ECLI:NL:RBZUT:2009:BK5363

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460317-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychische problematiek en ontoerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 4 december 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 16 augustus 2009 in Doetinchem het slachtoffer met een mes heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte rade, omdat de verdachte in een opwelling handelde en niet vooraf had nagedacht over zijn daden. De verdachte had onvoldoende gelegenheid om de gevolgen van zijn handelen te overzien. De rechtbank concludeerde dat het handelen van de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet met zich meebracht, aangezien hij met een mes op een vitaal deel van het lichaam van het slachtoffer stak, wat een aanzienlijke kans op de dood met zich meebracht. Deskundigen, waaronder een psycholoog en een psychiater, hebben de verdachte ontoerekeningsvatbaar geacht, wat de rechtbank overnam. De verdachte werd veroordeeld tot een maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, maar dat behandeling noodzakelijk was voor de veiligheid van anderen. De benadeelde partij, het slachtoffer, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 4.864,30, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, die door de steekpartij ernstig letsel had opgelopen en psychische problemen ervoer.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460317-09
Uitspraak d.d.: 4 december 2009
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Iran) op [1966],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwolle.
Raadsvrouw mr. H.J. Scholten te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2009.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer], althans een persoon van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] in de rug, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden/geraakt met een mes, althans een scherp voorwerp en/of met een (ander) mes, althans een scherp voorwerp stekende en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 te Doetinchem aan [slachtoffer], althans een persoon, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (onder meer (forse) steekwond in de rug en/of klaplong) heeft toegebracht, door deze opzettelijk in de rug, althans het lichaam, te steken/snijden/raken met een mes, althans een scherp voorwerp en/of met een (ander) mes, althans een scherp voorwerp stekende en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] te maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Aanleiding
1. Op 16 augustus 2009 omstreeks 16.00 uur werden politie-eenheden in opdracht van de regionale meldkamer van de politie Noord- en Oost-Gelderland te Apeldoorn in verband met een onwel wording naar de [adres] te Doetinchem gestuurd. Terwijl de eenheden nog aanrijdend waren, werd bekend dat het geen onwel wording betrof, maar dat het ging om een steekpartij tussen [slachtoffer] en verdachte. Beide personen hebben aangifte gedaan van een steekincident.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde, te weten poging tot moord. Vast staat naar haar mening dat verdachte [slachtoffer] onverwachts en onverhoeds in de rug heeft gestoken met een potentieel dodelijk wapen, te weten een mes. Naar de mening van de officier van justitie is duidelijk sprake geweest van kalm beraad en rustig overleg aan de zijde van verdachte. Tijdens de worsteling die volgde, is [slachtoffer] vaker geraakt met een mes, maar op minder vitale delen van het lichaam. Verdachte is door deskundigen volledig ontoerekeningsvatbaar geacht. De Hoge Raad heeft in haar jurisprudentie uitgemaakt dat de ontoerekeningsvatbaarheid van een verdachte, niet uitsluit dat er sprake kan zijn geweest van voorbedachte rade. Daarvoor is van belang of degene om wie het gaat, verdachte, volledig van iedere realiteitszin is verstoken en geen enkel besef meer heeft in wat hij heeft gedaan en waar hij is geweest. Daarvan lijkt in het onderhavige geval geen sprake. Verdachte heeft bewust gehandeld en wilde [slachtoffer] bewust letsel toebrengen. In onderhavige zaak staat de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte niet aan voorbedachte rade in de weg. Het gaat om een zeer ernstig delict. [slachtoffer] heeft ernstig letsel opgelopen en voor het herstel was een operatie nodig. [slachtoffer] heeft door het incident littekens, maar ook psychische problemen, opgelopen. Hij is angstig en voelt zich niet goed in zijn eigen huis. Hij heeft het goede vertrouwen in anderen verloren. Hij had verdachte te logeren en verzorgde hem, maar verdachte heeft hem letterlijk in de rug gestoken.
