ECLI:NL:RBZUT:2009:BK4202

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460335-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Ouweneel
  • mr. Prisse
  • mr. Van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor koperdiefstallen met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 24 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere koperdiefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoedingen te betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat de verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd en met een geringe overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte heeft samen met medeverdachten op verschillende momenten koperdraad van gebouwen, waaronder bliksemafleiders, gestolen, wat heeft geleid tot schade en verhoogd risico op blikseminslag. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, gezien de maatschappelijke onrust die dergelijke diefstallen veroorzaken. De verdachte heeft eerder met politie en justitie te maken gehad vanwege vermogensdelicten, wat ook is meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460335-07
Uitspraak d.d.: 24 november 2009
ad informandum: 06/460335-07, incident 12 in het dossier
na aanhouding verschenen
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1985],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. De Haas, advocaat te Nijkerk
Onderzoek van de zaak
Deze zaak is op 2 april 2009 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer in strafzaken.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere, althans één, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17
juni 2007 tot en met 18 juni 2007 in de gemeente Putten, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, en/of alleen,
(telkens) (een) gebouw(en), (een) getimmerte(n) of (een) voor publiek
toegankelijke plaats(en), te weten (een) gebouw(en), behorende bij de school
[naam, locatie] (gevestigd aan [adres]), (telkens)
opzettelijk heeft vernield of beschadigd, terwijl daarvan (telkens) gemeen
gevaar voor die/dat (school)gebouw(en) en/of de inventaris van die/dat
(school)gebouw(en) en/of gemeen gevaar voor een of meer (andere) goederen, in
elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) de
bliksemafleiding, althans een hoeveelhe(i)d(en) koper(draad) van het dak van
die/dat (school)gebouw(en) in stukken geknipt;
(incident 2)
art 170 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 17 tot en met 18 juni 2007 in de gemeente
Putten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk, de bliksemafleiding, althans (een)
hoeveelhe(i)d(en) koper(draad) (bevestigd op het dak van (een) gebouw(en)
behorende bij [schoolgebouw A, lokatie]), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [schoolgebouw A, lokatie], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(incident 2)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 juni 2007 in de gemeente Putten, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een gebouw, een getimmerte of een voor publiek toegankelijke plaats, te weten
[gebouw A] (gevestigd aan [adres]), opzettelijk heeft
vernield of beschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat gebouw en/of de
inventaris van dat gebouw en/of gemeen gevaar voor een of meer (andere)
goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededadder(s) de bliksemafleiding,
althans een hoeveelhe(i)d(en) koperen leiding(en), behorende bij voornoemd
gebouw in stukken geknipt;
(incident 1)
art 170 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 18 juni 2007 in de gemeente Putten, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een gebouw (gelegen
aan/nabij [adres]) heeft weggenomen de bliksemafleiding, althans
(een) hoeveelhe(i)d(en) koperen leiding(en), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [naam stichting], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
(incident 1)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 07 juni 2007 tot en met 08 juni 2007 in de
gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een bouwterrein (gelegen
aan [adres]) heeft weggenomen vier, althans één of meer, kabel(s), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam woningbouw],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
(incident 7)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2007 tot en met 22 januari 2007
in de gemeente Ermelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een gebouw
heeft weggenomen:
- 70, althans meerdere mengkra(a)n(en) en/of
- 67 , althans meerdere chiffons (van wasbakken) en/of
- een vaatwasmachine en/of
een of meer ander(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam A] en/of [gebouw B], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(incident 9)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 03 juni 2007 tot en met 08 juni 2007 in de
gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
een gebouw, een getimmerte of een voor publiek toegankelijke plaats, te weten
