ECLI:NL:RBZUT:2009:BK7543

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460228-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Feraaune
  • Kleinrensink
  • Vaandrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag op politieambtenaar tijdens alcoholcontrole

De meervoudige strafkamer van de Rechtbank Zutphen heeft op 23 december 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige man uit Lichtenvoorde, die werd beschuldigd van poging tot doodslag op een politieambtenaar. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De rechtbank achtte bewezen dat de man op 7 juni 2009 met opzet een politieambtenaar met zijn auto had willen aanrijden om te ontsnappen aan een alcoholcontrole. De verdachte negeerde een stopteken en reed met hoge snelheid op de politieman af, waarbij hij de aanmerkelijke kans op de dood van de politieman op de koop toe nam. Het feit dat er geen aanrijding plaatsvond, was te danken aan het tijdig reageren van de politieambtenaar.

Tijdens de zitting verklaarde de verdachte dat hij onder invloed van alcohol was en niet wilde stoppen voor de controle. De rechtbank oordeelde dat het opzet van de verdachte op het doden van de politieman wettig en overtuigend bewezen kon worden, ondanks de verdediging die stelde dat er geen opzet was. De rechtbank hield rekening met de psychologische rapportage die wees op een ziekelijke stoornis en antisociaal gedrag van de verdachte, wat leidde tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank legde een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling, en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De benadeelde partij, de politieambtenaar, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 500,-- voor immateriële schade, terwijl de materiële schade niet-ontvankelijk werd verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460228-09
Uitspraak d.d.: 23 december 2009
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1983],
wonende te [adres],
raadsman: mr. Spekschoor, advocaat te Lochem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 juni 2009 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer], aspirant politiemedewerker Oost-Gelre, van het leven te beroven,
met dat opzet als bestuurder van een personenauto (merk Opel) een stopteken
van die [slachtoffer] heeft genegeerd en vervolgens met een snelheid tussen de 60 en
80 kilometer per uur, althans met een hoge/aanmerkelijke/toenemende snelheid,
is ingereden op die [slachtoffer] en/of op die [slachtoffer] is afgereden en/of in die
richting van die [slachtoffer] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 07 juni 2009 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], aspirant politiemedewerker Oost-Gelre, opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet als bestuurder van een personenauto (merk Opel) een stopteken
van die [slachtoffer] heeft genegeerd en vervolgens met een snelheid tussen de 60 en
80 kilometer per uur, althans met een hoge/aanmerkelijke/toenemende snelheid,
is ingereden op die [slachtoffer] en/of op die [slachtoffer] is afgereden en/of in die
richting van die [slachtoffer] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 304 ahf onder 2 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 07 juni 2009 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre,
[slachtoffer], aspirant politiemedewerker Oost-Gelre, heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een
personenauto (merk Opel) een stopteken van die [slachtoffer] genegeerd en/of is hij,
verdachte, vervolgens met een snelheid tussen de 60 en 80 kilometer per uur,
althans met een hoge/aanmerkelijke/toenemende snelheid, ingereden op die
[slachtoffer];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten
In de nacht van zondag 7 juni 2009 werd er aan de N18 te Lichtenvoorde, ter hoogte van het Texaco-tankstation, een alcoholcontrole gehouden. De daarbij aanwezige verbalisanten, waaronder verbalisant [slachtoffer], waren allen in uniform gekleed en droegen een geel zichtbaarheidsvest. De verbalisanten gebaarden de bestuurders van de voertuigen, die vanuit de richting Varsseveld richting Groenlo reden, door middel van het signaleren met een maglite met oranje kegel, te stoppen op de parkeerplaats bij voornoemd tankstation. Aspirant politiemedewerker Oost-Gelre [slachtoffer] was belast met het inseinen van de voertuigen.2
