Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 104586 / KG ZA 09-233
Vonnis in kort geding van 6 augustus 2009
[eiser],
wonende te Winterswijk-Kotten, gemeente Winterswijk,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. W.F. Boland-van Hal te Winterswijk,
[gedaagde],
wonende te Neede, gemeente Berkelland,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. D.J.J. Vrijbergen te Groenlo.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, waaruit onder meer blijkt dat [eiser] mondeling heeft medegedeeld zijn eis te willen vermeerderen in die zin dat hij een voorschot op de schadevergoeding vordert van EUR 60.000,00, en waaruit voorts blijkt dat [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt tegen die vermeerdering van eis,
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van [gedaagde].
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1. [eiser] heeft begin 2006 een crossauto, type F&S 4x4 (hierna: de crossauto), ter beschikking gesteld aan [gedaagde], zodat [gedaagde] kon deelnemen aan autocrosswedstrijden.
2.2. [gedaagde] heeft in 2006 en 2007 met de crossauto deelgenomen aan wedstrijden.
2.3. Bij factuur van 16 april 2007 gericht aan [gedaagde] Taxibedrijf heeft [leverancier auto-onderdelen] B.V. (hierna: [leverancier auto-onderdelen]) een bedrag van EUR 24.153,53 in rekening gebracht wegens geleverde onderdelen en diensten met betrekking tot de crossauto. [gedaagde] heeft deze factuur betaald aan [leverancier auto-onderdelen].
2.4. [eiser] heeft voor in de maanden april, mei en juni 2007 uitgevoerde reparaties en onderhoud van de crossauto in totaal EUR 7.000,00 aan [leverancier auto-onderdelen] betaald.
2.5. Begin 2009 heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd de crossauto te retourneren. [gedaagde] heeft dat geweigerd met een beroep op het retentierecht.
2.6. Op verzoek van [gedaagde] heeft [medewerker leverancier auto-onderdelen] (hierna: [medewerker leverancier auto-onderdelen]), werkzaam bij [leverancier auto-onderdelen], op 16 juni 2009 een verklaring opgesteld, die onder meer het volgende inhoudt:
“(…) U hebt mij gevraagd een verklaring af te geven aangaande de door U of uw zoon [zoon gedaagde] in 2006 en begin 2007 afgehaalde onderdelen of in opdracht gegeven werkzaamheden voor de autocross. Voor zover mij bekend heeft u een overeenkomst gesloten (waarvan mij de inhoud niet bekend is) met de eigenaar [eiser] van een door [leverancier auto-onderdelen] bv in 2005 gebouwde autocross 4x4 frame (…) zodat [zoon gedaagde] in staat was met deze auto in 2006 Nederlands Kampioen in de “Superklasse” te worden.
De eigenaar van betreffende auto heeft bij [leverancier auto-onderdelen] bv een rekening lopen en zorgt al gedurende 20 jaar dat de door hem afgehaalde delen en werkzaamheden tijdig betaald worden. Nu het echter tussen U en [eiser] tot een samenwerking is gekomen werden er door beide partijen onderdelen gehaald en werkzaamheden in opdracht gegeven en tot 2006 zijn deze kosten ook door [eiser] tot aller tevredenheid betaald en hoe U dit onderling verrekende is mij niet bekend.
In 2007 stokte echter de betaling omdat [eiser] door omstandigheden uit roulatie was en heb ik U gesommeerd de door U en [zoon gedaagde] afgehaalde onderdelen en werkzaamheden te voldoen waarvan U een factuur (…) hebt ontvangen.
Ik begrijp nu dat U en [eiser] het niet eens kunt worden over de verdeling van de gemaakte onkosten rond deze periode. Ik kan U daar spijtig genoeg ook geen uitsluitsel over geven zoals al vermeld omdat ik daarin geen partij ben geweest. (…)”
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. [gedaagde] zal bevelen om binnen zeven dagen na de dag waarop het te wijzen vonnis zal zijn uitgesproken, althans binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis, [eiser] in het bezit te stellen van de crossauto, type F&S 4x4 met bepaling dat [gedaagde] voor elke dag dat hij in gebreke blijft aan het bevel te voldoen een dwangsom zal verbeuren ter hoogte van EUR 1.000,00;
2. [gedaagde] zal veroordelen bij wijze van voorschot op de te betalen schadevergoeding tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag ter grootte van EUR 30.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
3. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van gemachtigde.
3.2. [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat ten aanzien van de crossauto tussen partijen een bruikleenovereenkomst voor bepaalde tijd is overeengekomen, die eindigde op het moment dat de zoon van [eiser] 18 jaar werd, zijnde op 29 maart 2008. Verder heeft [eiser] aangevoerd dat partijen hebben afgesproken dat alle kosten verbonden aan het gebruik van de auto voor rekening van [gedaagde] zouden komen en dat [eiser] indien mogelijk, gelet op zijn draagkracht, bij wijze van sponsoring financieel zou bijdragen aan de door [gedaagde] gemaakte kosten.
Voorts heeft [eiser] aangevoerd dat hij vanwege het niet kunnen beschikken over de crossauto reeds EUR 30.000,00 aan sponsorgeld misgelopen, aangezien hij drie Nederlandse Kampioenschapswedstijden heeft moeten missen. De schade zal nog hoger uitvallen, nu hij voor elke gemiste wedstrijd EUR 10.000,00 aan sponsorgeld misloopt, aldus [eiser].
