ECONOMISCHE POLITIERECHTER ZUTPHEN
Sector Straf
Economische politierechter
Parketnummer: 06/434034-08
Uitspraak d.d.: 30 november 2009
tegenspraak / dip
na aanhouding verschenen: onip
de besloten vennootschap:
[verdachte] Nederland BV,
gevestigd te [plaats]
Raadsvrouw: mr. M.M.A.J. Goris te Almelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 maart 2009 en 16 november 2009.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 19 september 2007 in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
als werkgever handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen, waardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers kan ontstaan en/of te verwachten is, immers heeft verdachte er niet voor gezorgd dat een arbeidsmiddel (wandbekisting) zodanig werd geplaatst en/of werd bevestigd (geborgd) en/of (ten opzichte van) een ander arbeidsmiddel (kraan) zodanig werd/was geplaatst dat tijdens werkzaamheden (onderdelen van) deze kraan niet in aanraking kon(den) komen met zich in de draaicirkel van die kraan bevindende wandbekisting dat het gevaar van een ongewilde gebeurtenis (verschuiven, kantelen en/of omvallen) zoveel mogelijk werd voorkomen, tengevolge waarvan een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden, waarbij de werknemer [slachtoffer] onder een omgevallen wandbekisting terecht is gekomen en als gevolg van het daarbij opgelopen letsel is overleden;
art. 1 Wet op de economische delicten
art.7.3 Arbeidsomstandighedenbesluit
art. 32 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Op woensdag 19 september 2007 omstreeks 07.15 uur was het slachtoffer, de heer [slachtoffer], bezig met schoonmaakwerkzaamheden aan een wandbekisting op een bouwplaats van appartementen in Apeldoorn. Deze werkzaamheden werden verricht in opdracht van [verdachte] BV (hierna: [verdachte] BV). Tijdens deze schoonmaakwerkzaamheden was op de bouwplaats een rups-torenkraan bezig met het verzetten van wandbekistingen van het bouwwerk op de puinverharding voor het bouwwerk.
Het slachtoffer was bezig met het schoonmaken van wandbekisting, waarbij hij tussen twee (genummerd 5 respectievelijk 6) met de vlakke kant naar elkaar toegeplaatste wandbekistingen instond. Nadat een andere wandbekisting was schoongemaakt, werd deze in de tweesprong van de kraan gehesen en door machinist [getuige A] met de kraan linksom over de vaart getransporteerd. Op het moment dat de kraan meer dan een kwartslag gedraaid was ten opzichte van de rupsbanden, kwam de ballast van de kraan buiten het onderstel uit te steken. Tijdens de draai heeft de ballast van de kraan de uiterste rechterzijde van de wandbekisting nummer 6 aan de achterzijde geraakt, waardoor de wandbekisting in beweging kwam en ongeveer 30 centimeter om de lengteas werd verschoven. Door deze aanraking werd de, niet geschoorde, wandbekisting op een dusdanige manier in beweging gebracht dat deze vervolgens is omgevallen. Het slachtoffer stond binnen het valbereik van de wandbekisting en werd bedolven onder de 2185 kilo wegende omvallende wandbekisting, tengevolge waarvan hij is overleden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Hij stelt voorop dat dit een zeer lastig feit is dat je niet in de koude kleren gaat zitten, of men nu schuldig is of niet.
Allereerst stelt de officier van justitie dat hij voldoende aanknopingspunten in het dossier voorhanden heeft om het bestanddeel relatie werkgever - werknemer te kunnen bewijzen. Er is sprake van een arbeidsrelatie tussen de heer [slachtoffer] en [verdachte] BV op grond van hetgeen is beschreven in het dossier op pagina 4, waar is opgenomen dat het slachtoffer als ingeleend werknemer werkzaam was voor [verdachte] BV.
