ECLI:NL:RBZUT:2010:BK9857

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/217 en 09/218
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijstelling bestemmingsplan voor puinbrekerij in Lochem

Op 20 januari 2010 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een zaak waarin de bestuursrechter de beroepen van Mepal B.V., [eiser B] B.V., [eiser C], [eiser D] en [eiser E] tegen de gemeente Lochem gegrond heeft verklaard. De zaak betreft de vrijstelling die de gemeente had verleend voor de vestiging van een puinbrekerij op het bedrijventerrein Aalsvoort-West in Lochem. De rechtbank oordeelde dat het bestemmingsplan de vestiging van een puinbrekerij niet toestaat en dat de gemeente niet op de juiste wijze had onderzocht of de puinbrekerij gelijkwaardig was aan een inrichting die het bestemmingsplan wel toestaat. De rechtbank concludeerde dat de gemeente onvoldoende had gemotiveerd of voldaan werd aan de beleidsdoelstellingen van het bestemmingsplan, dat gericht is op een kwalitatief hoogwaardige inrichting en stedenbouwkundige structuur van het bedrijventerrein.

De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten van de gemeente en bepaalde dat de gemeente nieuwe besluiten moest nemen op de bezwaren van de eisers, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd bepaald dat de gemeente het betaalde griffierecht van twee keer € 297,-- aan de eisers moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nrs.: 09/217 en 09/218
Uitspraak in de gedingen tussen:
Mepal B.V.,
[eiser B] B.V.
[eiser C]
[eiser D]
[eiser E]
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Lochem
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2007 heeft verweerder aan Atop Recycling B.V. (hierna: Atop) vrijstelling van het bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend voor het oprichten van keerwanden ten behoeve van het bedrijf Atop op het perceel Aalsvoort ongenummerd te Lochem.
Bij besluiten van 22 januari 2008 heeft verweerder de daartegen door eisers gemaakte bezwaren gegrond verklaard en vervolgens de verleende vrijstelling en bouwvergunning, onder verbetering van gronden, in stand gelaten. Hiertegen hebben eisers beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 28 november 2008, reg.nrs. 08/353 en 08/1889, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het besluit van 22 januari 2008 vernietigd.
Bij besluiten van 3 februari 2009 (hierna: de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het besluit van 16 maart 2007 opnieuw gegrond verklaard. Verweerder heeft vervolgens, onder verbetering van gronden en herstel van procedurele omissies, de verleende vrijstelling en bouwvergunning in stand gelaten.
[eiser E] heeft mede namens de overige eisers beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken en verweerschriften ingezonden.
De beroepen zijn behandeld ter zitting van 10 december 2009, waar [eiser E], mede namens de overige eisers, is verschenen. Verder zijn [naam eiser B] ([eiser B] B.V.) en [naam eiser A] (Mepal B.V.) verschenen Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door I. Booij.
2. Overwegingen
2.1. Verweerder heeft op grond van artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in samenhang met artikel 13, tweede lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan “Artikel 30 herziening Aalsvoort West” vrijstelling verleend.
2.2. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften – voor zover thans van
belang – passen burgemeester en wethouders bij het voornemen om vrijstelling te verlenen krachtens deze voorschriften de volgende procedure toe:
a. Het voornemen tot vrijstelling van deze voorschriften of de aanduidingen op de plankaart
ligt met bijbehorende stukken, voor een ieder, gedurende twee weken ter inzage bij de
secretarie van de gemeente;
b. Burgemeester en wethouders geven vooraf kennis van de terinzagelegging in een dag-,
nieuws-, of huis-aan-huis-blad en verder op de gebruikelijke wijze;
c. In deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van de
terinzagelegging hun zienswijze omtrent het voornemen tot vrijstelling, bij burgemeester
en wethouders naar voren kunnen brengen.
2.3. Op 24 december 2008 heeft verweerder in verband met de heroverweging in bezwaar de reparatie van de verleende vrijstelling op grond van artikel 15 van de WRO in samenhang met artikel 13, tweede lid, van de planvoorschriften, vanaf 24 december 2008, gedurende twee weken ter inzage gelegd. Bij brief van 6 januari 2009, aangetekend verzonden op 7 januari 2009, hebben eisers zienswijzen ingediend bij verweerder.
2.4. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de zienswijzen op 8 januari 2009 en daarmee buiten de termijn van de inzage zijn ontvangen en daarom niet inhoudelijk zijn behandeld. Verweerder gaat er vanuit dat de termijn van terinzagelegging liep tot en met 6 januari 2009.
2.5. De rechtbank kan verweerder in het vorenstaande niet volgen. In artikel 3, eerste lid, onder b, van de planvoorschriften is uitdrukkelijk bepaald dat van de terinzagelegging vooraf kennis wordt gegeven. De termijn van terinzagelegging is naar het oordeel van de rechtbank dan ook na 24 december 2009 aangevangen, aangezien eerst op die datum van de terinzagelegging op de voorgeschreven wijze kennis is gegeven. Mede in aanmerking genomen dat – naar onbetwist is gesteld – het gemeentehuis in de periode van 25 december 2008 tot 5 januari 2009 gesloten was en van een reële terinzagelegging in die periode derhalve geen sprake is geweest, is verweerders conclusie dat sprake is van een termijnoverschrijding niet houdbaar. Verweerder heeft daarom ten onrechte de zienswijzen van eisers bij de bestreden besluiten buiten beschouwing gelaten. Nu de zienswijzen echter inhoudelijk niet wezenlijk verschillen van wat eisers, met inachtneming van de tegen de besluiten van 22 januari 2008 geformuleerde beroepsgronden, eerder in de procedure reeds naar voren hadden gebracht, ziet de rechtbank aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren.