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft hij het volgende aangevoerd. Verdachte is bij de alcoholcontrole bewust doorgereden. Uit de verklaringen van de politie-ambtenaren lijkt dat verdachte, terwijl hij hard reed en vaart vermeerderde, op het slachtoffer [slachtoffer] is ingereden. Door bewust op [slachtoffer] in te rijden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij hem zou kunnen doden. Dat [slachtoffer] tijdig heeft kunnen wegspringen doet hier niet aan af.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij, omdat hij had gedronken, bewust door is gereden bij de alcoholcontrole. Door en namens verdachte is echter gesteld dat wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde ontbreekt. Hiertoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd. Niet bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op het doden van de politieman. Ook opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan niet bewezen worden. Evenmin is er sprake van voorwaardelijk opzet, immers uit de verklaringen blijkt dat de politieman voldoende tijd heeft gehad om op een veilige afstand te komen van de auto en dat de auto hem vervolgens op veilige afstand is gepasseerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten tijde van de hiervoor bedoelde alcoholcontrole zag verbalisant [slachtoffer] op enig moment een personenauto vanuit de richting Varsseveld aankomen. De auto bevond zich toen op ongeveer 400 meter afstand van hem. Op dat moment zette de verbalisant zijn maglite met daarop de oranjekegel aan en maakte vervolgens een stopteken. Hij wees hierbij de bestuurder van de auto tevens naar de parkeerplaats op het terrein van het Texaco-tankstation. Verbalisant [slachtoffer] hoorde dat het toerental van de personenauto niet afnam en verplaatste zich vervolgens meer naar de bermkant van de N18. Hij stond toen op 1 meter van de witte doorgetrokken streep op de rijbaan. De afstand met de berm bedroeg ongeveer 2 meter. De verbalisant bleef met de maglite het stopteken maken. Toen de rode auto de verbalisant tot op 30 meter was genaderd sprong de verbalisant opzij. Dit deed hij omdat de auto op hem afkwam met een snelheid van 60 tot 80 kilometer per uur.3
Ook de aanwezige verbalisant [getuige A] heeft gezien dat de bedoelde personenauto niet stopte. Verbalisant [getuige A] heeft gezien dat de auto, toen hij op enkele honderden meters van verbalisant [slachtoffer] was zijn snelheid niet aanpaste. De bestuurder van de personenauto reed recht op verbalisant [slachtoffer] af. De bestuurder veranderde hierbij niet van richting of rijbaan. Op het moment dat de auto verbalisant [slachtoffer] passeerde moest [slachtoffer] achteruit stappen om een aanrijding te voorkomen.4 De verbalisanten [getuige B]5 en [getuige C]6 verklaren gelijkluidend.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de auto, een rode Opel Tigra, heeft gereden. Hij heeft bekend dat hij tijdens de alcoholcontrole niet heeft voldaan aan het stopteken gegeven door verbalisant [slachtoffer]. Verdachte heeft hierbij verklaard dat hij niet wilde voldoen aan dit bevel, omdat hij ten tijde van het voorval onder invloed was van alcohol.
Naar oordeel van de rechtbank kan het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden. Ten aanzien van het ten laste gelegde opzet overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op de aard van het handelen van de verdachte, het met hoge snelheid inrijden op een persoon, is naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk dat als de verdachte verbalisant [slachtoffer] met de personenauto had geraakt verbalisant [slachtoffer], als gevolg van deze aanrijding, om het leven was gekomen. Doordat verdachte desondanks met hoge snelheid is doorgereden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dit gevolg aanvaard. Dat dit gevolg niet is ingetreden is niet aan verdachte te danken, maar uitsluitend aan het tijdig reageren van verbalisant [slachtoffer]. Dat [slachtoffer] tijdig kon wegspringen doet aan het aanwezige, al dan niet voorwaardelijk, opzet bij verdachte niet af, immers had verdachte niet kunnen voorzien wat verbalisant [slachtoffer] in een reactie op zijn handelen zou doen of kunnen doen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 07 juni 2009 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer], aspirant politiemedewerker Oost-Gelre, van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (merk Opel) een stopteken van die [slachtoffer] heeft genegeerd en vervolgens met een snelheid tussen de 60 en 80 kilometer per uur op die [slachtoffer] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair: poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychologisch rapport7 opgemaakt. Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusies van de deskundige komt het volgende naar voren. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is bij verdachte een kwetsbaarheid in de zin van een lichte mate van dyslexie en een trage verwerkingssnelheid bij informatie en complexe (emotionele) taken geconstateerd, evenals antisociaal gedrag (te weten alcoholgebruik c.q. -misbruik in combinatie met autorijden). Van de voornoemde stoornissen was ook ten tijde van het ten laste gelegde sprake. De gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zijn bepaald door een combinatie van zijn kwetsbaarheid en antisociale gedrag. Verdachte werd in hoge mate beïnvloed in zijn denken, voelen en handelen door de combinatie van zijn psychische kwetsbaarheid en zijn alcoholgebruik. Derhalve kan het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt die conclusie dan ook over.
