ECLI:NL:RBZUT:2010:BL4535

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/080414-02
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kleinrensink
  • mr. Brouns
  • mr. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een verdachte in het kader van de veiligheid van anderen

Op 19 februari 2010 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 06/080414-02, waarin de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling van de verdachte met twee jaar heeft verlengd. De vordering tot verlenging was ingediend door de officier van justitie op 8 januari 2010 en werd behandeld op 5 februari 2010. De verdachte, geboren in 1985 en thans verblijvend in de Dr. Henri van der Hoeven FPC te Utrecht, was eerder ter beschikking gesteld bij arrest van het gerechtshof te Arnhem op 21 januari 2004, met ingang van 26 februari 2006, en was laatstelijk verlengd op 14 maart 2008. De rechtbank heeft de stukken, waaronder een verlengingsadvies van 24 december 2009, bestudeerd. Dit advies was opgesteld door drs. M. Kossen en drs. P.M. Helmerhorst, beiden verbonden aan de kliniek waar de verdachte verblijft. De rechtbank concludeert dat de verdachte een positieve ontwikkeling doormaakt, maar dat het risico op terugval in gewelddadig gedrag nog steeds aanwezig is. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman en de officier van justitie afgewogen en besloten dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd. De beslissing is genomen in het belang van de algemene veiligheid van personen, gezien de aard van de eerdere geweldsmisdrijven van de verdachte. De rechtbank heeft het advies van de deskundigen overgenomen en de termijn van de terbeschikkingstelling verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/080414-02
Raadsman: mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen.
Op 14 januari 2010 is ter griffie van deze rechtbank ingediend een vordering gedateerd
8 januari 2010 van de officier van justitie in dit arrondissement, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1985],
thans verblijvend in de Dr. Henri van der Hoeven FPC te Utrecht,
met een termijn van twee jaar.
De maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van 21 januari 2004, ingegaan op
26 februari 2006 en laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 14 maart 2008.
De vordering is op de openbare terechtzitting behandeld door de rechtbank op
5 februari 2010. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft de stukken bezien, waaronder:
• een verlengingsadvies gedateerd 24 december 2009, opgemaakt door drs. M. Kossen (psychiater/directeur behandeling) en drs. P.M. Helmerhorst (GZ-psycholoog/hoofd behandeling), beiden verbonden aan voornoemde instelling;
• de wettelijke aantekeningen over de periode van 25 april 2008 tot en met 23 januari 2010.
Motivering
1. De vordering is binnen de in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering vermelde termijn ingediend.
2. De raadsman en betrokkene hebben bij de behandeling van de vordering bepleit de verlenging van de maatregel te beperken tot de duur van één jaar.
3. De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering.
4. Uit het verlengingsadvies – in samenhang met de wettelijke aantekeningen – en de daarop ter zitting gegeven toelichting door de deskundige P.M. Helmerhorst, voornoemd, komt onder meer het volgende naar voren.
Betrokkene verblijft sinds 31 maart 2006 in de Van der Hoeven kliniek. Zij toont op meerdere onderdelen van de behandeling een goede inzet, wat resulteert in een positieve ontwikkeling. In haar emotionele ontwikkeling, waarvan in de vorige adviesperiode werd geconstateerd dat deze zeer langzaam verloopt, is met name het laatste half jaar een ontwikkeling zichtbaar. Zij maakt een meer volwassen indruk, waarbij ze zich enerzijds meer uitspreekt en haar mening geeft, en anderzijds meer contact en steun zoekt wanneer zij problemen heeft. Een meer zelfstandig functioneren buiten de veiligheid en structuur van de kliniek zal zij gezien haar voorgeschiedenis en problematiek geruime tijd dienen te oefenen. Open communicatie over haar omgang met mannen en toezicht daarbij is van groot belang. Zonder het dwingende kader van de terbeschikkingstelling is de kans groot dat zij met de toenemende draaglast van meer vrijheden, terugvalt in haar afhankelijke maar ook instrumentele omgang met anderen en op termijn een terugval in gewelddadig gedrag. Het risico van terugval in gewelddadig gedrag wordt bij intramuraal verblijf met onbegeleide verloven als laag ingeschat. Aangegeven is dat het dwingende kader van de terbeschikkingstelling in ieder geval nog twee jaar nodig is, in welke periode het transmuraal verlof kan worden gerealiseerd.
Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen.
5. Aangezien het recidivegevaar thans nog aanwezig is, zij het in verminderde mate, leidt het vorenstaande de rechtbank tot de conclusie dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling, welke maatregel onder meer is toegepast terzake van een geweldsmisdrijf, wordt verlengd. In de omstandigheid dat de positieve ontwikkeling van betrokkene zich met name sinds een half jaar voordoet en het voor ogen staande traject nog geruime tijd in beslag zal nemen en bovendien niet te verwachten zal zijn dat over één jaar tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zal worden overgaan, zal de rechtbank het advies om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, overnemen. Beslist wordt daarom als volgt.
Beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[verdachte] voornoemd voor de tijd van twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. Kleinrensink, voorzitter, mrs. Brouns en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 februari 2010.