2.6. Blijkens de plankaart behorende bij het bestemmingsplan “Artikel 30 herziening Aalsvoort West” rust op het in geding zijnde perceel de bestemming “Bedrijventerrein (Bi)”. Ingevolge artikel 5, eerste lid, onder 1, sub a, zijn de op de plankaart voor bedrijventerrein aangewezen gronden bestemd voor bedrijven, zoals in dit lid, onder 2, nader uitgewerkt.
Op grond van artikel 5, eerste lid, onder 2, zijn op de bedrijventerreinen aangewezen gronden (behoudens vrijstelling op grond van artikel 13) – voor zover hier van belang – uitsluitend toelaatbaar:
a. daar waar de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding “zone bedrijven cat. 1 t/m 3”, bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 tot en met 3 van de bij deze voorschriften behorende Lijst van bedrijfstypen.
b. daar waar de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding “zone bedrijven cat. 1 t/m 4 ( < 200 meter)”, bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 tot en met 3 en in categorie 4, voor zover de bijbehorende grootste afstand niet meer dan 200 m bedraagt, van de bij deze voorschriften behorende Lijst van Bedrijfstypen.
2.7. In de Lijst van Bedrijfstypen is onder SBI-code 372 vermeld “Puinbrekerijen en –malerijen”. Volgens deze lijst betreft het een categorie 4 bedrijf waarbij een noodzakelijk geachte afstand van 300 meter is vermeld ten aanzien van het aspect “geluid”.
2.8. Vaststaat en geen punt van geschil is dat het bedrijf van Atop, vallende onder de categorie “Puinbrekerijen en –malerijen”, in strijd is met het bepaalde in artikel 5, eerste lid, onder 2, sub a en b, van de planvoorschriften.
2.9. Op grond van artikel 13, aanhef en het tweede lid, van de planvoorschriften kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig artikel 15 van de WRO, vrijstelling verlenen van het bepaalde in deze voorschriften of de aanwijzingen op de plankaart, voor de vestiging van een bedrijf dat is genoemd in een hogere dan de toegelaten categorieën van de bij deze voorschriften behorende Lijst van bedrijfstypen, maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven.
2.10. Ter zitting is gebleken dat de in geding zijnde puinbrekerij deels is gelegen op grond met de aanduiding “zone bedrijven cat. 1 t/m 3” en deels op grond met de aanduiding “zone bedrijven cat. 1 t/m 4 (< 200 meter)”. Gelet daarop is voor de vraag of verweerder bevoegd was om op de voet van artikel 13, aanhef en het tweede lid, van de planvoorschriften vrijstelling te verlenen, bepalend of de puinbrekerij naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is aan een inrichting die rechtstreeks is toegelaten in de zone bedrijven cat. 1 t/m 3. Daaraan kan de feitelijke invulling van het terrein (dat wil zeggen welk deel van de activiteiten van Atop binnen welke zone plaatsvinden) niet afdoen.
2.10.1. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder niet onderzocht of de puinbrekerij naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is aan een inrichting die rechtstreeks is toegelaten in de zone bedrijven cat. 1 t/m 3. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verweerder niet toereikend heeft gemotiveerd dat en waarom hij bevoegd was vrijstelling te verlenen.
2.11. Eisers hebben onder meer aangevoerd dat – gelet op de praktijk – er in de VNG- brochure (kennelijk) van wordt uitgegaan dat een puinbreekinstallatie in een bedrijfshal staat. Gelet hierop zijn eisers van oordeel dat de in geding zijnde puinbreekinstallatie, die buiten in de openlucht is opgesteld, meer hinder oplevert en alleen al daarom niet geacht kan worden te behoren tot een lagere categorie dan cat. 4 (<=300m), maar zelfs eerder behoort tot cat. 5.
2.11.1. Verweerder is in de bestreden besluiten niet ingegaan op deze grief van eisers. Ook in zoverre zijn de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd.
2.12. In artikel 4 van de planvoorschriften is de algemene beschrijving in hoofdlijnen opgenomen. Op grond van het bepaalde in dit artikel onder A vormt de algemene beschrijving in hoofdlijnen onder meer het toetsingskader bij de toepassing van vrijstellingsbevoegdheiden. Op grond van artikel 4 onder B, punt 1, is bij de inrichting van het bedrijventerrein het beleid er op gericht om te komen tot een kwalitatief hoogwaardige inrichting en stedenbouwkundige structuur en is het beleid er tevens op gericht om waarborgen op te nemen voor een goede inpassing van de bebouwing in de directe omgeving.
2.12.1. In de bestreden besluiten is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd of voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 onder B, punt 1.
2.13. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen komen de bestreden besluiten voor vernietiging in aanmerking. De beroepen zijn gegrond.
2.14. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten neemt op de bezwaren van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van 2x € 297,-- aan eisers vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J.P. Lambooij, voorzitter, mr. E.G. de Jong en
mr. L.J. Bosch. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2010.