ECLI:NL:RBZUT:2009:BK7488

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/800798-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. Feraaune
  • J. Vaandrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachten in vechtpartij met noodweer als verdediging

Op 23 december 2009 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een zaak tegen twee verdachten die betrokken waren bij een vechtpartij voor een cafetaria in Apeldoorn op 5 april 2009. De rechtbank sprak de 29-jarige verdachte vrij van poging tot zware mishandeling en ontsloeg de 28-jarige medeverdachte van alle rechtsvervolging. De rechtbank oordeelde dat de 28-jarige man niet betrokken was bij de mishandeling met een houten tafelpoot. Voor de 29-jarige verdachte werd noodweer als verdediging ingeroepen. De rechtbank concludeerde dat hij handelde uit zelfverdediging, aangezien hij en zijn vriend werden aangevallen door drie andere personen, waarbij één van hen met een mes stak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met de houten tafelpoot handelde om zijn vriend te beschermen en dat zijn reactie proportioneel was in de gegeven situatie. De rechtbank verklaarde het bewezenverklaarde feit niet strafbaar en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging. De uitspraak benadrukt de toepassing van noodweer in situaties van wederrechtelijke aanranding en de beoordeling van proportionaliteit in zelfverdediging.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/800798-08
Uitspraak d.d.: 23 december 2009
Tegenspraak / dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1981],
wonende te [adres],
raadsman: mr. Roossien, advocaat te Elburg.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 april 2008 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer1 t/m 3] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer1 t/m 3], meermalen,
althans eenmaal, met een houten stoelpoot, althans een op een (houten knuppel
gelijkend voorwerp, met kracht op/tegen hun hoofd(en) en/of op/tegen hun
licha(a)m(en) heeft/hebben geslagen , terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 05 april 2008 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer1 t/m 3], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer1 t/m 3] meermalen, althans eenmaal, met een houten
stoelpoot, althans een op een (houten) knuppel gelijkend voorwerp, met kracht
op/tegen hun hoofd(en) en/of op/tegen hun licha(a)m(en) heeft/hebben geslagen
en/of [slachtoffer1 t/m 3] hebben
geschopt en geslagen tegen het lichaam en/of het hoofd, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Artikel 47 lid 1 onder sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 05 april 2008 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer1 t/m 3] meermalen, althans
eenmaal, met een houten stoelpoot, althans een op een (houten) knuppel
gelijkend voorwerp, met kracht op/tegen hun hoofd(en) en/of op/tegen hun
licha(a)m(en) heeft/hebben geslagen en/of [slachtoffer1 t/m 3] hebben geschopt en geslagen tegen het lichaam en/of
het hoofd, waardoor voornoemde [slachtoffer1 t/m 3] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/ hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding onderzoek
Op zaterdag 5 april 2009 waren verdachte en [medeverdachte] in cafetaria Hap Wat in Apeldoorn. Vanwege spanningen tussen verdachte en [medeverdachte] enerzijds en een drietal andere personen anderzijds werd verdachte en [medeverdachte] verzocht de cafetaria te verlaten.2 Na enige tijd liepen [slachtoffer1 t/m 3] naar buiten toe, waar verdachte en [medeverdachte] nog aanwezig waren.3 Buiten ontstond een vechtpartij tussen de genoemde personen.4 Tijdens de vechtpartij heeft verdachte [slachtoffer1 t/m 3] met een houten tafelpoot op het hoofd geslagen.5
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt hoe de tafelpoot eruit zag en derhalve niet bewezen kan worden dat deze geschikt is voor het om het leven brengen van personen. Daarnaast kan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het oogmerk had op het doden van de personen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte heeft bekend de drie personen met een tafelpoot hard op het hoofd te hebben geslagen. Door het met kracht slaan op de hoofden van de slachtoffers heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij met een houten tafelpoot heeft geslagen. Uit de verklaringen, van onder meer de cafetariahouder, blijkt dat toen verdachte en [medeverdachte] de cafetaria hadden verlaten zij werden aangevallen door de andere drie jongens. De drie kwamen dreigend op verdachte en [medeverdachte] af. Verdachte wist vervolgens bij zijn auto te komen en pakte daar de tafelpoot. Vervolgens sloeg hij, ter verdediging van [medeverdachte], de drie personen met deze tafelpoot.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht voor het bewijs van het primair ten laste gelegde voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer3];6
- proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer2];7
- proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer1];8
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte heeft, zoals door hem ook ter terechtzitting verklaard, de slachtoffers hard met een houten tafelpoot op hun hoofden geslagen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de slachtoffers dodelijk zou kunnen verwonden. Immers feit van algemene bekendheid is dat het slaan op het hoofd van een persoon, met een dergelijk hard voorwerp, de dood tot geval kan hebben. Dat onbekend is hoe de tafelpoot eruit heeft gezien doet daar naar oordeel van de rechtbank, mede gelet op het door de slachtoffers opgelopen letsel, in dit geval niet aan af.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 05 april 2008 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, opzettelijk [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer3] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer3], met een op een houten knuppel gelijkend voorwerp, met kracht op hun hoofden heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Namens verdachte is gesteld dat er sprake is geweest van noodweer. Hiertoe is het volgende aangevoerd. Uit onder meer de verklaring van cafetariahouder [naam1] blijkt dat [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] de vriend van verdachte, [medeverdachte], aanvielen. Een van deze drie personen had hierbij een mes in zijn handen en stak [medeverdachte] hiermee in het bovenbeen. Om zijn vriend te verdedigen heeft verdachte de personen met de tafelpoot geslagen. Deze verdediging, tegen de wederrechtelijke aanranding, was noodzakelijk voor de bescherming van [medeverdachte].