C. Standpunt van de verdediging
3. De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Naar haar mening kan niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk (en met voorbedachten rade) heeft gehandeld. Ten tijde van het plegen van de handelingen, had verdachte geen inzicht in wat hij deed en hij had evenmin inzicht in de aard en de gevolgen van zijn daden. Ook de deskundigen hebben gerapporteerd dat verdachte heeft gehandeld, terwijl hij paranoïde was. Hij heeft niet opzettelijk gehandeld en wilde [slachtoffer] niet doden. Om die reden kan niet worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad en evenmin dat hij met voorbedachten rade heeft gehandeld. Er is in verdachtes situatie geen sprake geweest van kalm beraad en rustig overleg.
Geheel subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte is door de deskundigen ontoerekeningsvatbaar geacht en het feit valt hem om die reden niet toe te rekenen.
D. Beoordeling door de rechtbank
4. Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie2 verklaard dat hij aan de [adres] te Doetinchem woont. De man die hem deze verwondingen heeft toegebracht, heet [verdachte]. Toen aangever in de keuken stond, kwam [verdachte] ook in de keuken staan. Aangever had toen nog niet het idee dat [verdachte] ruzie wilde maken. Even later stond aangever bij het gasfornuis. Hij stond met zijn rug naar [verdachte]. [verdachte] stond bij de keukendeur, met zijn rug naar de deur toe. Plotseling voelde aangever iets in zijn rug. Hij dacht dat [verdachte] hem met zijn blote hand sloeg, maar toen voelde aangever pijn en bloed. Hij zag dat [verdachte] een mes in zijn rechterhand had. Aangever probeerde de hand van [verdachte], waarin hij het mes vasthield, te pakken. Toen hij deze hand van [verdachte] vast had, zag aangever dat [verdachte] met zijn andere hand een tweede mes pakte. Aangever werd door dat mes dat [verdachte] in zijn handen had, gestoken in zijn rug, zijn linkerelleboog en tijdens het afweren ook nog in de handpalm van zijn rechterhand. Hij heeft met zijn elleboog tegen het hoofd van [verdachte] geslagen om het steken te doen stoppen.
5. Uit de medische gegevens3 betreffende [slachtoffer] is gebleken dat [slachtoffer] steekwonden heeft opgelopen in zijn rug tot in de linkerborstkas, tussen schouderblad en wervelkolom, in zijn rechterhand tussen de vierde en vijfde vinger, drie steekwonden in zijn linkerarm en één steekwond in zijn rechterknie. Er is sprake van uitwendig ernstig bloedverlies. Er is een vermoeden van inwendig bloedverlies. [slachtoffer] had geen psychische stoornissen of storingen in het bewustzijn. [slachtoffer] had een klaplong links en het mes is tot in de borstholte geweest. De duur van genezing is (destijds) geschat op zes weken.
6. Uit de letselrapportage4 betreffende [slachtoffer] is gebleken dat er duidelijke aanwijzingen zijn voor inwendig bloedverlies in de borstholte na het incident. Op het moment van letselbeoordeling zijn er geen aanwijzingen voor psychische stoornissen of bewustzijnstoornissen. De beschreven huidverwondingen zullen zeer waarschijnlijk restloos genezen, met achterlaten van een litteken. Ook de klaplong zal waarschijnlijk restloos genezen. De verwondingen zoals beschreven onder 15, 26, 37, 48, 69, 710 en 811 kunnen passen bij steek- en snijdverwondingen. Ze kunnen, gezien de locatie op het lichaam, zijn opgelopen door afweer en bescherming van het hoofd en borst door de armen gebogen voor het lichaam te houden of steken af te weren met de handen. De huidverwondingen op de rug, beschreven onder 5, passen bij een steekverwonding. Deze verwonding gaf aanleiding tot een potentieel levensbedreigende situatie. De verwondingen beschreven onder 10 kunnen passen bij een steekverwonding.
7. Verdachte heeft bij de politie12 verklaard dat hij die middag in de keuken stond met [slachtoffer]. Hij pakte een mes uit een messenblok dat op het aanrecht stond en waar 7 of 8 messen in zaten. Dit was een mes van een totale lengte van 20 a 25 cm. Hij raakte in conflict met [slachtoffer] en stak hem met het mes. Hij weet niet meer waar hij [slachtoffer] heeft gestoken. Hij heeft [slachtoffer] meermalen gestoken, maar weet niet meer hoe vaak. Tijdens het conflict heeft hij ook zichzelf enkele keren verwond met het mes. Hij heeft [slachtoffer] gestoken met het mes, omdat hij wraak wilde nemen. Hij wilde [slachtoffer] niet doden, maar wilde bewijzen dat hij zich kon verzetten tegen hem ook al kon het hem zijn leven kosten. Verdachte kan zich niet voorstellen dat hij op een gegeven moment twee messen in zijn hand had, maar is daar niet helemaal zeker van.
8. Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte aangever [slachtoffer] (onder meer) in de rug heeft gestoken. De verwondingen van [slachtoffer] waren zeer ernstig. Een van de steekwonden liep vanaf de rug door tot aan linkerborstkas. Het had veel slechter met [slachtoffer] kunnen aflopen. De steekwond was potentieel levensbedreigend.
9. De raadsvrouw heeft betwist dat er sprake is van voorbedachte rade. De officier van justitie heeft aangevoerd dat op basis van het arrest van de Hoge Raad van 5 februari 2008 (LJN: BB4959) de ontoerekeningsvatbaarheid niet aan de voorbedachte rade in de weg hoeft te staan. De rechtbank overweegt als volgt. [slachtoffer] heeft bij de politie13 verklaard dat verdachte bij hem in de keuken kwam staan. [slachtoffer] had toen nog niet het idee dat verdachte ruzie wilde maken. Plotseling voelde [slachtoffer] wat in zijn rug. De rechtbank heeft hieruit afgeleid dat verdachte in een opwelling handelde en niet vooraf in een moment van kalm beraad en rustig overleg heeft overwogen dat hij [slachtoffer] met het mes wilde steken. Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van verdachte derhalve niet het gevolg geweest van een tevoren door hem genomen besluit. Verdachte heeft tussen het pakken van het mes en het steken van [slachtoffer] onvoldoende gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn handelen na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van voorbedachte rade en dient verdachte van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
10. Voorts heeft de raadsvrouw betwist dat verdachte opzet had om te trachten [slachtoffer] van het leven te beroven. De officier van justitie heeft aangevoerd dat in ieder geval sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Van opzet is slechts geen sprake indien bij de verdachte "ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken."14 Alleen bij hoge uitzondering wordt een dergelijke stoornis aangenomen. Uit de omstandigheid dat verdachte niet de vrijheid had om zijn wil te kunnen bepalen en keuzes te maken, volgt niet dat voornoemd inzicht heeft ontbroken.15 De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet met zich brengt, nu hij door met een mes op een vitaal deel van het lichaam van [slachtoffer], te weten in de rug tot in de borstholte, in te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] van het leven zou beroven. Tot slot heeft psychiater Kaiser in het rapport16 beschreven dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde voldoende inzicht had in de wederrechtelijkheid van de begane feiten. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde, te weten de poging tot doodslag, heeft begaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 16 augustus 2009 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer], althans een persoon van het leven te beroven, met dat opzet, die [slachtoffer] in de rug heeft gestoken met een mes en met een (ander) mes, stekende of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychologisch rapport gedateerd 12 november 2009 opgemaakt door mevrouw drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog. De conclusies van dit rapport luiden - kort samengevat - als volgt:
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie en mogelijk van een schizoaffectieve stoornis (in dit geval de symptomen van schizofrenie met daarnaast depressie). Mogelijk zijn er symptomen van een posttraumatische stresstoornis. Duidelijk is dat er ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een ernstige stoornis in de realiteitstoetsing. Betrokkene werd beïnvloed door de psychiatrische ziekte. Ten tijde van het tenlastegelegde was de realiteitstoetsing ernstig verstoord. Betrokkene geeft aan dat hij opdracht kreeg van een stem ten tijde van het tenlastegelegde. Er lijkt tevens sprake te zijn van een verkrachtingswaan. Tot slot geeft betrokkene blijk van paranoïde wanen. Betrokkene werd maximaal beïnvloed in zijn denken, voelen en handelen door de stoornis in de realiteitstoetsing. De psycholoog heeft geadviseerd betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. Ten aanzien van de recidivekans kan worden gezegd dat, indien de problematiek niet behandeld blijft worden, de recidivekans wordt ingeschat als groot.