Het door de verdediging ingebrachte rapport van Technisch Commercieel Adviesbureau Vogels B.V. (hierna: Adviesbureau Vogels) speelt volgens de officier van justitie een geringe rol, in die zin dat het nader rapport was gefocust op één arbeidsmiddel, namelijk de wandbekisting. Op het moment van het ongeval waren er meer arbeidsmiddelen aan het werk, namelijk ook de kraan. Het rapport is niet volledig toegespitst op de concrete feiten en omstandigheden van het geval.
Op dit rapport is een reactie gekomen van de arbeidsinspectie. Zowel het rapport als de reactie geven een beeld van de technische benadering. De officier van justitie is van mening dat er gekeken moet worden naar de feitelijke situatie zoals deze op het moment van het ongeval was.
In ieder geval staat vast dat [verdachte] B.V. haar werkwijze met betrekking tot de het werken met wandbekistingen inmiddels heeft aangepast, in die zin dat de wandbekistingen op een stalen juk geplaatst worden, om het gevaar van een omvallen zoveel mogelijk te voorkomen. Hieruit blijkt dat men lering heeft getrokken uit het ongeval.
De officier van justitie stelt vast dat de in de praktijk ingeslopen oplossing, te weten het schoren van de wandbekisting met schroefstempels, die door het bedrijf werd toegepast, niet is toegepast op 19 september 2007. Er zijn voldoende aanwijzingen in het dossier aanwezig om te kunnen concluderen dat er geen gebruik is gemaakt van schroefstempels om de wandbekisting te schoren.
De officier van justitie is voorts van mening dat het rapport van Adviesbureau Vogels aangeeft de mate van verwijtbaarheid van het ongeval aan [verdachte] BV. De werkwijze die [verdachte] BV hanteerde verschilde hoe dan ook met de instructie van de fabrikant over hoe met de wandbekisting om te gaan. Als laatste merkt de officier van justitie op met betrekking tot het rapport dat het rapport niet schrijft over andere mogelijke scenario's als het anders plaatsen van de wanden en de daarmee samenhangende tijd voor ontsnapping door het slachtoffer.
Het bestanddeel 'levensgevaar kon ontstaan' acht de officier bewezen. Hij vindt dat [verdachte] BV redelijkerwijs moest weten dat, door de wanden niet te borgen, er levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers kon ontstaan. Hierbij speelt de vraag of er besef was van de risico's een rol. Gezien de brief van 19 maart 2009 van Adviesbureau Vogels met betrekking tot onderzoeken die zij hebben verricht naar de toedracht van diverse ongevallen met betrekking tot omgevallen betonwanden en bekistingen, is de officier van justitie van mening dat het besef van de risico's van het werken met wandbekisting wel degelijk aanwezig was bij de werkgever.
De officier van justitie is van mening dat de communicatie een grote rol heeft gespeeld in het ontstaan van het voorval. Ten tijde van het voorval is niet duidelijk gebleken wie de voorman was. Tevens is niet gebleken dat de kraanmachinist voldoende duidelijk is gemaakt hoe de werkwijze was binnen het bedrijf.
De werkgever blijft verantwoordelijk voor de beperking van het gevaar in de praktijk. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2007 (LJN BA7355). Je moet kritisch blijven. Het Hof is te soepel omgegaan met beoordeling van de ervaring van haar werknemers en de daarmee gemoeide veiligheid in bepaalde omstandigheden. De werkgever moet niet teveel vertrouwen op de ervaringen van zijn werknemers en de aan hen gegeven instructies. De kern is dat de werkgever zijn eigen verantwoordelijkheid hierin moet houden.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
Namens en door verdachte is vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit. Primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verhouding werkgever - werknemer niet aan de orde is. Gelet op de gewijzigde tenlastelegging is de raadsvrouw van mening dat er sprake is van twee verschillende soorten werkverhoudingen.
Kijkend naar het deel van de tenlastelegging dat ziet op het niet borgen, dan betreft het hier de werkverhouding [verdachte] BV en de mannen op de werkvloer. Wanneer er wordt gekeken naar het tweede onderdeel van de tenlastelegging, het toegevoegde onderdeel ter terechtzitting van 23 maart 2009, dan wordt het verwijt gemaakt dat de wandbekistingen niet juist ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de kraan zijn geplaatst. Volgens de raadsvrouw heeft dit te maken met de handelingen die door de kraanmachinist werden verricht op de bouw.
