RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer:
06/460285-09
Uitspraak d.d. 13 november 2009
Tegenspraak / ip
[verdachte],
geboren op [1957 te plaats],
wonende aan de [adres]
Raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Nijkerk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 18 juli 2009 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde haar, verdachtes, echtgenoot, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, met een mes, in de lies(streek), althans in het been, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 45, 202, 303, 304 van het Wetboek van Strafrecht;
zij op of omstreeks 18 juli 2009 te Harderwijk, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer], zijnde haar, verdachtes, echtgenoot, meermalen, althans éénmaal, met een mes, in de lies(streek), althans in het been, heeft gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300, 301, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
A. Aanleiding / vaststaande feiten
Naar aanleiding van een melding van een steekpartij gaan politiefunctionarissen op 18 juli 2009 naar een flatwoning te Harderwijk. Daar blijkt dat [slachtoffer] met een mes in het bovenbeen is gestoken.2
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voorts stelt de officier van justitie dat verdachte gelegenheid had voor kalm beraad en rustig overleg. De officier van justitie acht voorbedachte raad daarom eveneens bewezen.
C. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft tijdens zijn pleidooi aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij bepleit daarom vrijspraak van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. Voor de subsidiair tenlastegelegde mishandeling kan volgens de raadsman wel een bewezenverklaring volgen. Voorts betwist de raadsman dat er bij verdachte sprake was van voorbedachte raad.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
Bij de politie heeft [slachtoffer] verklaard dat hij op 18 juli 2009 's avonds op bed lag in zijn woning te Harderwijk. Zijn vrouw, verdachte, kwam boos binnen en leek hem een klap tegen zijn linkerbeen te geven. Toen hij opstond merkte hij dat er bloed uit zijn been spoot.3 [slachtoffer] is hiervoor door een arts onderzocht en behandeld. Deze arts constateerde een steekwond in het linkerbeen van [slachtoffer].4 Ten aanzien van de tenlastegelegde messteek heeft verdachte bij de politie een bekennende verklaring afgelegd.5 Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte haar echtgenoot [slachtoffer] in het been heeft gestoken.
De rechtbank acht de tenlastegelegde voorbedachte raad echter niet wettig en overtuigend bewezen. Weliswaar was er enig tijdsverloop tussen het moment waarop verdachte [slachtoffer] binnenliet en vervolgens uit de keuken een mes pakte en het moment waarop zij [slachtoffer] in het been stak, maar het is niet uitgesloten dat verdachte hierbij handelde in een plotselinge opwelling, zodat niet gesproken kan worden van kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
De raadsman heeft tijdens zijn pleidooi terecht aangevoerd dat de kern van het opzet bestaat uit het weten en willen: opzet is een willens en wetens handelen of nalaten. Verdachte heeft [slachtoffer] met een mes in het bovenbeen gestoken. Daarmee was er sprake van een doelgerichte en gewelddadige aanval met een wapen op [slachtoffer]. Naar objectieve maatstaven6 moet verdachte hebben geweten dat haar messteek kon leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Deze wetenschap heeft verdachte er niet van weerhouden om daadwerkelijk te steken, waaruit blijkt dat verdachte het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ook wilde. De rechtbank acht daarom opzet op de poging zware mishandeling bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 18 juli 2009 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde haar, verdachtes, echtgenoot, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in het been heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot zware mishandeling, ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van verdachte is onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 16 oktober 2009, opgemaakt door G.M. Jansen, psycholoog. Jansen schrijft dat er bij verdachte geen aanwijzingen zijn voor een psychiatrische stoornis in engere zin of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens zoals een ontwikkelingsstoornis of een persoonlijkheidsstoornis. Jansen concludeert dan ook dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde. Met deze conclusie kan de rechtank zich verenigen; zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest. Een gedeelte van deze gevangenisstraf, namelijk vijf maanden, eist de officier van justitie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit het volgen van de Taakstraf Alcohol Delinquentie inhoudt.