Over verdachte is ook een psychiatrisch rapport gedateerd 9 november 2009 opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater. De conclusies van dit rapport luiden - kort samengevat - als volgt:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een paranoïde psychose mogelijk bij schizofrenie of als waanstoornis. De stoornis was aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en beïnvloedde betrokkenes handelen. Betrokkene had ten tijden van het tenlastegelegde voldoende inzicht in de wederrechtelijkheid van de begane feiten. Met de nodige voorzichtigheid vanwege het ontbreken van voldoende gegevens kan een geringe kans op herhaling worden aangenomen. Betrokkene heeft een klinische behandeling nodig in een psychiatrische kliniek, waarbij er geen bijzondere beveiliging nodig is. De deskundige heeft betrokkene ontoerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank kan zich met de conclusies van deze rapporten met betrekking tot de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte verenigen en neemt deze, voor zover het de strafbaarheid van verdachte betreft, over.
Oplegging van een maatregel
12. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De officier van justitie is van mening dat de door de psycholoog en de psychiater geadviseerde artikel 37-plaatsing onvoldoende bescherming aan de maatschappij biedt, omdat deze plaatsing slechts voor de duur van maximaal één jaar kan worden opgelegd. De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat de maatregel van terbeschikkingstelling op elk moment beëindigd kan worden als er een behandelplek in Iran is gevonden voor verdachte.
13. De raadsvrouw heeft gewezen op de rapportages van de psycholoog en psychiater. In beide rapporten wordt plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis geadviseerd en is een terbeschikkingstelling op dit moment niet aan de orde. De raadsvrouw heeft zich uitdrukkelijk verzet tegen het opleggen van de terbeschikkingstelling. Naar haar mening is het onredelijk bezwarend om verdachte, zeker gelet op zijn wens om terug te keren naar Iran en daar behandeld te worden, de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is voor de duur van één jaar. In dat jaar kan worden toegewerkt naar een behandeling in Iran.
14. Nu verdachte vanwege zijn volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar is, dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank acht echter, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, het wel noodzakelijk dat verdachte behandeld zal worden.
15. In eerdergenoemd rapport van 12 november 2009 heeft drs. S. Labrijn, als volgt geadviseerd:
Indien de psychose niet behandeld wordt (c.q. als betrokkene zijn medicatie staakt) wordt het recidivegevaar ingeschat als groot. Betrokkene zou opnieuw op een onvoorspelbare wijze kunnen komen tot agressieve acting out. De rechtbank wordt geadviseerd betrokkene, met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, te plaatsen in een forensische psychiatrische afdeling. Indien betrokkene medicatie blijft gebruiken, wordt ingeschat dat het recidivegevaar voldoende is ingeperkt. Toezicht op het gebruik van medicatie is nodig. Vooral omdat het gevaar naar verwachting op een minder ingrijpende wijze afgewend kan worden, is vanuit gedragskundige optiek een terbeschikkingstelling niet het eerste advies.
16. In eerdergenoemd rapport van 9 november 2009 heeft dr. L.H.W.M. Kaiser, als volgt geadviseerd:
Betrokkene is goed ingesteld op medicatie, dezelfde medicatie als waarmee hij zich jarenlang goed heeft kunnen handhaven in Iran. Ondanks zijn huidige redelijk stabiele toestand, adviseert onderzoeker toch een klinische behandeling om hem nader te observeren met betrekking tot de diagnostiek. Tevens zal er met hem een traject uitgezet moeten worden richting resocialisatie en mogelijk richting teruggaan naar Iran. Betrokkene heeft een klinische behandeling nodig in een psychiatrische kliniek waarbij er geen bijzondere beveiliging nodig is. Hij heeft allereerst voortzetting van de medicamenteuze behandeling nodig in de vorm van antipsychotische medicatie. Tevens is psycho-educatie mogelijk waarin hij iets over medicatie en over zijn ziekte kan leren. Als juridisch kader acht onderzoeker geen reden aanwezig om een terbeschikkingstelling op te leggen: het blijkt dat zijn psychose goed reageert op medicatie. Hij heeft in het verleden met deze medicatie en vierjaarlijks bezoek aan een psychiater in Iran goed kunnen functioneren, aldus betrokkene. Hij stelt zich behandelbaar op. Door zijn verblijf in Nederland staakte hij zijn medicatie en is hij waarschijnlijk psychotisch gedecompenseerd. In combinatie met heel specifieke omstandigheden bij het slachtoffer heeft dat tot het delict geleid. De kans op herhaling wordt dan ook als gering ingeschat. Het is de verwachting dat hij in Iran weer kan functioneren zoals hij voor zijn komst naar Nederland deed.
