ECLI:NL:RBZUT:2010:BL5483

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580660-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • A. Gilhuis
  • J. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van een vrouw in staat van verminderd bewustzijn in Apeldoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 24 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van een vrouw in een staat van verminderd bewustzijn. De feiten vonden plaats in de nacht van 17 op 18 oktober 2009 in Apeldoorn. De verdachte heeft, samen met een of meer mededaders, handelingen gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, terwijl hij wist dat zij niet in staat was om haar wil te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer, na een avond uit, in een staat van bewusteloosheid verkeerde en niet in staat was om weerstand te bieden tegen de seksuele handelingen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij seksueel contact heeft gehad met het slachtoffer, maar ontkende dat zij in een staat van onmacht verkeerde. De rechtbank heeft echter op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en DNA-onderzoek geconcludeerd dat het slachtoffer in een kwetsbare positie verkeerde en dat de verdachte zich hiervan bewust was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd, zodat de verdachte geen contact mag opnemen met het slachtoffer gedurende de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/580660-09
Uitspraak d.d. 24 februari 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1990],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Utrecht (locatie Nieuwegein).
Raadsman: mr. De Korte, advocaat te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 februari 2010.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2009 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer], van wie hij,
verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke
onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer]
niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of
kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of
(een of meer van) zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal met zijn/hun
penis de anus en/of de mond en/of de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen;
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Aanleiding onderzoek
Op zondag 18 oktober 2009 omstreeks 05.00 uur is bij de Meldkamer Ambulancedienst te Apeldoorn gemeld, dat er een vrouw onwel was geworden in de Paul Krugerstraat te Apeldoorn. Politieambtenaren die ter plaatse kwamen, stelden vast dat ene [slachtoffer], de latere aangeefster, die op dat moment niet aanspreekbaar was bij een getuige, genaamd [getuige A], op schoot lag. Die [getuige A] vertelde de politie dat [slachtoffer] natte plekken op haar broek had, mogelijk veroorzaakt door sperma, en dat zij de zaak niet vertrouwde. De politieambtenaren vroegen de meldkamer een ambulance ter plaatse te laten komen. De ambulance kwam ter plaatse en het personeel ontfermde zich over het slachtoffer, dat werd overgebracht per ambulance naar het Lucas ziekenhuis te Apeldoorn. Op aanwijzingen van die [getuige A] troffen de politieambtenaren in een steegje - in de Paul Krugerstraat - (sperma)sporen aan. Omdat zij het vermoeden hadden dat er een zedenmisdrijf had plaatsgevonden, hebben zij ter plaatse een plaats delict afgezet en verzocht personeel van de afdeling Technische Forensisch Opsporing te laten komen, die daarop een onderzoek hebben ingesteld.2
Aan de hand van een verkregen match van op [slachtoffer] aangetroffen sperma met het DNA-profiel van verdachte, richtte de opsporing zich op verdachte. Verdachte is vervolgens op 1 november 2009 aangehouden bij een incident dat zich voordeed op de Hoofdstraat in Apeldoorn.3
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van de medeplegenvariant en het binnendringen met de penis in de mond van [slachtoffer]. De officier van justitie heeft zich daarbij met name gebaseerd op de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, de verklaring van [slachtoffer] bij de politie en bij de rechter-commissaris, en de verklaringen van haar vriendin [getuige A].
Ten aanzien van de gesteldheid van [slachtoffer] en haar verminderd bewustzijn, heeft de officier van justitie verder onder meer voor het bewijs verwezen naar de verklaringen van de getuigen [getuige B], [getuige C], [getuige D], [getuige D] en het ambulancepersoneel dat die nacht ter plaatse is geweest. Uit die verschillende verklaringen kan volgens de officier van justitie worden opgemaakt dat [slachtoffer] die betreffende nacht in een zodanige staat verkeerde, dat in redelijkheid niet meer van haar verwacht kon worden dat zij weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman van verdachte heeft het woord tot verdediging gevoerd - onder meer -
overeenkomstig zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnotities. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat verdachte weliswaar vaginaal seksueel contact heeft gehad met [slachtoffer], maar dat zij op het moment van de seksuele handelingen niet in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, althans daar is in de visie van de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor. Daarom moet verdachte volgens de verdediging worden vrijgesproken.
