ECLI:NL:RBZUT:2009:BK4778

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84869 / HA ZA 07-350
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C.M. Boon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen van eiser in civiele procedure tegen garagebedrijf

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zutphen, heeft eiser, wonende te Emmen, een vordering ingesteld tegen het garagebedrijf, vertegenwoordigd door de commanditaire vennootschap FIRMA GARAGEBEDRIJF [gedaagde A] V.O.F. en de gedaagden [gedaagde B] en [gedaagde C], allen wonende te Apeldoorn. De zaak betreft een geschil over de verkoop van een auto, waarbij eiser stelt dat hem onjuiste informatie is verstrekt over het bouwjaar van de auto. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen eiser opgedragen bewijs te leveren van zijn stellingen, maar eiser heeft nagelaten om getuigen te horen of andere bewijsmiddelen in te brengen. Hierdoor is niet komen vast te staan dat het garagebedrijf onjuiste informatie heeft verstrekt over de auto.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 25 november 2009 geoordeeld dat de vorderingen van eiser niet kunnen worden toegewezen. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat het garagebedrijf vóór de koopovereenkomst heeft gezegd dat de auto van het bouwjaar 2000 was. Evenmin is komen vast te staan dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die eiser op basis van de overeenkomst mocht hebben. De rechtbank verwijst naar eerdere tussenvonnissen waarin is vastgesteld dat enkel twijfel over de kilometerstand van de auto onvoldoende is voor een vordering.

Als gevolg van deze bevindingen heeft de rechtbank de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van het garagebedrijf zijn begroot op EUR 1.882,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.C.M. Boon.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 84869 / HA ZA 07-350
Vonnis van 25 november 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Emmen,
eiser,
advocaat mr. R.J. de Boer te Coevorden,
tegen
1. de commanditaire vennootschap
FIRMA GARAGEBEDRIJF [gedaagde A] V.O.F.,
gevestigd te Apeldoorn,
2. [gedaagde B],
wonende te Apeldoorn,
3. [gedaagde C],
wonende te Apeldoorn,
gedaagden,
advocaat mr. J.A. Schadd te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en het garagebedrijf genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 februari 2009
- de conclusie na niet gehouden enquête van de zijde van [eiser]
- de antwoordconclusie na niet gehouden enquête van de zijde van het garagebedrijf.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij gelegenheid van de conclusie na niet gehouden enquête heeft [eiser] een bijlage overgelegd, inhoudende een brief van Renault Nederland N.V. d.d. 2 juni 2009, waarin een opsomming staat van de reparatiehistorie en de kilometerstanden van de Renault Espace met het kenteken [kenteken] in de periode 24 juni 1998 tot 11 augustus 2004. Zij stelt daarbij dat de in eerdere instantie door hem geuite vermoedens nimmer weersproken zijn door het garagebedrijf.
Het garagebedrijf heeft daarop gesteld dat het zich aansluit bij de overweging van de rechtbank in het tussenvonnis in deze zaak van 7 november 2007, waarin de rechtbank overweegt dat enkel twijfel ten aanzien van de kilometerstand van de auto een onvoldoende grondslag is voor een vordering. Voorts betwist zij dat Renault Nederland N.V. iets kan zeggen over de reparatiehistorie van de auto, nu deze uit Duitsland is ingevoerd. Bovendien betwist het garagebedrijf dat het in de brief van Renault Nederland N.V. om de onderhavige auto gaat, omdat in die brief het chassisnummer ontbreekt.
2.2. In het tussenvonnis in deze zaak van 27 februari 2008 heeft de rechtbank overwogen dat zij geen reden zag om terug te komen op haar overweging in het eerdere tussenvonnis in deze zaak van 7 november 2007, dat enkel twijfel ten aanzien van de kilometerstand van de auto een onvoldoende grondslag is voor een vordering.
De thans overgelegde bijlage is wel iets duidelijker dan een eerder overgelegd stuk, maar gelet op het verweer van het garagebedrijf is de inhoud van die bijlage niet zodanig dat daarop recht gedaan kan worden zonder nadere bewijsvoering. Bovendien heeft [eiser] het nog steeds over “vermoedens” ten aanzien van de in de auto aangegeven kilometerstand ten tijde van de aankoop in juni 2006.
Daargelaten of [eiser] met het overleggen van de bijlage de grondslag van zijn vordering heeft aangevuld/gewijzigd, is de rechtbank van oordeel dat het in strijd is met de eisen van een goede procesorde om thans, nu deze procedure in een eindfase verkeert, nog een (betwiste) bijlage in het geding te brengen die tot een nieuwe bewijsvoering zou moeten leiden. Na vier tussenvonnissen, een uitgevoerd deskundigenonderzoek en een gelegenheid tot bewijsvoering is daarvoor geen plaats meer. Om die reden zal de rechtbank niet nader ingaan op de door [eiser] overgelegde bijlage.
2.3. In het tussenvonnis van 25 februari 2009 is [eiser] opgedragen te bewijzen dat van de kant van het garagebedrijf, vóór de totstandkoming van de koopovereenkomst, tegen hem is gezegd dat de auto van het bouwjaar 2000 was. Vervolgens is hij in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren. Bij brief van 8 juni 2009 heeft [eiser] van de rechtbank laten weten af te zien van het doen horen van getuigen. [eiser] heeft evenmin op een andere wijze bewijsmiddelen ten aanzien van het hem opgedragen bewijs in het geding gebracht.
2.4. Het voorgaande betekent dat niet is komen vast te staan dat van de kant van het garagebedrijf, vóór de totstandkoming van de koopovereenkomst, tegen hem is gezegd dat de auto van het bouwjaar 2000 was. Op grond van het tussenvonnis in deze zaak van 11 februari 2009 is evenmin komen vast te staan dat de auto ten tijde van de verkoop in juni 2006 niet de eigenschappen had die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Onder verwijzing naar het tussenvonnis in deze zaak van 7 november 2007 leidt dit tot de conclusie dat de primaire noch de subsidiaire grondslag van de vorderingen van [eiser] stand houdt. Om die reden zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
2.5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het garagebedrijf worden begroot op:
- vast recht EUR 300,00
- salaris advocaat EUR 1.582,00 (3,5 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.882,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen van [eiser] af,
3.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van het garagebedrijf tot op heden begroot op EUR 1.882,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.M. Boon en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2009.