ECLI:NL:RBZUT:2009:BK7453

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460232-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kleinrensink
  • mr. Feraaune
  • mr. Vaandrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Epe voor meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot zware mishandeling

Op 23 december 2009 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Zutphen een 27-jarige man uit Epe veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en 240 uren werkstraf. De man werd schuldig bevonden aan meerdere geweldsdelicten, waaronder een poging tot zware mishandeling van een 21-jarige man uit Groningen. De feiten vonden plaats op 27 mei 2009, toen de Epenaar een woning binnenging waar de man uit Groningen aanwezig was. Na een confrontatie sloeg de Epenaar de man in het gezicht, wat leidde tot een worsteling waarbij hij met een mes zwaaide en meerdere personen verwondde. De man uit Groningen werd later vrijgesproken van mishandeling, terwijl hij ook verdachte was in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat de Epenaar opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen aan de slachtoffers, maar dat hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar was door psychologische problemen. De rechtbank legde een voorwaardelijke straf op, met de verplichting tot reclassering en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank oordeelde dat de gewelddadige acties van de verdachte niet alleen lichamelijk letsel, maar ook gevoelens van angst bij de slachtoffers teweegbrachten. De rechtbank besloot tot onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen mes, dat als gevaarlijk werd beschouwd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de rechters en griffier, en de zaak werd behandeld in tegenspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460232-09
Uitspraak d.d.: 23 december 2009
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1982],
wonende te [adres],
raadsman: mr. Roossien advocaat te Elburg.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2009 te Epe
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan twee,
althans één, perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
meermalen, althans éénmaal, met een mes in de richting van voornoemde [slachtoffer1]
en/of voornoemde [slachtoffer2] heeft gestoken en/of gezwaaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 27 mei 2009 te Epe
opzettelijk mishandelend meermalen, althans éénmaal, met een mes in de
richting van [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft gestoken
en/of gezwaaid,
waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2009 te Epe opzettelijk mishandelend [slachtoffer1],
(met kracht) op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 24 januari 2009 in de gemeente Epe
opzettelijk mishandelend [slachtoffer3]
-met gebalde vuist (met kracht) in/tegen het gezicht, althans op/tegen het
hoofd heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk
letsel (gebroken neus), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
(parketnummer 800312-09)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 19 augustus 2009 in de gemeente Heerde
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet voornoemde [slachtoffer4]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft
geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) (terwijl die [slachtoffer4] op de grond
lag) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam heeft geschopt
en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer: 06-801330-09)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 19 augustus 2009 in de gemeente Heerde
opzettelijk mishandelend [slachtoffer4]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft
geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) (terwijl die [slachtoffer4] op de grond
lag) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam heeft geschopt
en/of getrapt,
waardoor deze [slachtoffer4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 19 augustus 2009 in de gemeente Heerde, toen (een) aldaar
in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht
van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e)
feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den)
teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te
brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde
opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn
bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting
tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te
geleiden;
(parketnummer: 06-801330-09)
art 180 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten allen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat verdachte zelf de confrontatie heeft opgezocht en bij binnenkomst van de woning meteen slachtoffer [slachtoffer1] heeft geslagen. Hoewel verdachte niet zelf het mes had meegenomen naar de plaats van het delict heeft verdachte, na de eerste confrontatie, door met het mes rond te zwaaien, bewust de aanmerkelijke kans op letsel bij de slachtoffers aanvaard.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte erg agressief was en dat er bij het afpakken van de hoed van het slachtoffer geen sprake was van een geintje. Ook na het slaan van het slachtoffer bleef verdachte zich agressief gedragen.
