RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460309-09
Uitspraak: 23 februari 2010
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren op [1966 te plaats],
wonende aan [adres, plaats],
thans gedetineerd in Doetinchem.
Raadsvrouw: mr. P.H. Sanders, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2010. De zaak is eerder pro forma behandeld op 13 november 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 8 op 9 augustus 2009 te Zutphen opzettelijk brand heeft gesticht in een (flat/etage)woning (gelegen aan [adres]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met (de vlam van) een aansteker papier, althans een voorwerp in brand gestoken en/of dit brandende papier/voorwerp in de oven gelegd/gegooid en/of in een
lade van een (keuken)kastje gegooid/gelegd en/of in een vuilnis-/papierbak gegooid/gelegd,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met papier en/of een (keuken)kastje, althans met (een) brandbare stof(fen), en/of een of meer gaskra(a)n(en) en/of gaspit(ten) opengedraaid en/of een oven in werking gesteld en/of open gezet, ten gevolge waarvan dat (keuken)kastje en/of (een deel van) de keuken in die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inventaris van die woning en/of die woning en/of een of meer belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer (mede)bewoner(s) van het flat-/appartementencomplex, gelegen aan [adres], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de nacht van 8 op 9 augustus 2009 te Zutphen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een (flat/etage)woning (gelegen aan [adres]) papier, althans een voorwerp (met een aansteker) in brand heeft gestoken en/of dat brandend papier/voorwerp in de oven heeft gelegd/gegooid en/of in een lade van een (keuken)kastje heeft gelegd en/of in een vuilnis-/papierbak heeft gegooid en/of achtergelaten en/of een of meer gaskra(a)n(en) en/of gaspit(ten) open heeft laten staan en/of een oven in werking heeft gehouden en/of open heeft gehouden en/of vervolgens deze woning heeft verlaten, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat dat (keuken)kastje en/of (een deel van ) de keuken in die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan,
terwijl daardoor gemeen gevaar voor de inventaris van die woning en/of die woning en/of een of meer belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer (mede)bewoner(s) van het flat-/appartementencomplex, gelegen aan [adres], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen ontstond;
art 158 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 158 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
In de nacht van 8 op 9 augustus 2009 ontstond in de flatwoning aan [adres] te Zutphen een brand. Deze woning maakte deel uit van een appartementencomplex.2 De brand heeft in de keuken van de woning gewoed.3
Standpunt van het openbaar ministerie
Volgens de officier van justitie blijkt uit forensische bevindingen en (telefonische) uitlatingen van verdachte tegen derden dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht. De primair tenlastegelegde brandstichting kan daarom bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet meer weet wat er is gebeurd in de nacht van 8 op 9 augustus 2009. Hij was onder invloed van alcohol en medicijnen en had een black-out. Volgens de raadsvrouw is er geen wettig en overtuigend bewijs voor opzettelijke brandstichting. Zij bepleit daarom vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het daderschap en het opzet van verdachte acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Op 8 augustus 2009 zijn verdachte en zijn toenmalige vriendin [slachtoffer] uit geweest in Zutphen. Verdachte werd uit een café gezet en wilde dat [slachtoffer] met hem meeging. Zij bleef echter in het café achter, waarna er ruzie ontstond.4 Verdachte is vervolgens naar de woning van [slachtoffer] gegaan en heeft daar zijn spullen weggehaald.5
Later die nacht is er brand ontstaan in de woning aan [adres] te Zutphen.6 Naar aanleiding van deze brand hebben politiefunctionarissen een forensisch onderzoek ingesteld. Hieruit kwam onder meer naar voren dat de vier kranen/pitten van het gasfornuis in geopende stand stonden en dat de gasaansluiting van het fornuis eveneens geopend was. Voorts troffen de verbalisanten op de vloer voor het keukenblok oud papier aan. Tijdens het forensische onderzoek vertelde [slachtoffer] dat dit oud papier niet in de keuken hoorde, maar in een doos in de woonkamer. Gezien het brandpatroon was de brand volgens de politiefunctionarissen zeer waarschijnlijk ontstaan in of bij het linker onderkastje van het keukenblok. Tot slot werd er door de verbalisanten geen technische oorzaak gevonden voor het ontstaan van de brand.7
