke doelstellingen van rechtspersonen bij de beoordeling van hun belanghebbendheid in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 09/195 WOW44
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Wakker Dier (hierna: de Stichting)
te Amsterdam
Coöperatie Mobilisation for Environment U.A. (hierna: de Coöperatie)
te Nijmegen,
eiseressen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek
verweerder.
[derde partij]
derde-partij.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft verweerder aan de derde-partij vrijstelling op grond van het bepaalde in artikel 19, eerste lid, van de - inmiddels vervallen - Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) en een reguliere bouwvergunning verleend voor het bouwen van een varkensstal op het perceel [adres] te Sinderen.
Bij uitspraak van 4 november 2008 (reg.nr. 08/1678) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek van eiseressen om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bij besluit van 13 januari 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de door eiseressen gemaakte bezwaren tegen het besluit van 26 augustus 2008 niet-ontvankelijk verklaard.
Namens eiseressen heeft ir. A.K.M. van Hoof, werkzaam bij Milieu-adviesbureau ‘Het Groene Schild’ te Wageningen, bij brief van 10 februari 2009 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 12 januari 2010, waar ir. Van Hoof, voornoemd, namens eiseressen is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
M. Nijman en ir. M. Jansen. Namens de derde-partij is [derde partij] verschenen.
2. Overwegingen
2.1 In dit geding staat ter beoordeling of verweerder de bezwaren van de Stichting en de Coöperatie terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat beide niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt.
2.2 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.3 De doelstelling van de Stichting is: het bevorderen van het welzijn en de rechtspositie van landbouwhuisdieren, het bestrijden van de bio-industrie en het stimuleren van een mens-, dier- en milieuvriendelijke veeteelt. De Stichting tracht dit doel te bereiken door: alle gepaste middelen, waaronder onder meer begrepen kunnen worden:
- het geven van publieksvoorlichting en persverklaringen;
- het beïnvloeden van consumentengedrag, bevorderlijk voor het bereiken van de doelstelling;
- het bevorderen van doeltreffende wetgeving en de naleving daarvan;
- het nemen en stimuleren van initiatieven leidende tot de doelstelling;
- het creëren van een zo breed mogelijk draagvlak voor de doelstelling bij maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, overheid, semi-overheid en publiek- en privaatrechtelijke organisaties;
- samenwerking met organisaties met soortgelijke doelstellingen in binnen- en buitenland;
- het voeren van juridische procedures.
De Coöperatie heeft als doel:
“1.a. In overeenstemming met artikel 130r (1) (thans artikel 174) van het EG-milieubeleid, bevorderen van :
- behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;
- bescherming van de gezondheid van de mens;
- behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
- het nemen van maatregelen om het hoofd te bieden aan lokale, regionale of mondiale milieuproblemen.
b. Te voorzien in stoffelijke belangen (in de ruimste zin des woords) van de leden, door in het kader van haar onderneming overeenkomsten, anders dan van verzekering, met hen te sluiten;
2. (…)
3. Zij tracht het doel te bereiken door alle wettige middelen , met name door het verwerven van opdrachten ten behoeve van de leden op het gebied van milieu-advisering en alle daarbij behorende werkzaamheden, door het indienen van bedenkingen, beroepschriften, bezwaarschriften en/of voeren van alle noodzakelijke bestuursrechtelijke procedures met als doel verminderen, dan wel beëindigen van overlast, risico’s en schade veroorzaakt door inrichtingen, installaties en alle andere bronnen van milieuverontreiniging, zulks in de meest ruime zin des woords.”
2.4 De rechtbank stelt voorop dat voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb bepalend is of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.5 Met betrekking tot de Stichting is de rechtbank van oordeel dat de statutaire doelstelling in functioneel opzicht niet zo veelomvattend is dat deze onvoldoende onderscheidend werkt om haar als belanghebbende aan te merken bij de in geschil zijnde vrijstelling en bouwvergunning. Bovendien bieden ook de feitelijke werkzaamheden van de Stichting, zoals omschreven in het beroepschrift en nader toegelicht ter zitting, voldoende aanknopingspunten voor een inzichtelijke afbakening van de belangen die zij in het bijzonder behartigt. De rechtbank is daarom van oordeel dat de Stichting door het aan haar gerichte bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. Gelet hierop kan de Stichting worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Verweerder heeft het bezwaar van de Stichting derhalve ten onrechte
niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is in zoverre gegrond.
2.6 Met betrekking tot de Coöperatie komt de rechtbank tot een ander oordeel. Daar waar de Stichting in haar doelstelling onder meer heeft opgenomen het bestrijden van de
bio-industrie en het stimuleren van een dier- en milieuvriendelijke veeteelt, heeft de Coöperatie een zeer algemeen geformuleerde milieudoelstelling. Ter zitting heeft de gemachtigde van de Coöperatie voorts toegelicht dat de feitelijke werkzaamheden vooral zijn gericht op milieubescherming en niet specifiek op dierenwelzijn. De door de gemachtigde in zijn pleitnota genoemde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State leiden niet tot een ander oordeel, aangezien de Coöperatie in die zaken opkwam tegen besluiten in het kader van de Natuurbeschermingswet. De belangen die de Coöperatie in het bijzonder behartigt zijn niet rechtstreeks betrokken bij de thans in geding zijnde vrijstelling in het kader van de - inmiddels vervallen - WRO en de verleende bouwvergunning op grond van artikel 44 van de Woningwet.
2.7 Anders dan de gemachtigde van eiseressen heeft gesteld, volgt uit voormelde uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 november 2008 niet dat verweerder niet langer bevoegd was om de bezwaren van eiseressen niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe is van belang dat in deze uitspraak is geoordeeld dat het spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Aan de vraag of eiseressen als belanghebbende konden worden aangemerkt, heeft de voorzieningenrechter geen overwegingen gewijd. Voorts heeft een uitspraak in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar een voorlopig karakter en is die niet bindend voor de beslissing in daaropvolgende beroepsprocedure.
2.8 De rechtbank ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, van de Awb door zelf in de zaak te voorzien, zoals door verweerder is verzocht. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit slechts op het standpunt gesteld dat de bezwaren van eiseressen niet-ontvankelijk zijn. De commissie bezwaarschriften heeft de argumenten van verweerder waarom de verleende vrijstelling en bouwvergunning in stand dienen te blijven niet mede aan de hand van de bezwaren van eiseressen beoordeeld. Eiseressen hebben derhalve geen beroepsgronden geformuleerd met betrekking tot deze argumenten van verweerder, hetgeen hen niet kan worden tegengeworpen, zodat de rechtbank niet aan een beoordeling daarvan kan toekomen.
2.9 Gelet op het voorgaande is het beroep van de Stichting gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. Verweerder dient alsnog inhoudelijk te beslissen op het door de Stichting tegen het besluit van 26 augustus 2008 gemaakte bezwaar.
2.10 Gelet op het bovenstaande bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die de Stichting in verband met de behandeling van haar beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Met toepassing van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een wegingsfactor 1).
2.11Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, bestaat geen aanleiding, nu een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar nog niet heeft plaatsgevonden, zodat de rechtbank zich niet kan uitlaten omtrent de rechtmatigheid van het besluit van 26 augustus 2008. Verweerder zal zich hierover in een nieuwe beslissing op bezwaar dienen uit te laten.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep van de Coöperatie ongegrond;
- verklaart het beroep van de Stichting gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
- draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van de Stichting te nemen;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 288,00 aan de Stichting vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van de Stichting tot een bedrag van
€ 644,-- ter zake van verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.G.J. Welbergen. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2010.