Daar ligt volgens de raadsvrouw de kern van de zaak. De kraanmachinist is ingehuurd door de verhuurder van de kraan en derhalve is hij in dienstbetrekking bij de verhuurder, en niet bij [verdachte] BV. Binnen vijf weken tijd was dit de vijfde kraanmachinist. Hieruit blijkt dat [verdachte] BV hier geen inspraak in heeft. De kraanmachinist is op de bouw verantwoordelijk voor zijn handelingen, in casu het draaien van de kraan de ene of de andere kant op. Nu de werkgever - werknemerverhouding niet vaststaat, is de raadsvrouw van oordeel dat vrijspraak moet volgen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hetgeen [verdachte] BV heeft moeten doen om de veiligheid op de bouw te waarborgen ook is gebeurd. Voor de werkzaamheden van die dag begonnen is er een instructie geweest over de werkzaamheden die dag. Misschien niet zo uitgebreid als bij minder ervaren werknemers, maar dat neemt niet weg dat er een instructie is gegeven die nageleefd had moeten worden. Iedereen wist derhalve dat de stempels onder de wandbekisting geplaatst moesten worden en toch is dit niet gebeurd. [getuige B] kan niet verklaren waarom de stempels niet geplaatst zijn. Dat de gebruikelijke werkmethode een prima werkmethode behoort te zijn, blijkt uit de bewoordingen van de brandweer en de arbeidsinspectie. Zoals aangegeven door de verdediging is door deze veilige werkwijze zoveel mogelijk gedaan deze ongewilde gebeurtenis te voorkomen. Het kan niet zo zijn dat men 24 uur per dag aanwezig is om de werkzaamheden te controleren. Hetgeen [verdachte] BV had moeten doen om de veiligheid op de bouw te waarborgen is gebeurd. Als een werknemer er dan bewust voor kiest de stempels niet te gebruiken, is dit [verdachte] niet strafrechtelijk aan te rekenen. Het is door [verdachte] bouw zoveel mogelijk voorkomen. Het is door de wetgever niet voor niets verwoord met de woorden 'zoveel mogelijk voorkomen'. Derhalve verzoekt de verdediging subsidiair verdachte vrij te spreken.
Voorts voert de raadsvrouw aan dat volgens de officier van justitie het borgen en, gelet op de wijziging van de tenlastelegging, het niet goed ten opzichte van elkaar plaatsen, de oorzaak is geweest van het ongeval. Het is volgens haar niet aan de verdediging om te bewijzen dat het oorzakelijk verband niet aanwezig is, maar de officier van justitie dient aan te geven dat het oorzakelijk verband tussen die omstandigheden en het ongeval met dodelijk gevolg wel aanwezig is. Er wordt door de officier van justitie slechts gesuggereerd dat er sprake is van een oorzakelijk verband. Hoe dit wordt gestaafd blijkt nergens uit. Volgens de raadsvrouw is er geheel geen sprake van een oorzakelijk verband.
Het door de verdediging ingebrachte rapport heeft alle mogelijke varianten van borging, plaatsing en bevestiging onderzocht en geconcludeerd dat, hoe het ook gedaan zou zijn: met stempels, zonder stempels, met kettingen, zonder kettingen, de wandbekisting hoe dan ook zou zijn omgevallen. Of er wel of geen wind staat doet daar niets aan af, zo'n wandbekisting valt in de gegeven situatie gewoon om. De raadsvrouw beroept zich hiermee op overmacht. Dat is volgens de raadsvrouw de kern van de zaak.