Tevens geldt dat verdachte niet wist dat hij met iemand had te maken die verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn en niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen. Ook heeft verdachte geen opzet gehad op het plegen van het feit.
Het binnendringen in de mond kan niet bewezen worden, gelet op de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek, zoals verricht door het NFI.
Verdachte ontkent voorts dat hij in de anus van aangeefster is binnengedrongen. Weliswaar blijkt uit het biologisch sporen- en vergelijkend DNA-onderzoek van het NFI dat sperma van de verdachte in de anus van [slachtoffer] is aangetroffen, maar dat behoeft niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat ook anaal geslachtsverkeer heeft plaatsgevonden. Volgens de raadsman is het niet ondenkbaar, gelet op de zogenaamde peristaltische werking van de anus, dat sperma, van buiten de anus naar binnen getrokken is. Mocht de rechtbank niet tot een vrijspraak komen, dan verzoekt de raadsman betreffende dit onderdeel van de tenlastelegging een deskundige te horen die kan verklaren over de betekenis van de in de anus aangetroffen spermasporen.
D. Beoordeling door de rechtbank
Verklaringen van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van zaterdag 17 oktober 2009 op 18 oktober 2009 seksueel contact heeft gehad met [slachtoffer], bestaande uit tongzoenen en geslachtsgemeenschap. Één en ander heeft plaatsgevonden in een steegje aan de Paul Krugerstraat te Apeldoorn, aldus verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verder verklaard dat hij [slachtoffer] kort daarvoor had ontmoet in het café [café], gelegen aan het nabijgelegen Caterplein, en dat hij met haar aan de praat is geraakt. Hij stelde zich aan haar voor als '[alias verdachte]'. Hij noemde zich zo, omdat hij niet wilde dat zij zijn werkelijke naam zou kennen. Hij had immers al een vaste vriendin, die er niet van mocht weten dat hij ook met andere vrouwen contact maakte. Hij heeft ook wat drankjes voor [slachtoffer] gehaald en na sluitingstijd zijn ze richting een steegje gegaan. [slachtoffer] wankelde buiten het café weliswaar wat, maar hij dacht dat dit kwam door het dansen van haar in het café. Aanvankelijk sprong zij bij hem op zijn rug, maar dat bleek toch niet te gaan. Zijn vriend heeft haar vervolgens een stukje gedragen en zij wekte de indruk het wel leuk te vinden. Op enig moment zette zijn vriend haar neer en heeft hij haar van hem overgenomen, en zijn ze met zijn tweeën gearmd naar een steegje gelopen. Hij kon ook gewoon met haar praten in het steegje. Zij hebben daar eerst wat staan praten. Zij was toen heel levendig. Zij begon hem te tongzoenen en begon hem af te trekken. Hij heeft haar vervolgens bij de vagina betast en het is ten slotte tot seksueel contact gekomen. Daarna hebben zij nog even gekletst. Hij heeft gezien dat [slachtoffer] vervolgens misselijk werd, hurkte en moest overgeven. Hij is weggelopen, omdat hij [slachtoffer] een gebaar zag maken, toen [getuige A] aan kwam lopen, dat hij opvatte als: "ga weg."
De verdachte heeft hiermee het feitelijk handelen, het seksueel binnendringen (in de vagina), als zodanig bekend.
Bevindingen van het NFI
Bij [slachtoffer] is een zedenkit afgenomen.4 Uit biologisch sporenonderzoek van het NFI blijkt dat sperma is aangetroffen in de bemonsteringen "vagina inwendig", "vagina inwendig 2e", "kleine schaamlippen", "grote schaamlippen", "inwendig anus" en "buitenzijde anus". Uit vergelijkend DNA-onderzoek van het NFI blijkt dat het DNA-profiel van het in deze bemonsteringen aangetroffen sperma matcht met het DNA-profiel van de verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard5.
Verklaringen van aangeefster en overige getuigenverklaringen
Over de staat, de gesteldheid waarin [slachtoffer] die betreffende nacht verkeerde, bevinden zich in het dossier diverse verklaringen.
