ECLI:NL:RBZUT:2009:BK4444

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460473-06 (tul)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • K. Knoop
  • A. Weusten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na niet-naleving reclasseringsvoorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 november 2009 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf die aan de veroordeelde was opgelegd bij vonnis van 15 maart 2007. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden, waaronder de verplichting om zich te houden aan de voorschriften van de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op verwijtbare wijze de noodzakelijke reclasseringsbegeleiding onmogelijk heeft gemaakt. Ondanks dat de veroordeelde persoonlijke omstandigheden had, zoals fysieke problemen na een ongeval, was hij niet in staat om de gemaakte afspraken met de reclassering na te komen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de veroordeelde niet de inspanningen heeft verricht die van hem verwacht mochten worden, zoals het tijdig communiceren van zijn afwezigheid bij afspraken.

De officier van justitie had gevorderd om de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft echter besloten om slechts één maand gevangenisstraf ten uitvoer te leggen, rekening houdend met het tijdsverloop en de omstandigheden van de veroordeelde. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarde die aan de veroordeelde was opgelegd opgeheven, maar heeft geen aanleiding gezien om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, gezien de eerdere niet-naleving van afspraken door de veroordeelde. De rechtbank heeft de processtukken en de vordering van de officier van justitie zorgvuldig bekeken en heeft de beslissing genomen tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/460473-06 (tul)
Uitspraak 25 november 2009
Verschenen / onip
Op 16 juni 2008 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een - aan deze beslissing
gehechte - vordering van de officier van justitie gedateerd 18 februari 2008, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 15 maart 2007 waarbij:
[veroordeelde],
geboren te [plaats, 1984],
thans wonende te [adres],
onder meer is veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd van 3 jaar gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen dan wel een agressie-regulatietraining moet volgen.
De rechtbank heeft de processtukken bezien.
De vordering is behandeld ter terechtzitting van 12 augustus 2008, 19 augustus 2009 en 11 november 2009. Van deze behandelingen zijn processen-verbaal opgemaakt.
Overweging:
De proeftijd die samenhangt met de deels voorwaardelijke veroordeling bij vonnis van deze rechtbank van 15 maart 2007, is ingegaan op 30 maart 2007.
Door en namens veroordeelde is erkend dat hij afspraken met de reclassering niet goed is nagekomen. Dit is deels gelegen in de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde. Door fysieke problemen ten gevolge van een ongeval was hij niet altijd in staat om de gemaakte afspraken na te komen. Bovendien zijn de gevolgen die het ongeval voor hem hebben onvoldoende besproken.
Gesprekken die werden gevoerd met de behandelaar van De Tender waren geen diepgaande gesprekken en de behandelaar had weinig “vat” op veroordeelde. In februari 2008 heeft veroordeelde al te horen gekregen dat de reclassering van oordeel was dat het toezicht niet goed verliep. Sindsdien heeft hij in de onzekerheid verkeerd. In de tussenliggende periode heeft veroordeelde geen gedrag vertoond dat als agressief is aan te merken.
De raadsman acht het niet redelijk om veroordeelde thans nog gevangenisstraf te laten ondergaan en heeft verzocht deze om te zetten in een taakstraf.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, namelijk drie maanden.
Uit het “afloopbericht toezicht” van 14 februari 2008 blijkt dat het toezicht niet uitvoerbaar is gebleken. Tijdens de contacten heeft veroordeelde te kennen gegeven mee te willen werken. Hij is echter meerdere malen afspraken niet nagekomen. De door De Tender voorgeschreven medicatie nam hij niet en ook kwam veroordeelde de afspraken met De Tender niet na.
De deskundige Blondelle, als GZ-psycholoog verbonden aan De Tender, heeft ter zitting verklaard dat veroordeelde meer dat de helft van de gemaakte afspraken niet is nagekomen. De afspraken die zijn doorgegaan betroffen zowel individuele gesprekken als groepsgesprekken.
Dat veroordeelde afspraken niet is nagekomen zal deels te wijten zijn aan de fysieke problemen van veroordeelde en de daaruit voorkomende vervoersproblemen. Veroordeelde heeft echter niet de inspanningen verricht die van hem verwacht mochten worden, bijvoorbeeld door te laten weten waarom hij een afspraak niet na kon komen.
Tijdens het contact dat er wel met de reclassering en De Tender is geweest bleef veroordeelde in de weerstand zitten en vertoonde hij weinig inspanning. Tijdens de groepstherapie vertoonde hij ondermijnend en ontregelend gedrag.
De rechtbank is van oordeel dat grond bestaat voor opheffing van de bij voormeld vonnis aan veroordeelde gestelde bijzondere voorwaarde en voor een bevel tot tenuitvoerlegging als hierna vermeld, nu uit het onderzoek naar voren is gekomen, dat veroordeelde de noodzakelijk geachte reclasserings-begeleiding op verwijtbare wijze onmogelijk heeft gemaakt.
De rechtbank zal daarbij ook rekening houden met het tijdsverloop vanaf het moment van indiening van het afloopbericht en de uiteindelijk inhoudelijke behandeling. Zij zal daarom slechts een gedeelte van de door de officier van justitie gevorderde drie maanden gevangenis tenuitvoerleggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding het thans ten uitvoer te leggen strafdeel om te zetten in een werkstraf. Uit het onderzoek is naar voren is gekomen dat veroordeelde een hem in een andere strafzaak opgelegde werkstraf nog niet heeft verricht. Ook is gebleken dat veroordeelde afspraken niet is nagekomen. Het is te verwachten dat hij zich niet of onvoldoende zal houden aan met de reclassering te maken afspraken over een uit te voeren werkstraf.
Beslissing:
De rechtbank gelast dat de bij vonnis van 15 maart 2007 aan veroordeelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zal worden ten uitvoergelegd voor een deel, groot één maand.
Zij heft de bij voormeld vonnis aan veroordeelde gestelde bijzondere voorwaarde hierbij op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Knoop en Weusten, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2009.