een sporthal en/of een werkplaats (behorend bij een schoolgebouw waarin
gevestigd [schoolgebouw B], gelegen aan [adres]) , opzettelijk heeft vernield of beschadigd, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor dat (school)gebouw en/of de inventaris van dat (school)gebouw
en/of gemeen gevaar voor een of meer (andere) goederen te duchten was , in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) de
bliksemafleiding, althans een hoeveelhe(i)d(en) koper(draad) en/of aluminium,
van het dak van die sporthal en/of de werkplaats in stukken geknipt en/of
meerdere, althans een, loodslab(ben) van het dak van die sporthal en/of de
werkplaats losgetrokken;
(incident 5)
art 170 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 03 juni 2007 tot en met 08 juni 2007 in de
gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het dak van een
sporthal en/of vanaf een werkplaats behorende bij een schoolgebouw (waarin
gevestigd [schoolgebouw B], gelegen aan [adres])
heeft weggenomen de bliksemafleiding, althans een hoevelhe(i)d(en)
koper(draad) en/of een hoeveelhe(i)d(en) aluminimum en/of meerdere, althans
één, loodslab(ben), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [schoolgebouw B], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(incident 5)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 19 augustus 2007 in de gemeente Harderwijk [medeverdachte A]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [medeverdachte A] dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik snij je kankerstrot door", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer: 802303-07)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verweer redelijke termijn
De raadsman heeft aangevoerd dat afdoening van de strafzaak door middel van een eindvonnis niet geschied is binnen twee jaar na de aanvang en dat de redelijke termijn hiermee is overschreden. In zijn optiek dient dit gecompenseerd te worden met een strafreductie van 5%.
De officier van justitie heeft verklaard bij haar eis rekening gehouden te hebben met het tijdsverloop.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er zeker sprake is van enig tijdsverloop tussen de zittingsdatum van 2 april 2009 en heden, welke niet geheel voor rekening van verdachte komt. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank geleid tot een geringe overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar. De rechtbank zal daarmee rekening houden als vermeld bij de strafoplegging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het openbaar ministerie
Door de officier van justitie is gesteld dat verwijdering of beschadiging van bliksemafleiders van gebouwen beschadiging van een gebouw oplevert, waarbij gemeen gevaar voor goederen ontstaat.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor het onder 1 primair, 2 primair en 5 primair tenlastegelegde en baseert zich hierbij op een uitspraak van de Rechtbank Groningen 23 november 2006, LJN: AZ5011. Hierin is bepaald dat vernieling van een gebouw door de bliksemafleiders eraf te slopen (koperdiefstal) niet gekwalificeerd kan worden als overtreding van artikel 170 Wetboek van Strafrecht, omdat het causaal verband tussen de diefstal en het gemeen gevaar voor goederen dan wel levensgevaar voor personen ontbreekt. Het gevolg van het ontbreken van (een deel van de) bliksemafleiding leidt immers slechts tot een verhoging van het risico op blikseminslag.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak voor de feiten 1. primair, 2 primair, 5 primair en feit 6:
De rechtbank volgt in deze de bovengenoemde uitspraak van de rechtbank Groningen en spreekt verdachte om diezelfde redenen vrij van het onder 1 primair, 2 primair en 5 primair tenlastegelegde.2
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 6 tenlastegelegde. Verdachte heeft de bedreiging consequent ontkend. Het feit dat de verklaringen van aangever, verdachte en getuigen bovendien niet eenduidig zijn over hetgeen is voorgevallen, maakt dat dit feit naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank bezigt hiertoe, gelet op de bekennende verklaringen van verdachte, de volgende opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
1. De aangifte3 van [naam B], namens [schoolgebouw A];
De bekennende verklaring van verdachte bij de politie4, herhaald ter terechtzitting van 10 november 20095;
De verklaringen van zijn mededaders [medeverdachte B]6 en [medeverdachte A]7.
2. De aangifte8 van [naam C], namens [naam stichting];
De bekennende verklaring van verdachte bij de politie9, herhaald ter terechtzitting van 10 november 200910;
De verklaringen van zijn mededaders [medeverdachte B]11 en [medeverdachte A]12.
3. De aangifte13 van [naam D], namens [naam Woningbouw];
De bekennende verklaring van verdachte bij de politie14, herhaald ter terechtzitting van 10 november 200915;
De verklaringen van zijn mededaders [medeverdachte B]16 en [medeverdachte A]17 en [medeverdachte C]18.