In de eerste plaats is daar de verklaring van [slachtoffer]6 zelf. Zij heeft verklaard dat zij die avond in café [café] in Apeldoorn was. Die middag had zij al wijn gedronken en 's avonds een mix met Amaretto en ook wat geblowd. In [café] heeft zij wijn en Goldstrike gedronken en verder heeft zij gedanst. Rond 02.00 uur kwam zij in contact met een Marokkaanse jongen die zich voorstelde als "[alias verdachte]". [alias verdachte] ging steeds drinken voor haar halen en ze kreeg ook geld om drinken te halen. [alias verdachte] had ook twee vrienden bij zich. Zij danste samen met [alias verdachte] en op enig moment heeft ze ook met hem gezoend. Tijdens het dansen ging zij helemaal los. Ze was dronken, niet misselijk, maar vrolijk. Vanaf dat moment - rond 02.00 - 03.00 uur - weet zij het verder niet meer. Ze verklaart pas weer helder te zijn geweest op het moment dat zij in het ziekenhuis lag in die ochtend daarop rond 09.30 uur.
Bij de rechter-commissaris heeft zij min of meer hetzelfde verklaard, maar daar geeft zij aan niet dronken te zijn geweest.
Haar vriendin [getuige A]7 heeft verklaard dat zij die avond naar [slachtoffer] is gegaan om een wijntje te drinken. Rond middernacht waren ze in café [café], daar is wijn en Goldstrike gedronken. Op een gegeven moment heeft zij [slachtoffer] zien dansen met een Marokkaanse jongen die zich [alias verdachte] noemde. Zij is rond sluitingstijd met het zusje van [slachtoffer] naar buiten gelopen. [slachtoffer] stond op dat moment te praten een DJ. [slachtoffer] was toen volgens die [getuige A] dronken, althans aangeschoten, ze stond een beetje te wankelen en was uitbundig. Zij heeft [slachtoffer] niet uit [café] zien komen. Daarna is zij [slachtoffer] gaan zoeken.
Bij de ingang van een steegje in de Paul Krugerstraat trof zij twee jongens aan die zij ook in [café] had gezien bij de Marokkaan waar [slachtoffer] mee had staan dansen. De jongens zeiden dat haar vriendin er zou aan zou komen. Zij heeft [slachtoffer] geroepen dat ze moesten gaan. Ze hoorde [slachtoffer] wel iets zeggen, maar kon haar niet goed verstaan. Zij kon [slachtoffer] niet zien, maar herkende haar stem.
Later is zij de steeg ingelopen, omdat zij het niet meer vertrouwde. Zij had een laars uitgedaan om eventueel als bescherming te kunnen gebruiken en is al roepend en schreeuwend de steeg in gelopen. Daar trof zij [alias verdachte] aan, zijn broek snel omhoog doende en zijn gulp dichtdoende en daarbij zeggend: "Nee, nee, er is niks aan de hand". [alias verdachte] is vervolgens weggelopen en vervolgens heeft zij [slachtoffer] aangetroffen, bewusteloos/knock out.
Door de de getuige [getuige F]8 is bevestigd dat hij [getuige A] uit de steeg heeft zien komen met een heel belabberde [slachtoffer], die half in coma wegzakte.
Hij heeft [slachtoffer] met twee jongens [café] zien verlaten, terwijl zij haar arm over één van de beide jongens had.
De getuige [getuige B]9 die in een nabijgelegen café aan het schoonmaken was, zag omstreeks 04.05 uur een Marokkaanse jongen een meisje wegslepen. Het meisje hing in zijn armen en de jongen probeerde haar mee te krijgen. Hij sleepte haar mee, haar benen hingen er gewoon bij. Het leek of het meisje bewusteloos was, maar bij het meeslepen verzette ze wel steeds een been.
De bedrijfsleidster10, een portier11 en een diskjockey12 van [café] hebben op hun beurt verklaard dat toen [slachtoffer] [café] verliet, zij dronken was en wankelde op haar benen. In dezelfde lijn is ook verklaard door een andere in [café] werkzame diskjockey13. Hij heeft verklaard dat hij tussen 02.00 uur en 03.45 uur [slachtoffer] dronken heeft zien worden. Ze slingerde en wankelde. Hij zag twee Marokkaanse jongens naar haar gebaren dat zij bij hen moest komen. Hij zag dat [slachtoffer] door de jongens werd getild en dat zij in de armen van een van de jongens lag. Hij zag dat [slachtoffer] helemaal 'nokkie'/knock out was. Zij liepen richting Paul Krugerstraat. Hij vond het niet normaal.