Het advies is dan ook om een dergelijke klinische behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een artikel 37 plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en betrokkene dan te doen laten opnemen in een forensisch psychiatrische afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis.
17. Verdachte heeft ter terechtzitting laten weten dat hij zo snel mogelijk terug wil naar Iran en dat hij daar hulp zal zoeken. Uit het verhandelde tijdens de terechtzitting is gebleken dat verdachte in het verleden in Iran onder behandeling van een psychiater is geweest.
18. De rechtbank is van oordeel dat uit voormelde rapporten is gebleken dat een terbeschikkingstelling vanuit gedragskundige optiek op dit moment (nog) niet aan de orde is. De maatregel van terbeschikkingstelling (met dwangverpleging) is de zwaarste maatregel die het Wetboek van Strafrecht kent. Nu beide deskundigen naar voren brengen dat door medicijngebruik het recidivegevaar voldoende ingeperkt kan worden, ziet de rechtbank geen aanleiding om over te gaan tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte in het verleden met medicatie en begeleiding door een psychiater in Iran goed heeft kunnen functioneren en dat de psychotische wanen waaronder hij leed ten tijde van het bewezenverklaarde feit voornamelijk te wijten zijn aan het staken van medicatiegebruik kort tevoren. Hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht ten faveure van de maatregel van terbeschikkingstelling acht de rechtbank onvoldoende om af te wijken van de adviezen van de beide deskundigen.
19. Met deze deskundigen acht de rechtbank plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis (art. 37 Wetboek van Strafrecht) noodzakelijk in het belang van de algemene veiligheid van personen. Uit voormelde rapporten is de rechtbank gebleken dat bij voortduring van de psychotische stoornis de kans aanwezig is dat verdachte soortgelijke delicten zal plegen. Om dit te voorkomen of te beperken is behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van een jaar noodzakelijk. Van belang is dat de verdachte (opnieuw) de juiste medicatie toegediend krijgt en dat er toezicht is op inname van die medicatie. Vanuit die artikel 37-plaatsing kan toegewerkt worden naar een terugkeer van verdachte naar Iran.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres] (rekeningnummer [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 6.529,80 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 4.500 aan immateriële schadevergoeding, en voorts toewijzing van de gevorderde materiële schade, voor zover deze ziet op de eigen bijdrage van Menzis, de kleding en de daggeldvergoeding voor het ziekenhuis. Voor het overige zou de vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor eigen bijdrage van Menzis, het T-shirt, de broek, de slippers en de daggeldvergoeding voor het ziekenhuis kunnen worden toegewezen zoals gevorderd. De kosten voor de laptop, het vloerkleed en de tafel en stoel dienen te worden afgewezen, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. Bovendien zouden de tafel en stoel op het balkon zijn gegooid, maar op de foto's van de plaats delict is daarvan niet gebleken.
De kosten voor rechtsbijstand dienen te worden afgewezen, nu er een toevoeging is afgegeven en om die reden geen kosten voor rechtsbijstand kunnen worden gevorderd.
