ECLI:NL:RBZUT:2009:BK8020

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
31 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108953 - KG ZA 09-397
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ongestoord genot van zwembad door zwemschool tegen vakantiepark

In deze zaak vorderde [Eiser], handelend onder de naam Zwemschool [naam eiser], het ongestoorde genot van het zwembad op vakantiepark Bospark de Schaapskooi. De voorzieningenrechter wees de vordering af, omdat de partijen waren uitgegaan van een overeenkomst die eindigde op 31 december 2009. De Schaapskooi had weliswaar de intentie geuit om het contract jaarlijks te verlengen, maar er was geen bindende afspraak gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat De Schaapskooi gerechtigd was om af te zien van haar voornemen om het contract te verlengen, gezien de klachten van parkgasten over de openingstijden van het zwembad. De rechter concludeerde dat [Eiser] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op voortzetting van het gebruik van het zwembad na de einddatum van de overeenkomst. De vordering van [Eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van De Schaapskooi, die op EUR 1.078,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 108953 / KG ZA 09-397
Vonnis in kort geding van 31 december 2009
in de zaak van
[ei[naam eiser] handelend onder de naam ZWEMSCHOOL [naam eiser],
wonende te Vaassen, gemeente Epe,
eiser,
advocaat mr. L.J. Steenbergen te Epe,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAKANTIEPARK DE SCHAAPSKOOI B.V.,
gevestigd te Kamperland, gemeente Noord-Beveland,
gedaagde,
advocaat mr. J. Mikes te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [Eiser] en De Schaapskooi genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [Eiser],
- de pleitnota van De Schaapskooi.
2. De feiten
2.1. [Eiser] geeft zwemles aan inwoners van Epe en omgeving en maakt daarvoor gebruik van het zwembad van een door De Schaapskooi beheerd vakantiepark, te weten Bospark de Schaapskooi te Epe.
2.2. Bij brief van 29 oktober 2008 heeft [parkmanager] (hierna: [naam parkmanager]), destijds parkmanager van het vakantiepark, de met [Eiser] gemaakte afspraken met betrekking tot het gebruik van het zwembad in jaar 2009 bevestigd. Voormelde brief houdt onder meer het volgende in:
“(…) Reserveringsovereenkomst 2009
Hiermee bevestigen wij dat bovengenoemde vereniging gebruik maakt van het zwembad van Bospark de Schaapskooi in het navolgende tijdvak
Dag tijd periode
Maandag 16.00-19.00 uur 04-01-2009 t/m 31-12-2009
Dinsdag 16.00-19.00 uur idem
Woensdag 16.00-19.00 uur idem
Donderdag 16.00-19.00 uur idem
Eventuele wijzigingen in dag of tijdstip of extra huur is alleen mogelijk in overleg met de directie van Bospark de Schaapskooi.
(…)
U gelieve een kopie van deze overeenkomst te ondertekenen en te retourneren.
(…)”
[Eiser] heeft voormelde brief niet ondertekend retour gezonden aan De Schaapskooi.
2.3. Vanaf maart 2009 is [naam parkmanager] niet meer werkzaam bij De Schaapskooi en is hij als parkmanager opgevolgd door [nieuwe parkmanager] (hierna: [nieuwe parkmanager]).
2.4. Tijdens een bespreking op 8 juni 2009 hebben [nieuwe parkmanager] en de heer [medewerker Schaapskooi] (hierna: [medewerker Schaapskooi]), eveneens werkzaam bij De Schaapskooi, [Eiser] medegedeeld dat hij na de zomervakantie alleen nog vanaf 18.00 uur zwemlessen mocht geven.