Verdachte is strafbaar, nu er voor het overige geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur 360 dagen met aftrek van de dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis, waarvan 222 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, welke hem door of namens de Justitiële Verslavingszorg worden gegeven. Tevens heeft de officier van justitie een rijontzegging voor de duur van 2 jaren gevorderd. Hierbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit.
De raadsman heeft gesteld dat verdachte voor het ten laste gelegde feit al 138 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten en dat hij zich na schorsing heeft gehouden aan alle opgelegde afspraken en voorwaarden. Tevens heeft hij gesprekken gehad met Tactus en drinkt hij niet meer en gebruikt hij evenmin drugs. Het is niet noodzakelijk dat verdachte een behandeling ondergaat. Thans gaat het goed met verdachte en gaat het ook goed met zijn werk. Verdachte is tot het inzicht gekomen dat wat hij heeft gedaan niet kan. Daarnaast heeft hij ook zijn excuses aangeboden aan verbalisant [slachtoffer]. In de eis van de officier van justitie komen deze positieve ontwikkelingen onvoldoende tot uitdrukking.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De rechtbank acht het gedrag van verdachte ernstig. Verdachte heeft, voorafgaand aan het bewezen verklaarde, bewust de keuze gemaakt om onder invloed van alcohol te gaan autorijden. Het rijden onder invloed is, zoals verdachte zelf ook weet, een strafbaar feit. De keuze om desondanks te gaan rijden is op zichzelf bezien al laakbaar. Dat verdachte goed wist dat rijden onder invloed strafbaar was en hij door te gaan rijden een verkeerde keuze had gemaakt, blijkt ook uit het feit dat hij is doorgereden bij de alcoholcontrole.
Verdachte heeft zich bewust aan de alcoholcontrole proberen te ontrekken, enkel en alleen om de voor het rijden onder invloed gerechtvaardigde straf te ontlopen. Verdachte heeft zich bij de controle niets van de aanwijzingen van verbalisant [slachtoffer] aangetrokken en is bewust met te hoge snelheid op deze verbalisant afgereden. Hierbij heeft verdachte het risico op een dodelijk ongeluk op de koop toe genomen. Deze handelwijze getuigt van het ontbreken van respect voor het leven van een ander. Dat er geen ernstige aanrijding is gevolgd is niet aan verdachte te danken, maar komt enkel en alleen vanwege het adequate handelen van verbalisant [slachtoffer].
Tevens weegt de rechtbank mee dat het slachtoffer een politie-ambtenaar is, die bezig was in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Door zijn handelwijze heeft verdachte een politieman in gevaar gebracht en hem belemmerd in de rechtmatige uitoefening van zijn werkzaamheden.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de omstandigheid dat, zoals hiervoor reeds overwogen, het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging daarnaast ook rekening met voornoemd psychologisch rapport8, waaruit - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende blijkt.
