ECLI:NL:RBZUT:2009:BK5108

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/53
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. van Duyvendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bouwvergunning voor paardrijhal in Winterswijk wegens vervallen verklaring van geen bezwaar

Op 2 december 2009 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een bouwvergunning en vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor het bouwen van een paardrijhal aan de Steengroeveweg 30 te Winterswijk. De rechtbank oordeelde dat de geldigheid van de door Gedeputeerde Staten van Gelderland afgegeven verklaring van geen bezwaar ten tijde van de beslissing op bezwaar was vervallen. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van de eiser, de Winterswijkse Ruiter- en Ponyclub, gegrond was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk en bepaalde dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar moest nemen met inachtneming van deze uitspraak.

De zaak begon met een besluit van 8 april 2008, waarbij de gemeente een bouwvergunning en vrijstelling verleende aan de derde-partij voor het bouwen van de paardrijhal. Echter, het bestreden besluit van 16 december 2008, waarin het bezwaar van de eiser ongegrond werd verklaard, leidde tot het indienen van beroep door de eiser, vertegenwoordigd door mr. S.D. van Reenen van DAS rechtsbijstand. De rechtbank stelde vast dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan "Buitengebied -Oost" en dat de vrijstelling die was verleend niet meer geldig was, omdat er geen vastgesteld bestemmingsplan was.

De rechtbank concludeerde dat verweerder niet bevoegd was om de vrijstelling te verlenen op het moment van het bestreden besluit. De uitspraak bevatte ook een veroordeling van verweerder in de proceskosten van de eiser, die op € 644,- werd vastgesteld, en het terugbetalen van het griffierecht van € 145,- aan de eiser. De rechtbank benadrukte het belang van de wettelijke eisen voor het verlenen van vrijstellingen in het kader van de ruimtelijke ordening.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 09/53
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te Winterswijk,
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk
verweerder,
Winterswijkse Ruiter- en Ponyclub
derde-partij.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2008 heeft verweerder aan de derde-partij vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend voor het bouwen van een paardrijhal op het perceel, plaatselijk bekend [adres] te Winterswijk.
Bij besluit van 16 december 2008 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Namens eiser heeft mr. S.D. van Reenen, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 6 november 2009, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. S.C.B. Tollkamp. Namens de derde-partij is [naam derde partij] verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Volgens artikel 44 van de Woningwet moet een bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwplan in strijd is met een bestemmingsplan. Niet in geschil is en ook de rechtbank stelt vast dat het bouwplan strijdig is met het bestemmingsplan “Buitengebied -Oost”. Daarom heeft verweerder vrijstelling verleend met toepassing van artikel 19, tweede
lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Ingevolge deze bepaling kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten aangegeven categorieën van gevallen.
2.2. Volgens de beleidsnota ‘Wijziging WRO’ van Gedeputeerde Staten van Gelderland (GS) van 16 maart 2004 (RE2004.14114), laatstelijk gewijzigd bij brief van 15 november 2005 (publicatie Provinciaal Blad d.d. 6 december 2005), is het mogelijk om – naast de andere door GS aangegeven categorieën – vrijstelling te verlenen op basis van een door de provinciale diensten en de inspecteur VROM geaccordeerd (voor)ontwerpbestemmingsplan. De geldigheid van een dergelijke zogenoemde algemene verklaring van geen bezwaar is beperkt. In verband met het primaat van het bestemmingsplan in het ruimtelijke planningstelsel zijn aan de geldigheid van de algemene verklaring van geen bezwaar termijnen verbonden die langer zijn naarmate het primaat van het bestemmingsplan minder wordt aangetast en een goed ruimtelijk beleid wordt gevoerd. De keuze voor de termijnstellingen is nader toegelicht op blz. 25 en 26 van voormelde beleidsnota. Indien binnen de aangegeven termijn geen vertaling heeft plaatsgevonden naar een vastgesteld bestemmingsplan, vervalt de basis voor toepassing van de algemene verklaring van geen bezwaar. In het geval de ruimtelijke onderbouwing van een project bestaat uit een voorontwerpbestemmingsplan geldt dat binnen een termijn van 1 jaar na het afgeven van de algemene verklaring van bezwaar een besluit moet zijn genomen omtrent de vaststelling van het betreffende bestemmingsplan.
2.3. Bij brief van 30 januari 2007 heeft de inspecteur VROM en bij brief van 29 oktober 2007 hebben GS meegedeeld dat het voorontwerpbestemmingsplan “Buitengebied-Oost, partiële herziening Manage [adres]” als basis kan dienen voor het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO. Deze laatste mededeling is een algemene verklaring van geen bezwaar als hierboven bedoeld.
2.4. Naar de rechtbank is gebleken is er tot op heden geen bestemmingsplan vastgesteld. Gezien het hierboven weergegeven beleid van GS volgt hieruit dat de geldigheid van de algemene verklaring van geen bezwaar op 29 oktober 2008 is komen te vervallen, zodat deze ten tijde van het bestreden besluit niet meer geldig was. Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient, mede gezien in het kader van de in de bezwaarschriftprocedure te verrichten volledige heroverweging, bij het nemen van de beslissing op bewaar evenzeer als bij het nemen van het primaire besluit aan de wettelijke eisen voor het verlenen van de vrijstelling te zijn voldaan (zie o.a. JB 1997/170).
2.5. Gelet op het vorenstaande was verweerder ten tijde van het bestreden besluit niet (meer) bevoegd om de vrijstelling te verlenen. Het beroep van eiser is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 19, tweede lid, van de WRO en artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet. Verweerder dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.6. Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiser. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden ter zake van verleende rechtsbijstand 2 punten toegekend (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting), waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 145,- aan eiser vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Duyvendijk. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 december 2009.