2.5. Op 19 juni 2009 is door mevrouw [naam partner eiser], partner van [Eiser], namens [Eiser] per e-mailbericht een voorstel gedaan aan De Schaapskooi, dat onder meer het volgend in houdt:
“(…) Hierbij doen wij het door u gevraagd voorstel toekomen betreffende de zwemlessen in Epe. Aangezien wij géén voorstander zijn van inkrimping van de les uren, gezien wij in oktober jl. zijn gedwongen uit te breiden doordat er anders een andere zwemschool in zou komen, lijkt ons dit voorstel een goede tegemoetkoming. (…)
Maandag vervalt
Dinsdag 16.00 uur tot 19.00 uur
Woensdag 16.00 uur tot 19.00 uur
Donderdag vervalt
(…)”
2.6. Bij e-mailbericht van 14 juli 2009 heeft [nieuwe parkmanager] als volgt gereageerd op het voorstel van [Eiser] van 19 juni 2009:
“(…) Naar aanleiding van het voorstel om zwemschool [voornaam ] [Eiser], op dinsdag en woensdag van 16:00 uur tot 19:00 uur toegang te geven tot het geven van les in het zwembad van Bospark De Schaapskooi, wil ik u het volgende mededelen.
Wij als directie van Bospark De Schaapskooi, kunnen het bad alleen openstellen voor lesuren, na 18:00 uur. Vanaf 18:00 uur kunt u wel van meerd(e)re dagen gebruik maken.”
2.7. Vervolgens hebben tussen partijen besprekingen plaatsgevonden, waarna [medewerker Schaapskooi] [Eiser] bij brief van 29 augustus 2009 het volgende heeft medegedeeld:
“(…) Middels deze brief bevestig ik ons prettige gesprek van dinsdag 27 augustus. Ik heb u medegedeeld dat wij (…) ons uiteraard zullen houden aan de reserveringsovereenkomst van 29-10-2008. U kunt dan ook op de in de overeenkomst genoemde dagen en tijdstippen gebruik blijven maken van ons zwembad. (…)
Zoals in de overeenkomst vermeld is deze geldig tot 03-01-2010. Tevens heb ik u medegedeeld dat wij de overeenkomst per 03-01-2010 niet zullen verlengen. In de betreffende overeenkomst is geen opzegtermijn genoemd. Wel heb ik u gezegd met de zwemlessen beperkt verder te willen, maar op andere tijdstippen. Ik heb u aangegeven dat wij nog op dinsdag en donderdag vanaf 18.00 uur en op zaterdagmorgen van 8.00-10.00 uur het zwembad eventueel beschikbaar willen stellen. (…)
Ook heb ik u uitgelegd dat de zwemlessen op deze tijdstippen veel klachten opleveren van onze parkgasten, deze mogen dan immers geen gebruik maken van het zwembad, terwijl ze er wel voor betalen! (…)”
2.8. [naam parkmanager] heeft De Schaapskooi een schriftelijke verklaring d.d. 14 december 2009 doen toekomen, die onder meer het volgende inhoudt:
“Hierbij verklaar ik, [voornaam] [naam parkmanager], (…) het volgende.
1. Ik ben in de periode 2008 tot een gedeelte van 2009 parkmanager geweest van Bospark de Schaapskooi te Epe. Toen ik begon met deze baan, gaf Zwemschool [voornaam ] [Eiser] gedurende 1 dag per week een paar uurtjes les in het zwembad van De Schaapskooi.
2. In oktober 2008 is [voornaam ] [Eiser] naar mij toegekomen, omdat hij gehoord had dat ik ook in zee wilde gaan met een andere zwemschool die nog op drie (andere) dagen zwemles zou kunnen geven. Dat zou geen gevolgen hebben voor [voornaam ] [Eiser]; hij zou gewoon die ene dag les kunnen blijven geven. [voornaam ] [Eiser] heeft toen aan mij gevraagd of hij die drie dagen erbij kon krijgen, zodat hij in totaal vier in plaats van drie dagen les zou geven in het zwembad van De Schaapskooi. Ik heb daarmee ingestemd onder de voorwaarden zoals opgeschreven in mijn brief van 29 oktober 2008.
