RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850052-08
Uitspraak d.d.: 30 december 2009
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1979],
wonende te [adres],
raadsman: mr. Leemans, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 december 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 oktober
1999 tot en met 21 juni 2006 te Apeldoorn (telkens) aan zijn kind, [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een hersenbloeding en/of
meerdere breuken aan scheenbeen en/of ribben), heeft toegebracht, door deze
opzettelijk meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam en/of het hoofd te
slaan/stompen en/of meermalen, althans eenmaal vast te pakken en/of
(vervolgens) heen en weer te schudden en/of meermalen, althans eenmaal onder
een koude douche te zetten;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober
1999 tot en met 21 juni 2006 te Apeldoorn (telkens) opzettelijk mishandelend,
zijn kind, [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam
en/of het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of meermalen, althans eenmaal die
[slachtoffer A] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heen en weer heeft geschud en/of
meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer A] onder een koude douche heeft gezet,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (hersenbloeding, diverse
breuken aan onderbeen en enkele ribben), althans enig lichamelijk letsel,
heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober
1999 tot en met 21 juni 2006 te Apeldoorn (telkens) opzettelijk mishandelend,
zijn levensgezel, [slachtoffer B] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam
en/of het hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 maart 2003
tot en met 21 juni 2006 te Apeldoorn (telkens) opzettelijk mishandelend, zijn
kind, [slachtoffer C] meermalen, althans eenmaal op/tegen het
lichaam en/of het hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Niet vaststaat dat verdachte deze ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn toenmalige partner heeft mishandeld. Het slachtoffer heeft een gedetailleerde en betrouwbare verklaring afgelegd. De verklaring van het slachtoffer stemt overeen met de verklaring van de huisarts en de door hem verstrekte medische gegevens. De ontkenning van verdachte is, gelet op alle verklaringen in het dossier en de medische gegevens, ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte heeft de aan hem ten laste gelegde mishandelingen allemaal ontkend.
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde feit deelt de verdediging het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de verdediging gesteld dat de verklaringen van aangeefster, mede vanwege haar psychische problemen, onbetrouwbaar zijn en kritisch beoordeeld moeten worden. De verklaringen van aangeefster bevatten tegenstrijdigheden en onjuistheden. Zo kunnen enkele door aangeefster gestelde mishandelingen niet door verdachte zijn gepleegd, omdat hij ten tijde van die mishandelingen gedetineerd zat. Daarnaast hebben verbalisanten ten tijde van het verhoor ook gewerkt met het patiëntendossier, waardoor er mogelijk sprake kan zijn geweest van een sturend verhoor. Ook kan niet worden uitgesloten dat het door de huisarts geconstateerde letsel is veroorzaakt door een ander dan verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, al dan niet alleen, hetgeen hem onder 1 primair en subsidiair en onder 3 ten laste is gelegd, heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Naar oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 14 juli 2006 heeft [slachtoffer B] aangifte gedaan van meerdere mishandelingen door haar echtgenoot [verdachte]. Aangeefster [slachtoffer B] woonde vanaf 1999 met verdachte samen in Apeldoorn. Op 2 februari 2000 zijn verdachte en aangeefster getrouwd.2
In november 2000 is [slachtoffer B] door verdachte tegen haar hoofd geslagen en in elkaar geslagen. Met het opgelopen letsel is aangeefster naar de huisarts gegaan. Aangeefster heeft bij de huisarts verklaard dat zij zichzelf het letsel had aangedaan.3 Uit de patiëntenkaart van aangeefster, afkomstig van haar huisarts [huisarts], blijkt dat aangeefster op 21 november 2000 met letsel bij de huisarts is geweest. Volgens de beschrijving komen de blauwe plekken door zelfmutilatie.4
Op 3 juli 2001 is aangeefster ook bij de huisarts geweest met kneuzingen aan haar benen. Op 1 juli 2001 heeft verdachte aangeefster in elkaar geslagen. Aangeefster is toen bewusteloos geraakt. Bij de huisarts heeft aangeefster verklaard dat zij was gevallen. Verdachte moest in die tijd naar de politie vanwege een overval op cafetaria [naam cafetaria]. Aangeefster wilde aangifte doen, zodat verdachte een langere gevangenisstraf zou moeten uitzitten.5 Uit het patiëntendossier blijkt dat aangeefster op 3 juli 2001 met letsel aan haar arm en been bij de huisarts is geweest.6
Door verdachte is ter zake van deze mishandeling aangevoerd dat hij op 3 juli 2001 in detentie zat en de mishandeling dan ook niet kan hebben gepleegd. Uit de verklaring van aangeefster valt, zoals door de verdediging gesteld, af te leiden dat verdachte op 3 juli 2001 gedetineerd heeft gezeten. Echter is, zoals hiervoor overwogen, de mishandeling volgens aangeefster op 1 juli 2001 gepleegd. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte toen nog niet gedetineerd zat. Derhalve verwerpt de rechtbank het verweer van verdachte.
Op 23 januari 2002 heeft aangeefster aangifte gedaan van mishandeling. Zij heeft deze aangifte gedaan in opdracht van verdachte. Aangeefster heeft toen verklaard dat zij op de Hoofdstraat in elkaar was geslagen door onbekenden. Die aangifte is echter vals. Aangeefster was in werkelijkheid in elkaar geslagen door verdachte. Verdachte, toen gedetineerd, was met weekendverlof. Hij heeft aangeefster naar de Eburonenstraat te Apeldoorn gelokt. Op de eerste verlofdag van verdachte, te weten vrijdag 18 januari 2002, heeft hij aangeefster in elkaar geslagen. Verdachte heeft aangeefster toen geslagen en geschopt.7 Uit de patiëntenkaart van huisarts [huisarts] blijkt dat aangeefster op 24 januari 2002 bij de huisarts is geweest met letsel aan haar ogen en linkerknie.8
Door verdachte is ter zake van deze mishandeling aangevoerd dat hij in januari 2002 in detentie zat en de mishandeling dan ook niet gepleegd kan hebben. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte op de genoemde datum met weekendverlof was. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van verdachte.