Het die nacht omstreeks 05.00 uur ter plaatse komende ambulancepersoneel14 trof [slachtoffer] aldaar aan in een staat dat zij heel moeizaam en niet adequaat reageerde. [slachtoffer] vroeg de ambulanceverpleegkundige steeds wat er was gebeurd. Op de vraag of zij verkracht was, antwoordde zij: "Niet van onderen."15
Beelden van de beveiligingscamera
Door de politie16 zijn de beelden die op 18 oktober 2009 tussen 04:04:06 en 05:00:00 uur door beveiligingscamera's zijn gemaakt die pal op de Paul Krugerstraat stonden gericht, bekeken en beschreven in een proces-verbaal van bevindingen. Dat proces-verbaal houdt voor zover hier relevant - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Man 1 (dat betreft verdachte, zoals ook door hem ter terechtzitting erkend); hierna aldus te noemen verdachte.
Man 2 (dat betreft een vriend van verdachte, zoals door hem ter terechtzitting erkend. De naam van de vriend heeft hij niet kenbaar willen maken); hierna te noemen man 2.
04:04:06: Verdachte komt vanaf het Caterplein de Paul Krugerstraat inlopen (...)
04:04:09: Man 2 komt vanaf het Caterplein de Paul Krugerstraat inlopen. Hij draagt op zijn beide armen [slachtoffer] (...)
04:04:16: Man 2 zet [slachtoffer] op de grond. [slachtoffer] hangt om de nek van man 2. [slachtoffer] wankelt en kan moeilijk in evenwicht blijven.
Man 2 draagt/sleept [slachtoffer] verder de Paul Krugerstraat in en wacht op verdachte.
04:04:51: Verdachte loopt naar man 2 en neemt [slachtoffer] van hem over. Verdachte sleept/ondersteunt [slachtoffer] naar de steeg (...)
04:05:25: Verdachte en [slachtoffer] verdwijnen uit beeld en bevinden zich in de steeg (...)
(...)
04:46:02: (...) [getuige A] loopt de steeg in (...)
04:47:04: Verdachte komt uit de steeg en trekt met zijn handen aan zijn broek. Het lijkt of hij zijn rist van zijn spijkerbroek en kleding weer goed doet (...)
(...)
04:52:15: [slachtoffer] komt samen met [getuige A] uit de steeg lopen. Ze stoppen bij de roze tas en jas die bij een vensterbank liggen. En [slachtoffer] hurkt bij de tas (...)
De beschreven beeldopnamen bevinden zich op een CD-rom welke aan het proces-dossier is toegevoegd. De rechtbank heeft die beelden voorafgaand aan de terechtzitting bekeken en ter terechtzitting is bij monde van de voorzitter aan de verdachte medegedeeld, dat de beschrijving van de beelden zoals die door de politie is neergelegd in een proces-verbaal van bevindingen, goeddeels overeenkomt met de eigen waarneming van de rechtbank. Na de terechtzitting heeft de rechtbank de beelden nog nader bekeken.17 Samenvattend kan naar het oordeel van de rechtbank over die beelden gezegd worden, dat valt waar te nemen, dat [slachtoffer] door een onbekend gebleven vriend van verdachte wordt gedragen, ze hangt er dan als een soort 'slappe pop' bij, en dat als die vriend (man 2) haar neerzet, hij haar ternauwernood rechtovereind kan houden. Verdachte neemt vervolgens [slachtoffer] over en hij loopt vervolgens gearmd met haar de steeg in. [slachtoffer] loopt wel zelf, maar zij steunt/leunt sterk tegen verdachte aan. Het volgende beeld dat ongeveer drie kwartier later van [slachtoffer] valt waar te nemen is, dat zij met behulp van haar vriendin [getuige A] de steeg komt uitlopen, en dat kort daarna ineen zakt en gehurkt tegen een pand steunt. Kortom: zij gaat belabberd de steeg in en komt zo mogelijk nog belabberder de steeg uit.
De hierboven reeds aangehaalde verklaringen van getuigen, die samengevat hebben verklaard dat zij [slachtoffer] het Caterplein hebben zien verlaten, waarbij één van die jongens haar tilde, sluiten naar het oordeel van de rechtbank ook aan bij de latere beelden. Dit geldt eveneens voor de verklaringen die de toestand van [slachtoffer] beschrijven kort nadat zij uit de steeg is gekomen.