Los van de werkgever - werknemer relatie staat het feit dat men te maken heeft met een kraanmachinist die zelf beoordeelt wat hij doet. Hij is degene die een inschattingsfout heeft gemaakt. Het verwijt is nu dat het ene arbeidsmiddel niet zodanig is geplaatst ten opzichte van het andere arbeidsmiddel dat aanraking niet had kunnen worden voorkomen. Dit doet geen recht aan de situatie. De bekisting staat er. De kraan rijdt. Dan draait hij zijn kont om de wandbekisting te kunnen plaatsen. Dat zijn situaties. Er is op een willekeurige bouwplaats een grote mobiliteit. Er kan ook een vrachtwagen tegen een wandbekisting rijden. Voor deze situaties gelden geen voorschriften, omdat het nu eenmaal niet de bedoeling is om met het ene arbeidsmiddel tegen een ander arbeidsmiddel op te rijden. Het is volgens de raadsvrouw [verdachte] BV niet aan te rekenen dat ze deze gebeurtenis niet zoveel mogelijk heeft proberen te voorkomen.
Beoordeling door de economische politierechter
Allereerst stelt de economische politierechter vast dat in casu sprake was van een arbeidsrelatie tussen het slachtoffer, de heer [slachtoffer] en verdachte, als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet. De heer [slachtoffer] diende immers, door verdachte ingeleend bij Builders Detachment, zijnde een detacheringsbedrijf, rechtstreeks onder instructie en op aanwijzing, derhalve onder gezag van verdachte arbeid te verrichten op de bouwplaats in Apeldoorn.
Gebleken is dat door [verdachte] BV voor het uitvoeren van de werkzaamheden gebruik werd gemaakt van een systeem van wandbekistingen van producent Konosch Nederland BV. Uit de Handleiding Wandbekisting (hierna: Handleiding) blijkt dat aan het werken met wandbekistingen, als hier aan de orde, een aantal veiligheidsvoorschriften zijn verbonden door de producent. Die voorschriften behelzen onder meer het bevestigen van stormkettingen aan de daarvoor aangebrachte instortvoorziening aan de wandbekisting. Deze stormkettingen moeten worden bevestigd aan een voldoende zwaar betonblok. Tevens is als waarschuwing in de handleiding opgenomen dat het parkeren van de wandbekisting in het zand dient te gebeuren op een houten onderstopping.
Vaststaat dat de betreffende, omgevallen wandbekisting op 19 september 2007 op de bouwplaats op een onverharde ondergrond is geparkeerd, zonder de houten onderstopping. Vast staat tevens dat de stormkettingen niet zijn gebruikt en dat de voorgeschreven betonblokken niet aanwezig waren op de bouwplaats. Derhalve is bij het parkeren van de wandbekisting op 19 september 2007 geen van de door de producent voorgeschreven voorschriften nageleefd. De heer [namens verdachte] heeft namens verdachte ter terechtzitting verklaard, dat in de praktijk nooit gebruik werd gemaakt van de voorgeschreven werkwijze voor borging. In de praktijk is een routine ingeslopen, waarbij de wandbekistingen bij het parkeren werden geborgd met schuin geplaatste schroefstempels, hetgeen in de ogen van [namens verdachte] een veiliger, want starre borging opleverde.
Vast staat echter dat op 19 september 2007 de omgevallen wandbekisting ook niet op deze wijze is geborgd, voorafgaande aan het omvallen.
Naar het oordeel van de economische politierechter was en is verdachte verantwoordelijk voor de wijze waarop met de wandbekisting werd gewerkt, de wijze waarop deze werd getransporteerd en waar deze werd geplaatst om er vervolgens werkzaamheden aan of mee te kunnen verrichten. Verdachte heeft deze verantwoordelijkheid ook erkend en ten opzichte van de bouwer van de appartementen gespecificeerd aangegeven. Immers, onder de bijlagen bij de verklaring van [namens verdachte] bevindt zich een stuk 'aanvullende informatie/afspraken betonbouw', waaruit blijkt dat [verdachte] BV verantwoordelijk was voor het transport van de wandbekisting en toebehoren (ook op de bouwplaats), reparatie van wandbekistingen en toebehoren, alsmede het schoonmaken en afvoeren van de wandbekisting. Dit houdt in dat de kraanmachinist de wandbekisting weliswaar daadwerkelijk neerzette op de bouwplaats, maar, naar moet worden aangenomen, conform de kennelijk vastgelegde verantwoordelijkheden op aanwijzing van (medewerkers van) verdachte.