Op 21 april 2006 is aangeefster bij haar huisarts geweest in verband met haar ribben. Aangeefster heeft bij de huisarts verteld dat zij drie dagen daarvoor op bed was gevallen. Het letsel was echter veroorzaakt door verdachte, die haar had geslagen en een bureaustoel tegen aangeefster aangegooid, als gevolg waarvan letsel aan de ribben is ontstaan.9 Uit het patiëntendossier blijkt dat aangeefster op 21 april 2006, zoals zij ook heeft verklaard, bij de huisarts is geweest. Zij was bij de huisarts in verband met pijn aan de ribben. Bij de huisarts heeft aangeefster verklaard dat zij drie dagen geleden op bed was gevallen. Aangeefster had last van een ribkneuzing. Op dat moment zat de echtgenoot van aangeefster vast in verband met een geldboete.10
Door verdachte is ter zake van deze mishandeling aangevoerd dat hij, blijkens de notities van de huisarts, vastzat vanwege een geldboete en de mishandeling dan ook niet kan hebben gepleegd. Uit de verklaring van aangeefster blijkt echter dat de mishandeling drie dagen eerder (dus op 18 april 2006) heeft plaatsgevonden en dat zij pas enkele dagen later naar de huisarts is geweest. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van verdachte.
De mishandelingen van verdachte hebben bij aangeefster veel pijn veroorzaakt. Zij durfde van de mishandelingen eerst geen aangifte te doen uit angst dat zij opnieuw mishandeld zou worden door verdachte.11
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de overeenkomsten tussen de verklaring van aangeefster en de beschrijvingen in het patiëntendossier, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte aangeefster heeft mishandeld op of omstreeks 21 november 2000,
1 juli 2001, 18 januari 2002 en 18 april 2006.
Het verweer van de verdediging, inhoudende de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. De verklaringen van aangeefster, te weten haar aangifte en de aanvullende verklaring, zijn consistent en worden ondersteund door het patiëntendossier van aangeefster. Tevens acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster betrouwbaar, omdat aangeefster niet alle mishandelingen aan verdachte toeschrijft. Aangeefster verklaard gedetailleerd welke mishandelingen door verdachte zijn gepleegd en welke zijn te wijten aan anderen dan verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 01 oktober 1999 tot en met 21 juni 2006 te Apeldoorn telkens opzettelijk mishandelend, zijn levensgezel, [slachtoffer B] meermalen, op/tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
2: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu er geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Hierbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel. Tevens heeft de officier van justitie rekening gehouden met het strafblad van verdachte en met de omstandigheid dat het een oud feit betreft.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De rechtbank acht het gedrag van verdachte ernstig. Verdachte heeft zich gedurende een lange periode meermalen schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote. Al deze mishandelingen hebben plaatsgevonden in de huiselijke sfeer. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote ernstig aangetast en een onveilige thuissituatie voor haar gecreëerd. Daarbij was er meermalen een doktersbehandeling noodzakelijk. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk, omdat mensen zich in hun eigen huiselijke omgeving veilig moeten kunnen voelen.
Tevens blijkt uit het strafblad van verdachte, dat hij eerder met justitie in aanraking is gekomen en onder meer is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict. Dit heeft verdachte er niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan onderhavig strafbaar feit.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte neemt de rechtbank het verdachte zeer kwalijk dat hij door zijn ontkenning geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Evenmin lijkt verdachte de ernst van zijn gedragingen in te zien. Gelet hierop acht de rechtbank de kans op herhaling aanwezig. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf dan ook op zijn plaats, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
De rechtbank is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde. De rechtbank komt dan ook tot een hogere strafoplegging dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging eveneens rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding, betreffende immateriële schade ten bedrage van € 2000,-- en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat onduidelijk is in welke mate het slachtoffer zelf ook een rol heeft gehad in het bewezen verklaarde handelen.
De verdediging deelt het standpunt van de officier van justitie.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaard handelen immateriële schade heeft geleden en derhalve in aanmerking komt voor schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in ieder geval tot tenminste het na te melden bedrag immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering dan ook tot na te melden bedrag, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, toewijzen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat het bepalen van de exacte hoogte van de immateriële schade niet van dusdanig eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor afdoening in het strafgeding. Wat betreft het meer gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De oplegging van straffen en maatregel is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het 1 primair en subsidiair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
2: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B] ([adres], bankrekeningnummer [nummer]) van een bedrag van in totaal € 500,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 april 2006 en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] (voornoemd), een bedrag te betalen van € 500,--, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Van der Hooft, voorzitter, mrs. De Bie en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 december 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0610/07-384871, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 20 februari 2008.
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer B], dossierpagina's 31-34
3 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], dossierpagina 36
4 Patiëntenkaart [slachtoffer B], zijnde een schriftelijk bescheid, dossierpagina 54
5 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], dossierpagina's 36 en 37
6 Patiëntenkaart [slachtoffer B], zijnde een schriftelijk bescheid, dossierpagina 55
7 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], dossierpagina's 36 en 37
8 Patiëntenkaart [slachtoffer B], zijnde een schriftelijk bescheid, dossierpagina 56
9 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], dossierpagina's 38
10 Patiëntenkaart [slachtoffer B], zijnde een schriftelijk bescheid, dossierpagina 58
11 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], dossierpagina's 38