Samenvattende beschouwingen van de rechtbank
Uit de verklaringen van de merendeels onafhankelijke getuigen, in samenhang met de verklaringen van [slachtoffer], haar vriendin [getuige A] en hetgeen blijkt uit de camerabeelden van de beveiligingscamera's pal op de Paul Krugerstraat, kan naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam worden opgemaakt dat [slachtoffer] ten tijde van de gemeenschap met verdachte - kort nadat het café [café] was verlaten - in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Zij was immers niet in staat om zelfstandig op haar benen te staan/lopen op weg naar de steeg. Nadat zij (drie kwartier later) uit de steeg kwam, zakte zij vrijwel direct in elkaar en kwam niet meer overeind. De verklaring van verdachte dat haar toestand in de tussenliggende periode in het steegje anders (c.q. beter) was, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig en stelt de rechtbank terzijde. Wat de reden van dit verminderd bewustzijn - mogelijk drankgebruik - was, kan door de rechtbank niet worden vastgesteld. Voor het bewijs doet de achterliggende oorzaak van het verminderde bewustzijn ook niet ter zake.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat hij niet wist dat [slachtoffer] in een zodanige staat verkeerde dat zij niet bij machte was haar wil te bepalen.
Gelet op het voorgaande kan het niet anders zijn dan dat ook verdachte heeft geweten dat [slachtoffer] ten tijde van het plegen van de seksuele handelingen in een zodanig staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat aldus zijn opzet gericht was op de fysieke weerloosheid van [slachtoffer]. Verdachte heeft bovendien nota bene verklaard, dat hij [slachtoffer] zag wankelen bij/na het verlaten van het café. Gelet op haar toestand kan er ook geen sprake meer zijn van vrijwilligheid, zoals door verdachte aangegeven. Ook al zou [slachtoffer] in die staat avances hebben gemaakt, zoals door de verdachte is verklaard, dan had het op de weg van verdachte gelegen om daar niet op in te gaan.
Artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht beoogt kwetsbare of weerloze personen te beschermen tegen ernstige seksuele handelingen. Zelfs degene die door eigen toedoen in een staat van verminderd bewustzijn is gekomen, geeft daarmee geen vrijbrief af voor zogenaamd vrijwillig vrijen. Naar thans geldend recht van de in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde wetenschap van de dader, is ook dan sprake indien komt vast te staan dat deze willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer in enige in die bepaling bedoelde toestand verkeerde. Dat is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak zonder meer het geval.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie niet bewezen dat verdachte met zijn penis ook de mond van [slachtoffer] is binnengedrongen, nu daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is.
Anders dan door de officier van justitie is betoogd, acht de rechtbank evenmin bewezen dat verdachte met zijn penis ook de anus van [slachtoffer] is binnengedrongen. Met name gelet op de DNA-match van spermabemonstering "anus inwendig" en verdachte en de daaraan toegekende frequentie van kleiner dan 1 op 1 miljard, is er steun voor de veronderstelling dat de verdachte ook de anus is binnengedrongen. Nu verdachte het binnendringen van de anus ontkent en (blijkens de stukken) niet is gebleken dat sprake was van enig letsel bij of in de anus van aangeefster, zal de rechtbank evenwel van dit onderdeel vrijspreken. Immers niet valt uit te sluiten dat, hoewel, gelet op de locatie van het in de anus aangetroffen sperma, te weten inwendig, niet erg waarschijnlijk, sperma de anus is ingevloeid.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 18 oktober 2009 te Apeldoorn met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte met zijn penis de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de verdachte is een psychologisch rapport uitgebracht door de deskundige drs. Beth18.
Verdachte heeft geen medewerking verleend aan het onderzoek.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel wil de officier van justitie de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact verbonden zien, ook als dit inhoudt het deelnemen aan een psycho diagnostisch onderzoek en een mogelijk daaruit voortvloeiende ambulante behandeling en het deelnemen aan een COVA training, zulks binnen het kader van het door de reclassering geformuleerde plan van aanpak19. Daarnaast heeft de officier van justitie een contactverbod gevorderd met [slachtoffer].