Bij verdachte is, zoals blijkt uit het voornoemde psychologisch rapport, sprake van een kwetsbaarheid in de zin van een lichte mate van dyslexie en een trage verwerkingssnelheid bij informatie en complexe (emotionele) taken geconstateerd, evenals antisociaal gedrag (te weten alcoholgebruik c.q. -misbruik in combinatie met autorijden). De kans op recidive van het ten laste gelegde is groot als verdachte opnieuw na het nuttigen van alcohol gaat autorijden en zonder dat hij zicht heeft gekregen op zijn valkuilen, te weten gering zelfinzicht en probleembesef, een zekere naïviteit, beïnvloedbaarheid en trage verwerkingssnelheid met als gevolg verminderd oplossend- en reactievermogen.
Het nuttigen van alcohol of drugs werkt drempelverlagend voor het toegeven aan zijn neiging tot stoer en overmoedig handelen en leidt eveneens tot een lagere verwerkings- en reactiesnelheid. In combinatie met zijn kwetsbaarheden en valkuilen kan dit leiden tot situaties die voor verdachte te complex zijn om snel en adequaat te handelen en de consequenties van zijn gedrag te overzien met als mogelijk gevolg het maken van impulsieve en onverantwoorde gedragskeuzes. Verdachte heeft onvoldoende zicht op en besef van zijn problematiek en legt ook geen verband tussen zijn beperkingen aan de ene kant en de invloed van middelen aan de andere kant.
Om te voorkomen dat verdachte recidiveert, dient een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde onder meer een verplicht reclasseringscontact te worden opgelegd.
Door de reclassering wordt, conform het advies van de psycholoog, geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke (vrijheids)straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, welke hem door of namens de Justitiële Verslavingszorg worden gegeven.9
De rechtbank kan zich in de conclusies van de voornoemde deskundigen vinden.
De rechtbank is, gelet op de aard en ernst van verdachtes handelen, van oordeel dat een deels onvoorwaardelijk gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank, conform het advies van de reclassering, aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Teneinde ervoor te zorgen dat behandeling van verdachte in goede banen wordt geleid zal de rechtbank hierbij als bijzondere voorwaarde verplicht contact met Justitiële Verslavingszorg opleggen.
Eveneens acht de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geboden, gelet op de ernst van dit met een auto gepleegde misdrijf. Echter, gelet op het feit dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Daarnaast zal de rechtbank een groot deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijke opleggen. De rechtbank acht dit voorwaardelijke deel op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding, betreffende materiële schade ten bedrage van € 286,--, en immateriële schade ten bedrage van € 500,--.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering redelijk en billijk is en in zijn geheel dient te worden toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd. De proceskosten zijn naar oordeel van de verdediging onvoldoende onderbouwd. Daarnaast is de gevorderde immateriële schade vergoeding te hoog. Wel kan, vanwege de schrik bij de benadeelde partij, een bedrag van € 200,-- a € 250,-- worden toegekend. Voor het overige dient [slachtoffer] in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat [slachtoffer], als gevolg van het bewezenverklaarde handelen, immateriële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering betreffende de materiele schade, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De oplegging van straffen en maatregel is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van het de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
primair: poging tot doodslag;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Justitiële Verslavingszorg, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* ontzegt verdachte terzake van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
* bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 9 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] ([adres], bankrekeningnummer [nummer]) van een bedrag van in totaal € 500,--, en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (voornoemd), een bedrag te betalen van € 500,--, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Feraaune, voorzitter, mrs. Kleinrensink en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640/09-204711, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 15 juni 2009.
2 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina's 20-21
3 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina's 20-21
4 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina's 22-23
5 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina's 24-26
6 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina's 27-28
7 Psychologische rapportage pro justitia d.d. 1 september 2009, door mevr. J.G. Fennema, GZ-psycholoog.
8 Psychologische rapportage pro justitia d.d. 1 september 2009, door mevr. J.G. Fennema, GZ-psycholoog.
9 Vooorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 3 september 2009, door mevr. J. Boenink, reclasseringsmedewerker.