Ten aanzien van het smartengeld heeft de raadsvrouw bepleit dat maximaal € 2.500,- kan worden toegewezen, gelet op vergelijkbare gevallen uit de smartengeldgids en overige jurisprudentie. Tot slot heeft de raadsvrouw bepleit dat rekening dient te worden gehouden met de draagkracht van verdachte. Hij heeft geen geld en geen inkomen en de schadevergoedingsmaatregel kan niet aan hem worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gevorderde kosten van eigen bijdrage van Menzis ad € 139,30, de kleding en slippers ad € 100,- en de daggeldvergoeding voor het ziekenhuis ad € 125,- worden toegewezen, nu deze niet zijn betwist.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de kosten van de laptop, het vloerkleed, de tafel en de stoel, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd en thans onvoldoende is vast komen te staan dat de gestelde schade een direct gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij dient ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu uit het overzicht van de te declareren verrichtingen van de raadsvrouw van [slachtoffer] van 17 november 2009 is gebleken dat een toevoeging is aangevraagd.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 4.500,- (bij wijze van voorschot) kan worden toegewezen, gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval. In de eerste plaats rechtvaardigen de ernst van het letsel en de (psychische) gevolgen die [slachtoffer] daarvan heeft ondervonden toewijzing van een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding. Daarbij komt dat [slachtoffer] in zijn eigen woning door verdachte is aangevallen. Er was sprake van een onverwachte actie van achteren, waarmee [slachtoffer] geen rekening kon houden. Schrijnend daarbij is voorts dat juist [slachtoffer] verdachte had geholpen door hem onderdak en eten en drinken te bieden en zijn kleding te wassen. In deze specifieke situatie moet dit bijzonder traumatiserend zijn geweest voor [slachtoffer].
De rechtbank is van oordeel dat in totaal een bedrag van € 4.864,30 aan de benadeelde partij kan worden toegekend. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal echter niet de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Bij een ontslag van alle rechtsvervolging is er geen sprake van een veroordeling in de zin van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, zodat de schadevergoedingsmaatregel in deze gevallen niet kan worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 37, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
poging tot doodslag
* verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging;
* gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst, voor de duur van 1 jaar;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [adres] (rekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 4.864,30, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
Aldus gewezen door mrs. Feraaune, voorzitter, Gilhuis en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoesstee-Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009041357-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Recherche, onderzoeksteam Kerstroos, gesloten en ondertekend op 26 september 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 60 tot en met 62.
3 Medische gegevens betreffende [slachtoffer] d.d. 19 augustus 2009, p. 93.
4 Letselrapportage betreffende [slachtoffer] d.d. 7 september 2009, p. 97 en 98.
5 Op de linker bovenarm/over de laterale elleboog is een scherprandige huidverwonding zichtbaar met een lengte van 5 centimeter. Deze verwonding is gehecht met een vijftal hechtingen.
6 Op de linker bovenarm in de huid boven de driekoppige bovenarmspier (triceps) net boven de elleboog is een 4 centimeter lange scherprandige huidverwonding zichtbaar, gehecht met 3 hechtingen. er is tevens duidelijke weefselzwelling van de bovenarm ter hoogte van de verwondingen. Om de wond heen is enige rode verkleuring zichtbaar, passend bij een bloeduitstorting.
7 Op de linker onderarm, net onder de elleboogsplooi, is een 1,5 centimeter lange, met één hechting gesloten scherprandige huisverwonding zichtbaar. Naast de wond is enige rode verkleuring zichtbaar, passend bij een bloeduitstorting.
8 Op de rechter schouderkop is een oppervlakkige huidverwonding zichtbaar (3 millimeter x 7 millimeter) die naar lateraal en naar voren uitloopt in een zeer oppervlakkige krasverwonding (kommavormig).
9 Ter hoogte van het rechter schouderblad is een geelgroene niet scherp begrensde huidverkleuring zichtbaar van 3 centimeter x 3 centimeter met centraal een rode plek, passend bij een bloeduitstorting.
10 Aan de rechter handpalm is tussen de tweede en derde vinger eens scherprandige huidverwonding zichtbaar, gehecht met 4 hechtingen, met een lengte van 3 centimeter. Dit is het type letsel dat optreedt bij afweer van messteken met de handen.
11 Op de pinkmuis van de rechterhand is een 7 millimeter lange oppervlakkige en tangentiële huidverwonding zichtbaar, passend bij een snijdverwonding. Dit kan passen bij afweerletsel.
12 Proces-verbaal van verklaring van verdachte, p. 33 en 36.
13 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 62.
14 LJN: AR3226, Hoge Raad 14-12-2004.
15 LJN: BD2775, Hoge Raad 09-12-2008, overweging 4.3.2.
16 Psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 9 november 2009, rapporteur dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, p. 14.