4. De aangifte19 van [naam A], namens [gebouw B];
De bekennende verklaring van verdachte bij de politie20, herhaald ter terechtzitting van 10 november 200921;
De verklaringen van zijn mededader [medeverdachte B]22.
5. De aangifte23 van [naam E], namens [schoolgebouw B];
De bekennende verklaring van verdachte bij de politie24, herhaald ter terechtzitting van 10 november 200925;
De verklaringen van zijn mededader [medeverdachte B]26.
De rechtbank acht bewezen dat:
1. subsidiair
hij in de periode van 17 tot en met 18 juni 2007 in de gemeente Putten, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk, de bliksemafleiding, bevestigd op het dak van een gebouw behorende bij [schoolgebouw A, lokatie], geheel of ten dele toebehorende aan [schoolgebouw A, lokatie], heeft vernield;
2. subsidiair
hij op 18 juni 2007 in de gemeente Putten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een gebouw, gelegen aan/nabij [adres], heeft weggenomen de bliksemafleiding, althans een hoeveelheid koperen leidingen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam stichting], waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
hij in de periode van 07 juni 2007 tot en met 08 juni 2007 in de gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een bouwterrein, gelegen aan [adres], heeft weggenomen vier kabels, toebehorende aan [naam woningbouw], waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4.
hij in de periode van 19 januari 2007 tot en met 22 januari 2007 in de gemeente Ermelo tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een gebouw heeft weggenomen:
- 70 mengkranen en
- 67 chiffons van wasbakken en
andere goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam A] en/of [gebouw B], waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
5. subsidiair
hij in de periode van 03 juni 2007 tot en met 08 juni 2007 in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het dak van een sporthal en vanaf een werkplaats behorende bij een schoolgebouw, waarin gevestigd [schoolgebouw B], gelegen aan [adres], heeft weggenomen de bliksemafleiding, althans een hoeveelheid koperdraad en een hoeveelheid aluminium en loodslabben, toebehorende aan [schoolgebouw B], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. subsidiair
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
2 subsidiair, 3, 4 en 5 subsidiair, telkens:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van verdachte is een gedateerd pro justitia rapport van 7 oktober 2008, opgemaakt door drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut in het dossier aanwezig.
Concluderend houdt dit rapport, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Ten tijde van het tenlastegelegde was bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van een zwakbegaafdheid (IQ van 79) en een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en borderline trekken. Tevens was er sprake van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, misbruik van alcohol en een cannabisafhankelijkheid. Verdachte kampte in die tijd met geldproblemen en kon door zijn zwakbegaafdheid hier geen oplossingen voor genereren en geen verleidingen weerstaan. Ten gevolge van de persoonlijkheids-stoornis NAO met antisociale en borderline trekken vertoonde hij oneerlijk gedrag ten behoeve van zijn eigen voordeel en was hij onverschillig voor de veiligheid van zichzelf en anderen. Op basis hiervan adviseert de deskundige verdachte met betrekking tot het telastegelegde, als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en zal met de strafoplegging hiermee rekening houden.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 primair te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, proeftijd van 2 jaar;
- met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact;
- een werkstraf van 150 uren, met aftrek;
- hoofdelijke toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam woningbouw] tot een bedrag van € 1756,00 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige niet-ontvankelijk.
- hoofdelijke toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam stichting] tot een bedrag van € 680,00 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij [gebouw B] tot een bedrag van € 16.800,00 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De raadsman bepleit namens verdachte hem een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, met als "stok achter de deur" een voorwaardelijke taakstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan het op grote schaal strippen van voornamelijk koperen leidingen. Het ging hierbij om koper, dat onderdeel uitmaakte van bliksemafleiders van een aantal gebouwen, die als gevolg van de diefstallen zijn beschadigd. Hierdoor is het risico op schade door blikseminslag in de betreffende gebouwen verhoogd, temeer aangezien deze op daken gepleegde diefstallen lang onopgemerkt hadden kunnen blijven. Dergelijke diefstallen veroorzaken, om die reden, veel maatschappelijke onrust.