De verdediging was ook proportioneel, nu verdachte zich moest verdedigen tegen een drietal personen die zijn vriend aanvielen, waarvan één een mes bij zich had. Het slaan met de tafelpoot is in die situatie een aanvaardbaar middel. Daarnaast is er ook geen sprake geweest van eigen schuld van verdachte, immers ging hij uitsluitend terug naar de cafetaria om zijn autosleutels op te halen en heeft hij geen ruzie uitgelokt.
Gelet op het voorgaande is sprake geweest van noodweer en dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van noodweer. Verdachte is meermalen in de gelegenheid geweest weg te gaan van de cafetaria, maar heeft desondanks zelf de confrontatie opgezocht. Nu verdachte zelf de confrontatie heeft opgezocht gaat een beroep op noodweer niet op.
Beoordeling door de rechtbank
Naar oordeel van de rechtbank dient het beroep op noodweer te worden gehonoreerd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen van onder meer de cafetariahouder en [naam3] blijkt dat drie personen, te weten [slachtoffer1 t/m3], tezamen [medeverdachte] aanvielen. Terwijl [medeverdachte] door twee personen tegen de grond was gewerkt stak de derde persoon met een mes in zijn bovenbeen. Verdachte heeft vervolgens uit de achterbak van zijn auto de houten tafelpoot gepakt en ter verdediging van zichzelf en temeer ook van [medeverdachte], de drie personen op het hooft geslagen.9
De aanval van de drie personen op [medeverdachte] was een ogenblikkelijke, wederrechtelijk aanranding, waartegen men zich op grond van het bepaalde in artikel 41 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht mag verdedigen. De verdediging van zijn eigen en meer in het bijzonder van [medeverdachte]s lijf was, gelet op de situatie waarin [medeverdachte] zich bevond ook een noodzakelijke. .
De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij de verdediging de eisen van proportionaliteit niet heeft overschreden. Van verdachte had in de onderhavige situatie niet verwacht mogen en kunnen worden dat hij zich op andere, minder gewelddadige, wijze had verdedigd en evenmin dat hij zich aan de gehele situatie had onttrokken en zijn vriend had achtergelaten. Het antwoord op de vraag of er al dan niet sprake is geweest van het uitlokken van de confrontatie door verdachte doet, gelet op de ernst van de aanranding, aan dit oordeel van de rechtbank niet af.
Naar oordeel van de rechtbank is er, gelet op het vooroverwogene, sprake van noodweer, zoals gesteld in artikel 41 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezenverklaarde feit kan dan ook niet worden gekwalificeerd als een strafbaar feit. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging;
Aldus gewezen door mr. Kleinrensink, voorzitter, mrs. Feraaune en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2009.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0610/09-204639, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 11 juni 2009.
2 Proces-verbaal van verhoor [naam1] d.d. 14 oktober 2009 betreffende een verhoor bij de rechter-commissaris.
3 Proces-verbaal van verhoor [naam2], dossierpagina's 81-82.
4 Proces-verbaal van verhoor [naam2], dossierpagina's 81-82, proces-verbaal van verhoor [naam1] d.d. 14 oktober 2009 betreffende een verhoor bij de rechter-commissaris en proces-verbaal van verhoor [verdachte], dossierpagina's 101-103
5 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], dossierpagina's 101-103
6 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], dossierpagina's 89-92.
7 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer2], dossierpagina's 93-96.
8 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], dossierpagina's 97-100.
9 Proces-verbaal van verhoor [naam1] en [naam3] d.d. 14 oktober 2009 betreffende een verhoor bij de rechter-commissaris en proces-verbaal van verhoor [verdachte], dossierpagina's 101-103