[namens verdachte] heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat de aanwezigheid van een mobiele rupskraan als zodanig niet als een op de bouwplaats aanwezig risico is onderkend.
Kraanmachinist [getuige A] heeft verklaard dat hij met (de rupsbanden van) zijn rupskraan op ongeveer 2,5 tot 3 meter afstand stond van de geparkeerde wandbekistingen. Blijkens de foto's (bijlage 3, foto nrs. 6, 13, 35 en 42) stonden de wandbekistingen geparkeerd op de bouwweg, zijnde een route die werd gebruikt op de bouwplaats voor verplaatsingen met voertuigen. Ook de mobiele rupskraan manoeuvreerde over die bouwweg tot nabij de plaats waar de geparkeerde wandbekistingen stonden.
Hoewel het ter beoordeling van de kraanmachinist is of hij, gegeven de afmetingen, gewichten, hoeken en vermogens van de kraan, een bepaalde til- en draaimanoeuvre kan maken zonder daarbij andere objecten in de nabijheid van de kraan te raken, is het daarbij ook de verantwoordelijkheid van de gebruiker van de wandbekistingen om deze zodanig te (doen) plaatsen dat in de navolgende werkzaamheden als schoonmaken en olieën het risico op omvallen zoveel mogelijk wordt beperkt.
Noch uit de verklaring van [getuige B], uitvoerder in dienst van verdachte, noch uit de verklaring van [namens verdachte] ter terechtzitting, heeft de economische politierechter de indruk gekregen dat het afschoren van wandbekistingen - op welke wijze dan ook - op het moment dat zij op de bouwweg geparkeerd werden, als instructie is meegegeven aan het voor hen werkzame personeel. Dit klemt temeer, nu de betreffende dag kennelijk een zogenaamde transportdag betrof, waarop alleen bekistingen werden verplaatst en schoongemaakt en voorafgaande aan die werkzaamheden een instructie met betrekking tot het verplaatsen en borgen voorstelbaar is. Gebleken is dat verdachte bij het uitvoeren van de werkzaamheden vrijwel alleen gebruik maakt van ingeleend/gedetacheerd personeel, dat niet steeds en alleen voor verdachte werkt met de door verdachte ingezette arbeidsmiddelen. Verdachte maakte in de onderhavige situatie bovendien gebruik van uit Duitsland afkomstig personeel. [getuige B] verklaart dat de betreffende medewerkers een ervaren indruk maakten en dat zij, waaronder het slachtoffer, door hun ervaring wisten dat de wandbekistingen dienden te worden afgeschoord. Noch uit de verklaring van [getuige B], noch uit de verklaring van [namens verdachte] komt echter naar voren dat het personeel op de betreffende dag daaromtrent daadwerkelijk is geïnstrueerd, en wel zodanig dat daarover geen misverstand kon bestaan. Evenmin is gebleken van toezicht op deze werkzaamheden. Naar het oordeel van de economische politierechter dient een werkgever echter onder omstandigheden als hiervoor geschetst extra aandacht te besteden aan de in acht te nemen normen en voorschriften, zeker met betrekking tot veiligheid. Daarvan is echter onvoldoende gebleken.
Resumerend oordeelt de economische politierechter dat,
* door niet te laten werken conform de in de handleiding van de wandbekisting voorgeschreven veiligheidsvoorschriften,
* door onvoldoende middels regelmatige en ondubbelzinnige instructie te waarborgen dat tenminste de zelf ontwikkelde wijze van borging door werknemers werd gehanteerd,
* door het niet onderkennen van een aanwezige risicofactor in de vorm van een zware mobiele rupskraan in de nabijheid van een instabiel arbeidsmiddel als de wandbekisting,
verdachte is tekortgeschoten in haar verplichting om zoveel als mogelijk inzicht te hebben in de mogelijke risico's voor haar medewerkers en dientengevolge deze zoveel als mogelijk te beperken. Het arbeidsongeval, aan de gevolgen waarvan het slachtoffer is komen te overlijden, is naar het oordeel van de economische politierechter daaraan toe te schrijven.
