ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ9595

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
101998 - HA ZA 09-465
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling erfgrens en eigendom van een strook grond in Vorden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 7 oktober 2009, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Kondor Wessels Projecten B.V. en twee gedaagden over de eigendom van een strook grond in Vorden. De eiseres, Kondor Wessels, stelt dat deze strook grond toebehoort aan haar, terwijl de gedaagden, die het perceel in 2004 hebben gekocht van [naam C], beweren dat zij door verjaring eigenaar zijn geworden van de omstreden strook. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden in 2004 de eigendom van de strook grond hebben verkregen door middel van verjaring, zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank wijst de vorderingen van Kondor Wessels af, omdat zij niet heeft kunnen aantonen dat de gedaagden de strook grond niet rechtmatig in gebruik hebben. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden te goeder trouw zijn en dat er geen bewijs is dat zij de strook grond niet mochten gebruiken. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 1.081,00. Dit vonnis benadrukt het belang van eigendomsrechten en de gevolgen van verjaring in het civiele recht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 101998 / HA ZA 09-465
Vonnis van 7 oktober 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONDOR WESSELS PROJECTEN B.V.,
gevestigd te Rijssen,
eiseres,
advocaat mr. C.B. Gaaf te Zutphen,
tegen
1. [gedaagde A],
2. [gedaagde B],
echtewonende te Vorden,
gedaagden,
advocaat mr. M. Meijer te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna Kondor Wessels en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 juli 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 23 september 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Kondor Wessels is op 1 oktober 2008 door middel van levering (door [naam A] en [naam B]) eigenaar geworden van het perceel grond, gelegen aan de [adres] te Vorden, kadastraal bekend gemeente Vorden, sectie M, nummer [A] (gedeeltelijk), groot 29 are en 75 centiare.
2.2. [gedaagden] hebben in februari 2004 van [naam C] gekocht het woonhuis met ondergrond, erf en tuin, staande en gelegen te Vorden aan [adres]. De eigendomsoverdracht heeft op 1 april 2004 plaatsgevonden. In de transportakte staat vermeld dat het verkochte een oppervlakte heeft van (in totaal) 3 are en 31 centiare en kadastraal bekend is als gemeente Vorden sectie M nummers [B] en [C].
2.3. Perceel nummer [C] ligt in het verlengde van perceel nummer [B]. Perceel nummer [C] grenst aan voormeld perceel van Kondor Wessels. Op het perceel van Kondor Wessels staat sinds in ieder geval 1988 een haag, welke haag, die nadien gedeeltelijk is vervangen door een coniferenhaag, visueel het perceel van Kondor Wessels scheidt van perceel nummer [C].
3. De vordering
3.1. Kondor Wessels vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. voor recht zal verklaren dat Kondor Wessels eigenaar is van de strook grond overeenkomstig de vaststelling van de (kadastrale) erfgrens daarvan, zoals vastgesteld door het Kadaster op 9 december 2008 en/of de firma Aveco de Bondt;
b. [gedaagden] (hoofdelijk) zal bevelen, in dier voege dat voorzover de één de hierna te noemen verplichting volledig is nagekomen de ander zal zijn bevrijd, binnen 14 dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis, althans binnen een andere in goede justitie te bepalen termijn, om de strook grond te ontruimen en leeg op te leveren aan Kondor Wessels, en leeg en ontruimd te houden, om het Kadaster de berichten dat haar relaas van bevindingen zoals opgemaakt op 9 december 2008 juist is geweest en dat de kadastrale situatie ter zake van het perceel nummer [C] hierop dient te worden aangepast, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag voor elke dag dat [gedaagden] dit gebod niet nakomen;
c. [gedaagden] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten,
zal veroordelen tot betaling van de door Kondor Wessels geleden schade en/of kosten voor een bedrag van € 4.153,--, één en ander zoals onderbouwd in het als productie 10 aangehechte overzicht, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
d. [gedaagden] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten voor een bedrag van € 904,--;
e. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure;
f. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen in de nakosten ad € 131,-- dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, ad € 199,--.
3.2. Kondor Wessels legt aan haar vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Kort na de aankoop van het perceel heeft zij door ingenieursbureau Aveco de Bondt de grenzen van haar perceel laten inmeten. Tevens heeft het Kadaster op haar verzoek een grensreconstructie uitgevoerd. De op de tekening van Aveco de Bondt zichtbaar gemaakte kadastrale grenzen stroken vrijwel één op één met door de Kadaster ingemeten grensreconstructie. De huidige grensafscheiding tussen perceel nummer [C] en het perceel van Kondor Wessels ligt duidelijk niet op de erfgrens. Een op 9 december 2008 door het Kadaster uitgevoerde grensreconstructie onderstreept dat Kondor Wessels eigenaar is van een strook grond met een oppervlakte van circa 10 m² die door [gedaagden] wordt gebruikt. Op basis van de gegevens van het Kadaster moet ervan worden uitgegaan dat [gedaagden] er altijd mee bekend zijn geweest, althans er bekend mee hadden behoren te zijn, dat de betreffende strook grond niet tot hun eigendom behoorde.
[gedaagden] tasten zonder enige rechtvaardiging het eigendomsrecht van Kondor Wessels aan en handelen daarmee onrechtmatig jegens haar.
Kondor Wessels heeft kosten moeten maken om haar standpunt te staven. Tot deze kosten behoren de kosten van Aveco de Bondt (€ 1.428,--), het Kadaster (€ 725,--) alsmede de kosten van het eigen personeel (€ 2.000,--), totaal € 4.153,--. Daarnaast heeft zij buitengerechtelijke kosten gemaakt, welke door haar worden begroot op € 904,--. [gedaagden] dienen die kosten aan haar te vergoeden. Tot slot dienen [gedaagden] de nakosten te betalen.