Verdachten hebben geen oog gehad voor het feit dat bliksemafleiders een beveiliging bieden voor risicovolle weersomstandigheden. Het door diefstal onklaar maken van deze beveiliging kan grote schade teweeg brengen bij eventuele blikseminslag met als gevolg brand en/of het onklaar raken van elektrische apparatuur. Het risico op door anderen te lijden schade als gevolg van blikseminslag heeft verdachte en zijn medeverdachte er niet van weerhouden de diefstallen te plegen. Zij hebben enkel aan hun eigen financieel gewin gedacht.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, bijzonder ernstig.
Uit het aangehaalde uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij reeds eerder wegens vermogensdelicten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank komt voor de afdoening van de onderhavige zaak, gelet op bovenstaande, geen andere straf in aanmerking, dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank heeft meegewogen dat verdachte, naar het oordeel van de deskundige, ten tijde van het plegen van de feiten als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd dient te worden. De door de deskundige geadviseerde bijzondere voorwaarde zal ertoe dienen verdachte verder te ondersteunen en om "een vinger aan de pols te houden".
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf rekening gehouden met het tijdsverloop en zal verdachte in plaats een werkstraf van 160 uren, een werkstraf van 150 uren opleggen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen het ter kennisneming gevoegde feit, vermeld op de dagvaarding, te weten:
Parketnummer 06/460335-07: van 15 mei 2007 tot en met 29 juni 2007, [adres, plaats], gemeente Harderwijk, vernieling/beschadiging gebouw/getimmerte - gemeen gevaar voor goederen, in vereniging (incident 12).
Verdachte heeft dit feit bij de politie en ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dit feit geen verdere strafvervolging zal volgen. In het licht van de vrijspraak van het onder 1 primair, 2 primair en 5 primair, leest de rechtbank dit ad-informandum gevoegde feit aldus, dat verdachte de bliksemafleiding van het betreffende gebouw heeft vernield.
Vorderingen tot schadevergoeding
Ontvankelijkheid van de vorderingen van de benadeelde partijen
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman van verdachte is - zakelijk weergegeven - betoogd, dat nu in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte A], die heeft gediend bij de politierechter van deze rechtbank d.d. 2 juli 2008, de na te melden voegingsformulieren niet zijn meegenomen, het volstrekt onredelijk is, gelet ook op de incassopraktijk en de (hoofd)rol van [medeverdachte A], in eerste instantie alleen verdachte hiervoor te belasten. Deze omissie - die de raadsman, zo begrijpt de rechtbank, aan het Openbaar Ministerie toerekent - zou moeten leiden tot een niet-ontvankelijkheid van de vorderingen van de benadeelde partijen. De raadsman heeft hiervoor verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad27, de Aanwijzing schade niet-voegen van het College van procureurs-generaal en de Aanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces van het LOVS28.
Verdachte wordt door de omissie bovendien gedwongen medeverdachte [medeverdachte A], met wie hij gebrouilleerd is en die dus nimmer uit zichzelf zal (mee)betalen, te dagen in een civiele procedure, aldus de raadsman.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat de ontvankelijkheid van de vorderingen van de benadeelde partijen om voornoemde redenen niet in het geding is of kan zijn. De door de raadsman bedoelde Aanwijzing speelt alleen een rol in de zaak [medeverdachte A], en niet in die van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank vermag niet in te zien, hoe het verzuim om in een andere zaak dan die van verdachte een voegingsformulier van een benadeelde partij te behandelen, gevolgen kan hebben voor de ontvankelijkheid van de vordering van die benadeelde partij in de strafzaak van verdachte. De door de raadsman aangehaalde stukken zien op een andere situatie.
De belangen van verdachte zijn door het 'verzuim' ook niet geschaad. Door het niet behandelen van de vorderingen van de benadeelde partijen in de zaak tegen verdachtes medeverdachte [medeverdachte A] zijn de belangen van die benadeelde partijen geschaad.