De officier van justitie heeft zich bij het bepalen van haar strafeis onder meer laten leiden door de ernst van het gepleegde feit, de inbreuk die hij dusdoende heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, de vernederende manier waarop een en ander heeft plaatsgevonden en het in ontredderde staat achterlaten van het slachtoffer.
De officier van justitie heeft daarom aansluiting gezocht bij de strafmaat zoals die wordt gehanteerd voor het misdrijf van verkrachting. Omdat verdachte wel heeft aangegeven aan zijn toekomst te willen werken heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij het advies van de reclassering, ondanks dat dit advies niet helemaal is gebaseerd op een zedendelict waar het gaat om het recidiverisico. De officier van justitie heeft in haar afweging verder betrokken de leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte geen justitiële documentatie heeft op het terrein van zedendelicten.
Door de raadsman is aangevoerd dat, gelet op uitspraken in soortgelijke zaken en rekening houdende met het reclasseringsrapport, in geval van een veroordeling kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast kan mogelijk nog een voorwaardelijk deel worden opgelegd met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact. Tegen een contactverbod bestaat vanuit de verdediging geen bezwaar.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 18 oktober 2009 schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van een vrouw die in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en daarmee misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin zij zich bevond, ter bevrediging van zijn eigen (seksuele) verlangens. De bewezen verklaarde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in een steegje, waar verdachte haar vervolgens in belabberde toestand heeft achtergelaten. Verdachte heeft met zijn daad ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en op haar persoonlijke levenssfeer, zoals dat ook blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. Door deze door haar als bijzonder vernederend ervaren gebeurtenis is haar leven veranderd, voelt zij zich depressief en is de hulp die zij al kreeg van GGNet geïntensiveerd. Door haar verminderde staat van bewustzijn heeft zij ook geen enkele herinneringen aan hetgeen in het steegje is voorgevallen, hetgeen voor haar de verwerking extra moeilijk maakt.
Saillant detail en bovendien zorgelijk vindt de rechtbank dat verdachte - naar eigen zeggen - zich bij het uitgaan in zijn contacten met vrouwen wel vaker bedient van een andere naam, in dit geval van de naam ´[alias verdachte]´.
Ten nadele van verdachte weegt verder dat hij ten tijde van het plegen van het onderhavige feit nog in een proeftijd liep van een hem op 30 december 2008 door de meervoudige strafkamer in Utrecht opgelegde straf.20. Verdachte is weliswaar niet eerder voor zedenzaken met justitie in aanraking geweest, maar wel voor vermogensdelicten, waaronder diefstallen met een geweldscomponent, maar laat zich kennelijk weinig gelegen liggen aan die veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen.
Door de officier van justitie is aansluiting gezocht bij de strafmaat die wel wordt gehanteerd voor een verkrachting, zoals strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de door het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren geformuleerde oriëntatiepunten zou in beginsel voor een verkrachting een gevangenisstraf van vierentwintig maanden kunnen gelden.
De rechtbank ziet aanleiding om enigszins afwijken van de door de officier van justitie geformuleerde eis, nu door de wetgever aan het delict van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht een lagere strafbedreiging is verbonden dan aan het delict van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen de straffen die in soortgelijke zaken wel plegen te worden opgelegd.
De rechtbank ziet voorts anders dan de officier van justitie geen aanleiding om aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringcontact te verbinden, omdat het advies met name is ingegeven vanuit het perspectief van andersoortige delicten dan het onderhavige zedendelict. De bijzondere voorwaarde van een contactverbod zal door de rechtbank wel worden overgenomen.
Na te melden beslissing is naar het oordeel van de rechtbank in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De inbeslaggenomen voorwerpen
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een beslaglijst overgelegd. Op die lijst staan de volgende voorwerpen:
1. een telefoontoestel, merk Nokia, SVO 501;
2. een telefoontoestel, merk Nokia, SVO 502;
3. een telefoontoestel, SVO 503;
4. een telefoontoestel, merk Sony Ericsson, SVO 504;
5. een telefoontoestel, merk Nokia, SVO 505;
6. een simkaart, Lyca, SVO 506;
7. een simkaart, Lyca, SVO 507;
8. een papier, bescheiden (voorwaarden) m.b.t. een telefoon;
9. een weegschaal voor verdovende middelen, SVO 510;
10. een (alarm)pistool, SVO 511;
11. verdovende middelen, SVO 512.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot teruggave van de voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 9 aan verdachte, en tot onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen onder de nummers 10 en 11.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de afdoening van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat de voorwerpen die ter gelegenheid van zijn aanhouding op 1 november 2009 in de door hem bestuurde auto zijn aangetroffen niet van hem zijn.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de beslissing dat zij het alarmpistool (nummer 10) en de verdovende middelen (nummer 11) zal ontrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met de wet.