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij achterbleef in de stad nadat verdachte uit het café werd gezet. Ongeveer een kwartier daarna belde verdachte haar op. Hij schreeuwde: "Ik wil je niet meer kennen. Ik ga naar huis en ik sloop je hele keet." Later zag en hoorde [slachtoffer] dat verdachte meerdere keren haar voicemail had ingesproken.8 Deze voicemailberichten zijn vervolgens beluisterd door verbalisanten. Zij hoorden het volgende bericht, ingesproken op
9 augustus 2009 om 2.49 uur: "Hey [slachtoffer], ik zou (onverstaanbaar), ik heb nog spullen bij jou thuis staan en wil ik meenemen, als jij (onverstaanbaar), dan steek ik gewoon de hele keet van jou in de fik." Om 2.54 uur heeft verdachte het volgende bericht ingesproken: "Hey [slachtoffer] (...) ik sta nou thuis, ik heb wat spullen gejat, eh ik ga de hele boel in de fik steken." Vervolgens horen verbalisanten een bericht dat is ingesproken om 3.05 uur: "[slachtoffer] (...) loop rustig naar je huis, je hele keet staat in de fik."9
Tot slot acht de rechtbank de verklaring van getuige [getuige] van belang. [getuige] heeft verklaard dat verdachte op 9 augustus 2009, omstreeks 8.00 uur, bij hem in de tuin stond. [getuige] heeft vervolgens met verdachte gesproken. Tijdens dit gesprek heeft verdachte volgens [getuige] onder meer gezegd dat hij op de vlucht was voor de politie, omdat hij de woning van [slachtoffer] in brand had gezet. Verdachte zei voorts, aldus [getuige], dat hij oud papier had aangestoken en de gaskraan had opengedraaid.10
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in de woning van [slachtoffer]. Verdachte heeft eerst zijn spullen uit de woning gehaald. Vervolgens heeft hij via voicemailberichten zijn voornemen om brand te stichten kenbaar gemaakt. Na de brandstichting heeft verdachte tegen getuige [getuige] gezegd dat hij brand heeft gesticht door de gaskraan open te zetten en oud papier aan te steken. Deze handelwijze strookt ook met de forensische bevindingen van het brandonderzoek. De rechtbank zal daarom het primair tenlastegelegde bewezen verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de nacht van 8 op 9 augustus 2009 te Zutphen opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan [adres]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk papier in brand gestoken en gaskranen/gaspitten opengedraaid, ten gevolge waarvan de keuken in die woning is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inventaris van die woning en die woning en belendende woningen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor medebewoners van het appartementencomplex te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is door een psycholoog onderzocht. J.G Fennema heeft haar bevindingen neergelegd in een rapport van 28 december 2009. Zij concludeert dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van alcoholmisbruik en alcoholintoxicatie. Daarnaast is er volgens haar sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Dit heeft de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde beïnvloed. Het ontbreekt verdachte namelijk aan voldoende copingstrategieën om adequaat om te gaan met stress en onaangename situaties. Alcohol (mogelijk nog enigszins versterkt door medicatie) werkt hierbij ontremmend. Nadat verdachte uit het café gezet werd en zijn vriendin niet met hem mee wilde, leidde dit tot een doorbraak van negatieve emoties. Deze emoties kon hij onvoldoende controleren. Dit kon leiden tot agressief en antisociaal gedrag. De psycholoog concludeert dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank neemt deze conclusie over en zal verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden geëist, met aftrek van de tijd ondergaan in voorlopige hechtenis. Een deel hiervan, te weten 8 maanden, vordert de officier van justitie voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Vanwege het gevaarzettende karakter van het gepleegde strafbare feit eist de officier van justitie een proeftijd van drie jaar, in plaats van de gebruikelijke twee jaar.
De raadsvrouw heeft verzocht om ten aanzien van de strafoplegging maatwerk toe te passen. Verdachte is in een vervelende situatie terecht gekomen door een samenloop van werkloosheid, ziekte en persoonlijke problemen. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat verdachte gemotiveerd is om het plan van aanpak van de reclassering uit te voeren. Ook heeft zij gewezen op de omstandigheid dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was en geen noemenswaardig strafblad heeft.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft in dit kader kennis genomen van het voornoemde psychologisch rapport en een reclasseringrapport van 29 januari 2010. Zoals hiervoor al overwogen, beschouwt de rechtbank verdachte als enigszins verminderd toerekeningvatbaar. De rechtbank zal dit meewegen bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf voorts gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde. In het bijzonder overweegt de rechtbank hierover als volgt.