De omstandigheid dat verdachte, ingeval de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen, als het ware wordt gedwongen om zijn medeverdachte in een door hem apart te entameren civielrechtelijke procedure te dwingen tot betaling van zijn deel van de schade, maakt dit niet anders. Ook dat raakt de ontvankelijkheid van de benadeelde partijen niet.
De benadeelde partij [naam stichting], gevestigd te
[plaats, adres], heeft zich door middel van een formulier, als
bedoeld in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering, met een vordering tot
schadevergoeding ten bedrage van € 680,00 in het onderhavige strafproces gevoegd,
ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde. Tevens wordt de wettelijke rente
vanaf datum schadeveroorzakend feit en oplegging van de schadevergoedings-
maatregel gevorderd.
De raadsman heeft - zakelijk weergegeven - betoogd, dat de vordering van [naam Stichting] van niet eenvoudige aard is, en zich aldus niet leent voor behandeling in het strafproces, nu verdachte niet een volledige deelnemer is geweest aan de in groepsverband toegebrachte schade. Uit de stukken blijkt immers, aldus de raadsman, dat verdachtes mededaders al een paar weken voor 18 juni 2007 schade hadden toegebracht aan het pand.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Namens [naam Stichting] is aangifte gedaan van - kort gezegd - vernieling/diefstal van de koperen bliksemafleider vanaf het cultureel centrum gepleegd in de periode van 16 juni tot en met 18 juni 2007. Van eerdere toegebrachte schade(s) aan het cultureel centrum wordt in de aangifte niet gesproken en is de rechtbank ook anderszins, bijvoorbeeld uit de toelichting bij het voegingsformulier, niet gebleken. De verklaringen van de medeverdachten op dit punt, maken dit niet anders. Dit brengt met zich dat de rechtbank de gehele vordering hoofdelijk toewijsbaar acht.
De benadeelde partij [naam woningbouw], gevestigd te [plaats, adres], heeft zich door middel van een formulier, als
bedoeld in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering, met een vordering tot
schadevergoeding ten bedrage van € 2.986,00 in het onderhavige strafproces
gevoegd, ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde. Tevens wordt de wettelijke
rente vanaf datum schadeveroorzakend feit en oplegging van de schadevergoedings-
maatregel gevorderd.
Anders dan de raadsman heeft de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen, dat de thans gevorderde vier nieuwe kabels niet zouden zijn 'gelijk te stellen' met de vier door verdachte en zijn mededaders gestolen kabels. Bovendien wordt in de aangifte gesproken van snoeren met een waarde van 500 euro per stuk en in de bij het voegingsformulier gevoegde rekening wordt gesproken van snoeren met een waarde van 439 euro per stuk excl. BTW. Dit komt vrijwel overeen.
Voor zover de raadsman met zijn opmerking in zijn pleitnota, te weten 'vergoeding via verzekeraar al dan niet deels?' nog heeft bedoeld te stellen, dat de benadeelde partij de schade bij zijn verzekeraar had moeten claimen, overweegt de rechtbank dat een dergelijke verplichting van een verzekerde benadeelde geen steun vindt in het recht. Dit brengt met zich dat de rechtbank de gehele vordering hoofdelijk toewijsbaar acht.
De benadeelde partij [gebouw B, adres, plaats], heeft zich
door middel van een formulier, als bedoeld in artikel 51b van het Wetboek van
Strafvordering, met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 16.800,00
in het onderhavige strafproces gevoegd, ten aanzien van het onder feit 4
tenlastegelegde. Tevens wordt de wettelijke rente vanaf datum schadeveroorzakende
feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank, is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan, dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank zal de vordering, hoofdelijk toewijzen, tot een bedrag van € 16.800,00 toewijzen.