3. Het is dus niet waar dat ik [voornaam ] [Eiser] heb gevraagd om het aantal uren uit te breiden. Het is ook niet waar dat ik tegen [voornaam ] [Eiser] heb gezegd dat ik het zwembad aan een andere zwemschool zou verhuren als hij zijn uren niet zou uitbreiden. (…)
4. Wij hebben vervolgens afgesproken dat [voornaam ] [Eiser] voor een periode van 1 jaar (namelijk tot 3 janauri 2010) op de afgesproken tijdstippen op vier dagen (…) zwemles zou geven, zoals is opgeschreven in de brief van 29 oktober 2008. Wij zouden dan bekijken of de exploitatie van De Schaapskooi last zou hebben van deze zwemlessen. Daarmee bedoel ik bijvoorbeeld of er klachten van parkgasten zouden komen over de beschikbaarheid van het zwembad ten gevolge van de zwemlessen. Als zo’n situatie zich zou voordoen, dan kan De Schaapskooi dus op 3 januari 2010 definitief stoppen met de verhuur van het zwembad voor de zwemlessen van Zwemschool [voornaam ] [Eiser].
5. Het is dus absoluut niet waar dat ik met [voornaam ] [Eiser] een huurovereenkomst voor 5 jaar ben aangegaan en dat was dus ook niet de bedoeling. [voornaam ] [Eiser] wist dat. De overeenkomst duurt tot 3 janauri 2010 en zou daarna eventueel opnieuw voor 1 jaar aangegaan kunnen worden. We hebben wel afgesproken dat het onze intentie was om voor een periode van vijf jaar steeds voor 1 jaar te verlengen, mits dat voor beide partijen nog wenselijk is voor wat betreft de bedrijfsvoering.
6. Mocht hierover onduidelijkheid bestaan: pas als er sprake is van een verlenging van opnieuw 1 jaar zou verder nog gekeken worden naar het aantal uren en/of de tijdstippen waarop zwemles gegeven zou worden. Het is dus niet zo dat verlenging sowieso zou plaatsvinden en dat we na 1 jaar alleen maar naar het aantal uren en/of de tijdstippen zouden kijken.
(…)”
3. Het geschil
3.1. [Eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. zal bepalen dat aan [Eiser] vanaf het moment van betekening van het vonnis tot en met 3 januari 2013, althans een in goede justitie te bepalen datum, door De Schaapskooi het ongestoorde genot dient te worden verschaft van het door hem gehuurde zwembad met aangelegen ruimten, daaronder begrepen de nabijgelegen binnenplaats en parkeerplaats, welk zwembad is gelegen vakantiepark Bospark De Schaapskooi aan de Centrumweg 5 te (8162 PT) Epe, één en ander op de wijze zoals tussen partijen gebruikelijk en gedurende de tussen partijen op 29 oktober 2008 overeengekomen tijdstippen (maandag en donderdag van 16.00 tot 18.00 uur / dinsdag en woensdag van 16.00 tot 19.00 uur), althans in goede justitie te bepalen tijdstippen;
2. zal bepalen dat De Schaapskooi gedurende de periode van gebruik als onder 1. genoemd, zorg zal dragen voor goed onderhouden en op de gebruikelijke temperatuur zijnd badwater, waarbij de PH-waarde voldoet aan de wettelijke eisen en ook overigens aan alle (wettelijke) hygiënevoorschriften is voldaan;
3. aan de veroordelingen sub 1. en 2. een dwangsom zal verbinden van EUR 25.000,00 per overtreding of het niet nakomen van de verplichting, alsmede van EUR 25.000,00 voor iedere dag dat deze overtreding of niet-nakoming voortduurt;
4.voor zover de vorderingen onder 1. tot en met 3. niet of niet geheel worden toegewezen, een in goede justitie te bepalen voorziening zal treffen;
5. De Schaapskooi zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. [Eiser] heeft aan zijn vordering primair ten grondslag gelegd dat tussen partijen sprake is van een huurovereenkomst voor de duur van vijf jaar. Deze rechtsverhouding blijkt volgens [Eiser] uit de brief van 29 oktober 2008 en de mondelinge afspraken die daarbij zijn gemaakt.
Voorts heeft [Eiser] subsidiair gesteld dat sprake is van een duurovereenkomst op grond van de mondeling uitgesproken intentie en de reeds jarenlang bestaande toestemming om het zwembad te gebruiken.