Ten aanzien van de onder 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zich ook ten tijde van de ten laste gelegde mishandeling agressief heeft gedragen. Verdachte heeft het slachtoffer tegen het hoofd geslagen en nadat het slachtoffer was gevallen ook meermalen geschopt. Bij zijn aanhouding heeft de politie alle middelen moeten inzetten om verdachte rustig te kunnen krijgen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting alle tenlastegelegde feiten bekend. Door en namens verdachte is ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten aangevoerd dat hij, nadat hij [slachtoffer1] had geslagen, werd belaagd, geslagen en geschopt. Teneinde zichzelf te verdedigen heeft hij met een mes geprobeerd de belagers van zich af te houden.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit is door de verdachte aangevoerd dat verdachte over de schreef is gegaan en het slachtoffer heeft geschopt en geslagen. Verdachte heeft naar zijn mening echter geen kopstoot gegeven aan het slachtoffer.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1];1
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer2];2
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer3];3
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer4];4
- proces-verbaal van bevindingen;5
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 27 mei 2009 te Epe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan twee, personen, genaamd [slachtoffer1] en [slachtoffer2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, met een mes in de richting van voornoemde [slachtoffer1] en voornoemde [slachtoffer2] heeft gestoken en/of gezwaaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 27 mei 2009 te Epe opzettelijk mishandelend [slachtoffer1], met kracht tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 24 januari 2009 in de gemeente Epe opzettelijk mishandelend [slachtoffer3]
met gebalde vuist met kracht tegen het gezicht heeft geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus), heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 19 augustus 2009 in de gemeente Heerde ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer4]
- meermalen, met kracht tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen en gestompt en
- meermalen, met kracht terwijl die [slachtoffer4] op de grond lag tegen het lichaam heeft geschopt en getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 19 augustus 2009 in de gemeente Heerde, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1 primair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
2: mishandeling;
3: mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
4 primair: poging tot zware mishandeling;
5: wederspannigheid;
Namens verdachte is aangevoerd dat er, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit, sprake was van noodweer. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd. Na het slaan van [slachtoffer1] wilde verdachte de woning verlaten. Hij werd echter belaagd, geslagen en geschopt door [slachtoffer2] en [slachtoffer1]. Verdachte kwam in de gang terecht nabij de trap. Hier heeft verdachte zich proberen te beschermen. Met een mes, dat reeds in de woning aanwezig was, heeft verdachte vervolgens geprobeerd zijn belagers van zich af te houden. Van culpa in cuasa is geen sprake, immers verdachte heeft niet zelf de confrontatie opgezocht, hij was in ieder geval niet voornemens om [slachtoffer1] te gaan slaan. Ook hebben [slachtoffer2] en [slachtoffer1] buitenproportioneel gehandeld, waardoor de zelfverdedigingsactie van verdachte aanvaardbaar mag worden geacht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer moet worden afgewezen, omdat verdachte zelf de confrontatie is aangegaan en er daardoor geen sprake was van een noodweersituatie waarin verdachte zich mocht verdedigen.
De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft zelf de eerste confrontatie met [slachtoffer1] opgezocht. De hierop volgende reactie van [slachtoffer1] en [slachtoffer2], teneinde verdachte de woning uit te krijgen, is naar oordeel van de rechtbank begrijpelijk en gelet op de gehele situatie niet wederrechtelijk. Nu er geen sprake is geweest van een wederrechtelijk aanranding kan een beroep op noodweer, zoals bedoeld in artikel 41, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, niet slagen.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank overweegt het volgende. Over verdachte is een psychologisch rapport6 opgemaakt. Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusies van de deskundige komt het volgende naar voren. Bij verdachte is sprake van zwakbegaafdheid en antisociale, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Van de voornoemde stoornis was ook ten tijde van het ten laste gelegde sprake. Derhalve kunnen de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt die conclusie dan ook over.
Verdachte is strafbaar, nu er voor het overige ook geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook indien dit een ambulante behandeling bij Tactus en/of Kairos inhoudt. Tevens heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis gevorderd.
De raadsman heeft gesteld dat de verdediging zich kan vinden in de door de officier van justitie geëiste straf. De verdediging heeft ten aanzien van de persoon van verdachte aangevoerd dat, blijkens het psychologisch onderzoek, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat de kans op recidive groot wordt geacht. Voor verdachte is behandeling noodzakelijk, met dien verstande dat allereerst het middelengebruik van verdachte moet worden aangepakt, waarna met een behandeling bij Kairos kan worden begonnen. Verdachte is zelf gemotiveerd om aan zijn toekomst te werken.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere geweldsdelicten, waaronder enkele pogingen tot zware mishandeling. Bij het begaan van de bewezenverklaarde feiten is verdachte, ogenschijnlijk zonder enige aanleiding, op gewelddadige wijze tekeergegaan. Hij heeft hierdoor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers aangetast. De gewelddadige handelwijze van verdachte heeft voor de slachtoffers, naast lichamelijk letsel en pijn, ook gevoelens van angst teweeggebracht. Daarbij komt tevens dat uit verdachtes strafblad meerdere malen van recidive blijkt terzake van geweldsdelicten.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de omstandigheid dat, zoals hiervoor reeds overwogen, de bewezenverklaarde feiten slechts in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met voornoemd psychologisch rapport, waaruit - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende blijkt.