De benadeelde partij [naam F, adres, plaats],
heeft zich door middel van een formulier, als bedoeld in artikel 51b van het
Wetboek van Strafvordering, met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage
van € 100,00 in het onderhavige strafproces gevoegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam F], voornoemd, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze vordering betrekking heeft op een ad informandum gevoegd feit. De benadeelde partij kan haar vordering alsnog bij de burger[naam G]
De benadeelde partij [naam G, adres, plaats], heeft zich door middel van een formulier, als bedoeld in artikel 51b
van het Wetboek van Strafvordering, met een vordering tot schadevergoeding ten
bedrage van € 2.011,57, in het onderhavige strafproces gevoegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam G], voornoemd, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze vordering betrekking heeft op een feit dat niet ten laste is gelegd. De benadeelde partij kan haar vordering alsnog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat oplegging van de schadevergoedingsmaatregel achterwege dient te blijven. Verdachtes financiële positie is immers zodanig, dat het vrijwel zeker uit zal gaan draaien op 'uitzitten' van de aan die maatregel verbonden vervangende hechtenis. Verdachte wordt daardoor extra gestraft, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt het betoog van de raadsman, in zoverre dat het de schadevergoedingsmaatregel wel telkens aan de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen zal verbinden, doch dat het aanmerkelijk af zal wijken van het gangbare aantal dagen dat wordt gehanteerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 310, 311, 350
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 primair, 5 primair en 6 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4, en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. subsidiair:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
2 subsidiair, 3, 4 en 5 subsidiair, telkens:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
* verklaart verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde strafbaar;
* veroordeelt verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
* bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet naleeft;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden aangegeven door de Reclassering Nederland, voor zolang deze instelling dit nodig oordeelt;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
* veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
* beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat voor de eerste zestig dagen in voorarrest doorgebracht 2 uur per dag in mindering wordt gebracht en voor de overige dagen 1 uur per dag;
* veroordeelt verdachte inzake feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam stichting], gevestigd te [plaats, adres] (rek.nr. [nummer]), van een bedrag van € 680,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2007 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, verdachte daarvan zal zijn bevrijd.
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, een bedrag te betalen van € 680,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte inzake feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam woningbouw], gevestigd te [plaats, adres], (rek.nr. [nummer]), van een bedrag van € 2.986,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2007 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, verdachte daarvan zal zijn bevrijd;
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, een bedrag te betalen van € 2.986,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 3 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte inzake feit 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [gebouw B, adres, plaats], (rek.nr. [nummer]), van een bedrag van € 16.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2007 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, verdachte daarvan zal zijn bevrijd;
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, een bedrag te betalen van € 16.800,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij [naam F], niet-ontvankelijk in haar vordering;
* verwijst de benadeelde partij [naam F] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
* verklaart de benadeelde partij [naam G], niet-ontvankelijk in haar vordering;
* verwijst de benadeelde partij [naam G] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
* heft op het - geschorste - bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door: mr. Ouweneel, voorzitter, mr. Prisse en mr. Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mw. De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 november 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal dossiernummer PL0611/07-205837, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord West Veluwe, gesloten en ondertekend op 6 augustus 2007.
2 Vgl. ook Rechtbank Arnhem 7 februari 2007, LJN AZ7909
3 Proces-verbaal van aangifte, p. 211--212
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 222-223
5 Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 november 2009
6 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B] p.224-226
7 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte A] p.235-236
8 Proces-verbaal van aangifte, p. 171-172
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 174-177
10 Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 november 2009
11 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B] p.181-183, 188
12 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte A] p.192-194,197-198
13 Proces-verbaal van aangifte, p. 368-370
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 372-373174-177
15 Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 november 2009
16 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B] p.377-378
17 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte A] p.384
18 Proces-verbaal van verhoor [naam] p.392-393
19 Proces-verbaal van aangifte, p. 424-427
20 Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 433-434
21 Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 november 2009
22 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B] p.441
23 Proces-verbaal van aangifte, p. 320-321
24 Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 325-326
25 Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 november 2009
26 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B] p.332181-183, 188
27 HR 9 december 2008, LJN BF5074.
28 Het Landelijk overleg van de voorzitters van de strafsectoren.