4. Het verweer
4.1. [gedaagden] concluderen dat de rechtbank Kondor Wessels niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar veroordeling in de kosten van het geding.
4.2. Op het verweer van [gedaagden] zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam C] bij koopovereenkomst van 23/24 februari 2004 aan [gedaagden] heeft verkocht een woning c.a. met twee kadastrale nummers (sectie M nummers [B] en [C]) alsmede dat uit de door de verkopend makelaar aan [gedaagden] verstrekte kadastrale gegevens blijkt dat de gekochte percelen in totaal een oppervlakte hebben van 3 are en 31 centiare. Evenmin is in geschil dat de oppervlakte van het door [naam C] aan [gedaagden] geleverde perceel eveneens 3 are en 31 centiare bedraagt. Tot slot heeft Kondor Wessels niet (voldoende gemotiveerd) bestreden dat de in de transportakte van 1 april 2004 vermelde oppervlakte van bedoelde percelen nummers [B] en [C] (totaal 3 are en 31 centiare) overeen komt met de afmeting van de grond die [gedaagden] daadwerkelijk in gebruik hebben.
5.2. De stelling van Kondor Wessels komt er in feite op neer dat [naam C] aan [gedaagden] destijds méér grond heeft verkocht dan waarvan [naam C] destijds eigenaar was. Indien dat het geval is, kunnen [gedaagden] niet door levering eigenaar van de strook grond zijn geworden, omdat [gedaagden] in dat geval de strook grond van een beschikkingsonbevoegde zouden hebben verkregen, hetgeen aan eigendomsverkrijging door levering in de weg staat.
5.3. Kondor Wessels heeft niet weersproken dat [naam C] de woning met tuin in de huidige afmetingen in gebruik heeft gehad. Meer in het bijzonder heeft Kondor Wessels niet weersproken dat [naam C] vanaf 2 december 1994 gebruik heeft gemaakt van de omstreden strook grond. Eerst ter comparitie heeft Kondor Wessels de stelling betrokken dat de rechtsvoorganger van het door haar gekochte perceel aan de verschillende achterburen toestemming heeft gegeven om de omstreden strook grond te gebruiken. Op welk moment die toestemming aan [naam C] en nadien aan [gedaagden] zou zijn gegeven, is door Kondor Wessels niet gesteld. Dit had wel op haar weg gelegen, temeer nu zij in de inleidende dagvaarding (onder 7.) heeft gesteld dat [gedaagden] van de (voormalige) eigena(a)r(en) nooit toestemming hebben gekregen voor het gebruik van de strook grond in kwestie. Bovendien blijkt uit de door [gedaagden] als productie 4 overgelegde vragenlijst dat [naam C] in 2004 aan [gedaagden], ofschoon de vraagstelling daar mede op betrekking had, niet heeft medegedeeld dat hij een stuk grond van de buurman met diens toestemming in gebruik had. Gesteld noch gebleken is dat de rechtsvoorganger van Kondor Wessels naar aanleiding van de eigendomsoverdracht aan [naam C] respectievelijk [gedaagden] aan betrokkenen heeft medegedeeld dat de betreffende strook grond in eigendom toebehoorde aan de rechtsvoorganger van Kondor Wessels. De enkele opmerking van de heer [naam B] ter comparitie dat hij van zijn vader heeft gehoord dat deze tegen de verschillende achterburen heeft gezegd dat zij het gedeelte tot de haag mochten gebruiken, is in dit verband te weinig concreet, zodat aan die opmerking onvoldoende betekenis kan worden gehecht. In deze kan er dan ook niet vanuit gegaan worden dat [naam C] en nadien [gedaagden] de strook in gebruik hadden op basis van toestemming van de rechtsvoorganger van Kondor Wessels en dat [naam C] en nadien [gedaagden] slechts als houders van de strook grond zouden moeten worden aangemerkt.
5.4. Indien al op grond van de door het Kadaster in december 2008 uitgevoerde metingen geconcludeerd zou moeten worden dat de omstreden strook grond deel uitmaakt van het perceel van Kondor Wessels (wat nog niet is komen vast te staan), kan dat haar niet baten. In het vorenstaande ligt immers besloten dat [naam C] vanaf 2 december 1994 als bezitter te goeder trouw van de strook dient te worden aangemerkt en dat [gedaagden] vanaf 2004 ten aanzien van de strook grond als bezitter te goeder trouw dienen te worden gekwalificeerd. Dit laatste wordt niet anders doordat [gedaagden] bij hun eigendomsverkrijging zijn afgegaan op de -achteraf onjuist gebleken- uit 1979 daterende gegevens van het Kadaster. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagden] bij de eigendomsverkrijging in 2004 gegronde redenen hadden om te betwijfelen dat de eigendom van hun perceel liep tot aan de haag op het perceel van de rechtsvoorgangster van Kondor Wessels. Voor het door [gedaagden] laten uitvoeren van een grensreconstructie bestond voor hen in 2004 dan ook geen aanleiding.
5.5. Op grond van het bepaalde in artikel 3:99 lid 1 BW in verbinding met artikel
3: 101 BW en 3: 102 lid 1 BW zijn [gedaagden] -in ieder geval- op 3 december 2004 door middel van verjaring eigenaar geworden van de omstreden strook grond. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat Kondor Wessels eigenaar van de strook grond is, niet kan worden gegeven. Ook de overige vorderingen van Kondor Wessels, waaraan een onjuist juridisch standpunt ten grondslag ligt, dienen te worden afgewezen.
5.6. Kondor Wessels zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- vast recht € 313,00
- salaris advocaat € 768,00 (2,0 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.081,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt Kondor Wessels in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.081,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Lucassen en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2009.