[Eiser] heeft ter onderbouwing aangevoerd dat partijen de intentie hebben uitgesproken om vijf jaar met elkaar verder te gaan, dat jaarlijks de uren opnieuw zouden worden vastgesteld en dat enkel op grond van zwaarwegende bedrijfseconomische belangen de samenwerking tussentijds zou worden beëindigd. De Schaapskooi heeft volgens [Eiser] onvoldoende zwaarwegend belang bij de opzegging. [Eiser] stelt dat de door De Schaapskooi gestelde klachten niet gespecificeerd zijn en dat evenmin is aangetoond dat die klachten betrekking hebben op het gebruik van het zwembad door [Eiser]. Verder heeft hij aangevoerd dat De Schaapskooi bij de opzegging van de overeenkomst rekening moest houden met zijn belangen, maar dat heeft nagelaten. [Eiser] is van mening dat de opzegging dan wel beëindiging van de overeenkomst gezien de omstandigheden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Daarnaast heeft De Schaapskooi volgens [Eiser] geen dringende reden voor opzegging van de overeenkomst.
3.3. De Schaapskooi voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Hoewel [Eiser] de in de brief van 29 oktober 2008 opgenomen overeenkomst niet heeft ondertekend, zijn beide partijen uitgegaan van de toepasselijkheid daarvan. Voldoende aannemelijk is dan ook dat de inhoud van de brief als tussen partijen geldend moet worden beschouwd, met uitzondering van de handgeschreven aantekeningen op die brief - onder meer de aantekening “i.o. 5 jaar!” ten aanzien van de periode van het gebruik - nu [Eiser] heeft verklaard dat hij die aantekeningen na ontvangst van de brief zelf heeft aangebracht en De Schaapskooi betwist dat destijds is overeengekomen dat [Eiser] voor een periode van vijf jaar gebruik mocht maken van het zwembad.
4.2. Onbestreden is dat De Schaapskooi [Eiser] heeft medegedeeld dat zij de intentie had om het contract voor een periode van vijf jaar elk jaar te verlengen, mits dat voor beide partijen wenselijk was voor wat betreft de bedrijfsvoering. Dat tussen partijen een afspraak is gemaakt van die strekking valt hieruit echter niet af te leiden. De Schaapskooi heeft slechts het voornemen geuit om het contract te verlengen. Zij heeft verklaard uiteindelijk geen uitvoering te hebben gegeven aan haar voornemen omdat gelet op de klachten van parkgasten met betrekking tot de openingstijden van het zwembad verlenging van het contract nadelig was voor haar bedrijfsvoering. Op grond hiervan was De Schaapskooi gerechtigd af te zien van haar voornemen om tot verlenging van de overeenkomst over te gaan. Dat [Eiser] betwist dat er enig verband bestaat tussen de klachten van de parkgasten en het gebruik van het zwembad door hem doet hieraan niets af, nu geen sprake is van een bindende afspraak tussen partijen en De Schaapskooi van haar voornemen mocht afzien indien uitvoering daarvan in haar visie niet wenselijk was.
Ook kan de jarenlange samenwerking tussen [Eiser] en De Schaapskooi niet tot de conclusie leiden dat [Eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij het zwembad nog gedurende vijf jaren mocht gebruiken, nu in de overeenkomst als einddatum 31 december 2009 vermeld staat en De Schaapskooi tijdig, bij brief van 29 augustus 2009, [Eiser] ervan op de hoogte heeft gesteld dat zij geen uitvoering zou geven haar eerder geuite voornemen.
Gezien het vorenstaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat [Eiser] recht heeft op voortzetting van het gebruik van het zwembad na 3 januari 2010. Op deze datum eindigt de overeenkomst en een dringende reden voor opzegging is dan ook niet vereist.
4.3. Op grond van het vorenstaande zal de vordering van [Eiser] tot voortgezet gebruik van het zwembad worden afgewezen.
4.4. Nu de vordering tot voortgezet gebruik van het zwembad wordt afgewezen, heeft [Eiser] geen belang meer bij zijn vordering met betrekking tot de kwaliteit van het zwembadwater, zodat die eveneens zal worden afgewezen.
4.5. [Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Schaapskooi worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [Eiser] in de proceskosten, aan de zijde van De Schaapskooi tot op heden begroot op EUR 1.078,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2009.