De economische politierechter gaat voorbij aan de conclusies in het zijdens de verdediging ingebrachte rapport van Adviesbureau Vogels. Gesteld kan worden dat ook bij het afschoren van de wandbekisting, deze door de aanraking met de ballast van de kraan op enig moment zou zijn omgevallen. Het rapport miskent echter het feit dat er in casu geen enkele vorm van borging is gebruikt. Het rapport biedt daarbij geen, althans onvoldoende inzicht in (een antwoord op) de vraag in hoeverre enige vorm van borging, bijvoorbeeld door afschoring het omvallen zou hebben vertraagd, zodanig dat het slachtoffer een grotere kans had gehad om aan de omvallende wandbekisting te ontkomen.
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op of omstreeks 19 september 2007 in de gemeente Apeldoorn als werkgever handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen, waardoor, naar zij redelijkerwijs moest weten, levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers kan ontstaan en/of te verwachten is, immers heeft verdachte er niet voor gezorgd dat een arbeidsmiddel (wandbekisting) zodanig werd geplaatst en/of werd bevestigd (geborgd) en/of (ten opzichte van) een ander arbeidsmiddel (kraan) zodanig werd/was geplaatst dat tijdens werkzaamheden (onderdelen van) deze kraan niet in aanraking kon(den) komen met zich in de draaicirkel van die kraan bevindende wandbekisting dat het gevaar van een ongewilde gebeurtenis (verschuiven, kantelen en/of omvallen) zoveel mogelijk werd voorkomen, tengevolge waarvan een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden, waarbij de werknemer [slachtoffer] onder een omgevallen wandbekisting terecht is gekomen en als gevolg van het daarbij opgelopen letsel is overleden;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op :
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, begaan door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 10.000, - .
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het
De economische politierechter merkt op dat sprake is geweest van een tragisch ongeval,
dat ook bij verdachte zijn sporen heeft nagelaten. Niet gebleken is dat bij en onder verantwoordelijkheid van verdachte sprake is geweest van een opzettelijke veronachtzaming van veiligheidsvoorschriften, zodanig dat lijf en goed van werknemers bewust in gevaar is gebracht. Verdachte is echter in onvoldoende mate alert geweest op het signaleren en voorkomen van de risico's, verbonden aan het werken met een instabiel, dus gevaarlijk arbeidsmiddel en de daar omheen op een bouwplaats aanwezige risicofactoren. Vastgesteld wordt het ongeval voor verdachte aanleiding geweest om de werkwijze bij het parkeren en schoonmaken van wandbekistingen aan te passen en gebruik te maken van een voorziening, welke het omvallen daarvan voorkomt. Verdachte heeft derhalve daadwerkelijk maatregelen getroffen om dit soort ongevallen te voorkomen.
Het ongeval dient deels te worden toegeschreven aan het handelen van de kraanmachinist, die, naar het zich laat aanzien, op het fatale moment onvoldoende oplettend is geweest bij het draaien van de kraan.
De economische politierechter acht een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats, teneinde ten opzichte van verdachte het belang van naleving van veiligheidsvoorschriften in de toekomst te benadrukken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen
- 32 Arbeidsomstandighedenwet,
- 2.28, 2.35 en 7.3 Arbeidsomstandighedenbesluit
- 14a, 14b, 14c, 23, 24, 51 Wetboek van Strafrecht
- 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten.
De economische politierechter:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, begaan door een rechtspersoon.
* veroordeelt verdachte tot een geldboete van €10.000,--.
* bepaalt, dat een gedeelte van de geldboete, groot € 5000,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Van de Wetering, economische politierechter, in tegenwoordigheid van Stornebrink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2009.
Eindnoten
1. Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer * , Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district *, gesloten en ondertekend op *.