Gelet op de voormelde verklaring van verdachte zullen de overige voorwerpen (de nummers 1 tot en met 9), anders dan door de officier van justitie voorgesteld, niet worden teruggeven aan de verdachte, maar zal ten aanzien van die voorwerpen de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende(n) van die inbeslaggenomen, en nog niet teruggegeven, voorwerpen.
Vordering tot schadevergoeding
[slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 2.722,20 in het strafproces gevoegd met betrekking tot de tot op heden geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op een materieel gedeelte van
€ 222,20 en een immaterieel gedeelte van € 2.500,--.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de materiële schade zal worden toegewezen voor zover ziende op de post reiskosten.
De immateriële schade kan bij wijze van voorschot worden toegewezen tot het gevorderde bedrag, mede gelet op de gesteldheid van het slachtoffer, zoals ter zitting door haar toegelicht.
De raadsman heeft aangevoerd dat in het geval van een bewezenverklaring het gevorderde bedrag inzake het eigen risico niet voldoende is onderbouwd en dat het daarnaast de vraag is of de gevorderde reiskosten wel rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, begroot de rechtbank de tot op heden geleden immateriële schade in redelijkheid op een bedrag van
€ 2.500, --.
De materiële schade zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 67,20, nu de door de benadeelde partij tot dit bedrag opgevoerde reiskosten onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kunnen worden aangemerkt als rechtstreeks uit het bewezen verklaarde feit voortvloeiende schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu niet aannemelijk is gemaakt dat het eigen risico van de ziektekostenverzekering is verbruikt.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36b, 36c, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot vijf maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct noch indirect - contact zal opnemen of onderhouden met de in de bewezenverklaring genoemde [slachtoffer];
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen alarmpistool en de verdovende middelen (nummers 10 en 11 lijst inbeslaggenomen voorwerpen);
* gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen als vermeld onder de nummers 1 tot en met 9 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres] (rekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 2.567,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2009 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, een bedrag te betalen van € 2.567,20, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 35 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Gilhuis en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 februari 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. 2009075393-72 van de politie Regio Noord- en Oost Gelderland, District Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 26 oktober 2009
2 Stamproces-verbaal, dossierpag. 9 in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen, dossierpag. 167 en 168
3 Stamproces-verbaal, dossierpag. 14 en 15
4 Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen, dossierpag. 183 e.v.
5 Rapportage van het NFI d.d. 9 november 2009
6 Aangifte [slachtoffer], dossierpag. 34 e.v.
7 Verklaring [getuige A], dossierpag. 58 e.v., en haar verklaring bij de rechter-commissaris op 1 februari 2010
8 Verklaring [getuige F], dossierpag. 101 - 104
9 Verklaring [getuige B], dossierpag. 91 - 93
10 Verklaring [getuige C], dossierpag. 95 en 96.
11 Verklaring [getuige D], dossierpag. 98 en 99.
12 Verklaring [getuige E], dossierpag. 106 en 107
13 Verklaring [getuige G], dossierpag. 112 en 113
14 Verklaringen van [getuige H], dossierpag. 115 en 116, en [getuige I], dossierpag. 118 - 119
15 [getuige I], p.119
16 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpag. 241, 242, 254, 246
17 Zie in dit verband Hoge Raad 2 december 2003, LJN: AM2520, rechtsoverweging 5.3
18 Rapport psychologisch onderzoek pro justitia gedateerd 11 december 2009, opgemaakt en ondertekend door de drs. R.R. Beth, forensisch gedragsdeskundige, orthopedagoog
19 Reclasseringsadvies gedateerd 8 februari 2010, opgemaakt door de reclasseringswerkster C. Hornby
20 Justitiële documentatie d.d. 16 november 2009