De rechtbank acht het in de eerste plaats bijzonder kwalijk dat verdachte na een ruzie de woning van zijn toenmalige vriendin in brand heeft gestoken. Kennelijk wilde verdachte [slachtoffer] schade en leed berokkenen. Helaas is verdachte hierin geslaagd. Zo heeft [slachtoffer] haar inboedel en vele andere bezittingen verloren. Uit de onderbouwing van het voegingsformulier leidt de rechtbank af dat het bewezenverklaarde feit ook grote emotionele en psychische gevolgen heeft gehad voor [slachtoffer]. Behalve het verlies van persoonlijke bezittingen (zoals erfstukken en foto's) heeft de brand ook gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Gedurende enkele weken had [slachtoffer] hierdoor last van slapeloosheid. Bovendien zijn haar psychische klachten sterk verergerd.
In de tweede plaats is de rechtbank van oordeel dat verdachte een zeer gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen. De brand in de woning had kunnen overslaan naar andere woningen van het appartementencomplex. Bewoners hiervan, die op het moment van de brandstichting waarschijnlijk lagen te slapen, hadden hierdoor om het leven kunnen komen. Het gevaarzettende karakter werd nog versterkt doordat verdachte de gaskranen van het fornuis heeft opengezet. Door het uitstromende gas had er een explosie kunnen plaatsvinden, met alle gevolgen van dien.
De rechtbank kan zich grotendeels verenigen met de eis van de officier van justitie. Vanwege de ernst van het feit acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk. De lengte van de gevangenisstraf zal de rechtbank vaststellen op 24 maanden. Een deel hiervan, namelijk 8 maanden, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen. Met het oog op de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek van verdachte zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde ambulante behandeling en begeleiding bij Tactus Verslavingszorg of een vergelijkbare instelling opleggen. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Deze bijzondere voorwaarden zijn conform het plan van aanpak van de reclassering en dienen ook in dit kader uitgevoerd te worden. De lengte van de proeftijd zal de rechtbank vaststellen op twee jaar. Gelet op de inhoud van de bijzondere voorwaarden acht de rechtbank een proeftijd van drie jaar niet mogelijk.11
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert immateriële schadevergoeding ter hoogte van
€ 350,00. De vordering is niet weersproken en komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor. De vordering zal daarom worden toegewezen. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, zodat de Staat de schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
primair: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
* bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 8 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt of zich niet houdt aan de volgende bijzondere voorwaarden;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
1) zich ambulant laat behandelen en begeleiden (gericht op alcoholproblematiek) bij Tactus Verslavingszorg of een andere door de reclassering aan te wijzen instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2) zich ambulant laat behandelen en begeleiden (gericht op persoonlijkheidsproblematiek) bij de forensische polikliniek JusTact Zutphen of een andere door de reclassering aan te wijzen instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3) zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
* geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 350,00, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 350,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Davids, voorzitter, Feraaune en Heenk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kooij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009037276, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek.
2 Voornoemd dossier, proces-verbaal van aangifte door [naam A], p. 117 e.v. Voorts proces-verbaal van verhoor [slachtoffer], p. 80 e.v.
3 Voornoemd dossier, proces-verbaal van een brandonderzoek, p. 131 e.v. Daarnaast memo van de brandweer, opgesteld door [namen B en C], p. 75.
4 Verklaring verdachte ter terechtzitting. Daarnaast voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [slachtoffer], p. 80 e.v.
5 Verklaring verdachte ter terechtzitting. Daarnaast voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [naam D], p. 142 e.v.
6 Zie vaststaande feiten.
7 Voornoemd dossier, proces-verbaal brandonderzoek [adres te plaats]n, p. 131 e.v.
8 Voornoemd dossier, processen-verbaal van verhoor [slachtoffer], p. 80 en 83 e.v.
9 Voornoemd dossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 115 e.v.
10 Voornoemd dossier, processen-verbaal van verhoor [getuige], p. 161 e.v.
11 Hoge Raad, 30 oktober 2007, LJN: BB3999.