Bij verdachte is sprake van zwakbegaafdheid en antisociale, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Wanneer er geen interventie plaatsvindt, is het risico op herhaling van een agressief delict in sterke mate aanwezig, met name wanneer verdachte door blijft gaan met zijn middelengebruik. Door de veelzijdigheid en diepgewortelde aard van de problematiek is het van belang dat verdachte deelneemt aan een intensieve ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek. Alvorens deze behandeling kan plaatsvinden, moet echter uitgebreid aandacht worden besteed aan betrokkenes verslavingsproblematiek. Betrokkene dient dan ook deel te nemen aan een traject bij Tactus Verslavingszorg, om te stoppen met zijn alcohol en drugsgebruik.
De rechtbank kan zich in de conclusies van de voornoemde deskundigen vinden en maakt deze conclusies tot de hare. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook, zonder verdere behandeling van verdachte, sprake van een niet-geringe kans op recidive. Gelet op de ernst van de feiten en de gestelde hoge recidivekans is de rechtbank daarom van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden op zijn plaats is, teneinde verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen.
Om het recidiverisico verder te beperken acht de rechtbank tevens reclasseringstoezicht en behandeling van verdachte, zoals hiervoor omschreven, noodzakelijk. De rechtbank zal aan verdachte dan ook de verplichting opleggen zich te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij Tactus en/of Kairos. Aan de op te leggen bijzondere voorwaarde zal de rechtbank een proeftijd van twee jaar verbinden.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat, gelet op de ernst van de gedragingen en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf, ook een onvoorwaardelijke werkstraf van de maximale duur passend en geboden is, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een straf conform de eis van de officier van justitie.
Ad informandum gevoegde zaak
De rechtbank heeft bij de strafoplegging tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaak, bekend onder parketnummer 06/801330-09, betreffende een eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening op 19 augustus 2009 te Epe. Van voormeld feit is aangifte gedaan7, verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dat feit geen verdere strafvervolging zal volgen.
In beslag genomen voorwerpen
De rechtbank zal het in beslag genomen en nog niet teruggegeven (zak)mes, onttrekken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36c, 45, 57, 180, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1 primair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
2: mishandeling;
3: mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
4 primair: poging tot zware mishandeling;
5: wederspannigheid;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt,
ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Tactus Verslavingszorg en/of Kairos. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van voornoemde instellingen zullen worden gegeven;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die werkstraf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslaggenomen, nog niet teruggegeven (zak)mes;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Kleinrensink, voorzitter, mrs. Feraaune en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2009.
1 Als bijlage bij stamproces-verbaal, nummer PL0610/09-204639, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, District Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 11 juni 2009, gevoegd proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], pagina 25-27.
2 Als bijlage bij stamproces-verbaal, nummer PL0610/09-204639, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, District Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 11 juni 2009, gevoegd proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer2], pagina 47-49.
3 Als bijlage bij stamproces-verbaal, nummer PL0615/09-201239, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, District Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 16 februari 2009, gevoegd proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer3], pagina 13-15.
4 Als bijlage bij stamproces-verbaal, nummer 2009042985-20, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, District Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 21 september 2009, gevoegd proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer4], pagina 21-23.
5 Als bijlage bij stamproces-verbaal, nummer 2009042985-20, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, District Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 21 september 2009, gevoegd proces-verbaal van bevindingen, pagina 36-38.
6 Psychologische rapportage pro justitia d.d. 20 oktober 2009, door drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut
7 Als bijlage bij stamproces-verbaal, nummer 2009042985-20, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, District Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 21 september 2009, gevoegd proces-verbaal van aangifte van [naam], pagina 48-51.