De raadsman heeft verzocht om te volstaan met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, conform het plan van aanpak van Tactus Verslavingszorg.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Daarnaast is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, voornamelijk door het gewelddadige en gevaarzettende karakter daarvan. Terwijl [slachtoffer] weerloos op bed lag, werd hij door zijn toenmalige echtgenote in het been gestoken. Dit zal voor [slachtoffer] ongetwijfeld een ingrijpende ervaring zijn geweest. [slachtoffer] had door de messteek bovendien ook veel zwaardere verwondingen kunnen oplopen, bijvoorbeeld (permanent) letsel aan zenuwen, slagaders of spieren. Het is niet aan verdachte te danken dat het letsel bij [slachtoffer] relatief gering bleek te zijn. Al met al is de rechtbank van oordeel dat verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] op grove wijze heeft geschonden.
Daarnaast acht de rechtbank het kwalijk dat verdachte na het plegen van het strafbare feit er niet voor terugschrok om verwensingen en bedreigingen in de richting van het bloedende slachtoffer [slachtoffer] te uiten.7 Kennelijk had verdachte, in ieder geval vlak na het voorval, geen spijt had van haar daad.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat er tussen verdachte en het slachtoffer gedurende lange tijd relationele spanningen bestonden. Deze spanningen gingen gepaard met agressie en bedreigingen vanuit [slachtoffer] in de richting van verdachte.8 Hoewel dit niet afdoet aan de ernst van het strafbare feit, acht de rechtbank deze context van belang voor een juiste beoordeling van deze strafzaak.
Tevens stelt de rechtbank vast dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest vanwege geweldsdelicten.
Tot slot heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met het reclasseringsrapport van 16 oktober 2009 en het voornoemde psychologische rapport. De rapporteurs adviseren om aan verdachte een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen. De reclassering heeft voor verdachte een plan van aanpak opgesteld, gericht op verdachtes alcoholmisbruik en de verwerking van haar verleden met huiselijk geweld. De reclassering adviseert voorts om aan verdachte de Taakstraf Alcohol Delinquentie op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank vanwege de ernst van het feit de oplegging van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank zal hiervan 6 maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat zij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. Aan deze voorwaardelijke straf zal de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden gekoppeld. Deze bijzondere voorwaarde vormt het justitiële kader om het door de reclassering opgestelde plan van aanpak uit te voeren. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren. Daarnaast zal aan verdachte de geadviseerde Taakstraf Alcohol Delinquentie opgelegd worden. Tot slot acht de rechtbank een werkstraf passend. Hiermee wil de rechtbank eveneens benadrukken dat verdachte een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd.
Deze strafoplegging wijkt af van de eis van de officier van justitie. Voor een deel is dit gelegen in de omstandigheid dat verdachte zal worden vrijgesproken van voorbedachte raad. Daarnaast acht de rechtbank het niet wenselijk dat verdachte wordt veroordeeld tot een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de duur van de voorlopige hechtenis, die 97 dagen heeft geduurd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 45, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Poging tot zware mishandeling, ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden
* bepaalt, dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot een leerstraf voor de duur van 28 uur, subsidiair 14 dagen hechtenis, te weten de Taakstraf Alcohol Delinquentie;
* veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis;
* heft het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis op.
Aldus gewezen door mr. Prisse, voorzitter, mr. Kleinrensink en mr. Feraaune, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kooij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 november 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreffen dit in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere schriftelijke bescheiden van het politiedossier met registratienummer 2009025310-1.
2 Stamproces-verbaal, p. 6. Daarnaast proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 20 e.v. Voorts proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 33 e.v.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 20 e.v.
4 Formulier medische informatie betreffende [slachtoffer], p. 45.
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 33 e.v.
6 Zie hierover De Hullu, materieel strafrecht, vierde druk, vanaf p. 222, kopje 'normatieve en objectiverende aspecten van opzet.'
7 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal bevindingen, p. 47 e.v.
8 De verklaring van verdachte hieromtrent vindt steun in de verklaring van [slachtoffer]. Voornoemd politiedossier, proces-verbaal van aangifte, p. 20 e.v: "Het klopt dat ik wel eens huiselijk geweld heb gepleegd."