3.3. [gedaagde] voert verweer. Hij heeft aangevoerd dat tussen partijen is overeengekomen dat [eiser] de kosten van het gebruik van de auto zou vergoeden en dat in ruil daarvoor (de zoon van) [gedaagde] reclame zou maken voor een aantal ondernemingen van [eiser]. Aangezien [eiser] in het najaar van 2006 en het voorjaar van 2007 niet in staat was de rekeningen te voldoen, heeft [gedaagde] op verzoek van [leverancier auto-onderdelen] in april 2007 de factuur ten bedrage van EUR 24.153,24 voldaan. Dit in de veronderstelling dat [eiser], zodra hij daartoe in staat zou zijn, dit bedrag aan [gedaagde] zou terugbetalen. [eiser] heeft volgens [gedaagde] het bedrag ten onrechte niet terugbetaald. [gedaagde] heeft [eiser] medegedeeld zich op het retentierecht te beroepen en de crossauto onder zich te houden totdat [eiser] de vordering ontstaan uit het betalen van de reparaties aan en onderdelen voor de crossauto heeft voldaan.
[gedaagde] betwist dat [eiser] schade heeft geleden door zijn handelen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat het sponsorcontract een opmerkelijke constructie betreft, nu het bedrijf van de zoon ([naam] Vastgoed) EUR 10.000,00 per race aan [eiser] betaalt, waarvoor [eiser] dan namens het raceteam [naam] Vastgoed promoot, terwijl de bestuurder van de crossauto de zoon van [eiser] is. Ook heeft [gedaagde] aangevoerd dat ten tijde van het sluiten van de sponsorovereenkomst in januari 2009 [eiser] al geruime tijd ervan op de hoogte was dat [gedaagde] de auto onder zich zou houden tot dat [eiser] de vordering zou voldoen. Tot slot heeft [gedaagde] het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen betwist.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. [eiser] zal veroordelen bij wijze van voorschot op de te betalen vordering, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen een bedrag van EUR 24.143,52 (bedoeld zal zijn EUR 24.153,52, vzr.), te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de datum van de zitting tot de dag der algehele voldoening;
2. [eiser] zal veroordelen in de kosten van het geding, het bedrag aan salaris advocaat daaronder begrepen.
4.2. [gedaagde] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [eiser] de door [gedaagde] betaalde factuur van 16 april 2007 aan [gedaagde] dient te vergoeden. De factuur stond eerst op naam van [eiser], maar omdat [eiser] niet in staat was die te voldoen en [gedaagde] had aangegeven te zullen betalen is de factuur op zijn naam gesteld. [gedaagde] stelt de factuur te hebben betaald in de veronderstelling dat [eiser], zodra hij daartoe in staat zou zijn, het factuurbedrag aan [gedaagde] zou terugbetalen. Volgens [gedaagde] is immers overeengekomen dat [eiser] alle kosten van het gebruik van de crossauto zou vergoeden.
4.3. [eiser] voert verweer. Hij heeft betwist dat hij het bedrag van de door [gedaagde] betaalde factuur aan hem verschuldigd is. Volgens [eiser] is afgesproken dat hij waar mogelijk [gedaagde] zou sponsoren. [eiser] heeft aangevoerd dat hij EUR 7.000,00 aan reparatiekosten van de crossauto voor zijn rekening heeft genomen. Verder waren de kosten verbonden aan het gebruik van de auto voor rekening van [gedaagde], aldus [eiser].
5. De beoordeling in conventie
5.1. [eiser] heeft de vermeerdering van eis eerst mondeling ter zitting aangekondigd. Een vermeerdering van eis dient evenwel tevoren schriftelijk te zijn aangekondigd aan de voorzieningenrechter en de gedaagde partij. Nu [eiser] dit heeft nagelaten en pas op de zitting met een verzoek tot vermeerdering van eis is gekomen, zal die op grond van de goede procesorde niet worden toegelaten.
5.2. [gedaagde] beroept zich op het retentierecht teneinde de door hem betaalde factuur vergoed te krijgen van [eiser]. Partijen hebben de afspraken die zij gemaakt hebben bij het ter beschikking stellen van de crossauto aan [gedaagde] niet schriftelijk vastgelegd. Nu [eiser] heeft betwist dat is overeengekomen dat hij alle kosten voor onderhoud van en reparaties aan de crossauto voor zijn rekening zou nemen en [gedaagde] zijn stelling dienaangaande niet nader heeft onderbouwd is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser] alle kosten met betrekking tot de crossauto zou vergoeden. Dat [eiser] in 2007 een bedrag van EUR 7.000,00 aan reparatiekosten ten aanzien van die crossauto heeft betaald en [medewerker leverancier auto-onderdelen] heeft verklaard dat [eiser] al jaren ervoor zorgt dat de kosten voor onderdelen en verrichte werkzaamheden betaald worden leidt niet tot een ander oordeel, nu [eiser] heeft verklaard dat hij [gedaagde] naar vermogen zou sponsoren en voorts [medewerker leverancier auto-onderdelen] in zijn verklaring stelt niet bekend te zijn met de afspraken die partijen onderling over de verdeling van de kosten ten aanzien van die crossauto hebben gemaakt.
Gezien het vorenstaande is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiser] de factuur – betreffende geleverde onderdelen en reparaties aan de op dat moment reeds ruim een jaar door [gedaagde] gebruikte crossauto – dient te vergoeden. Voor nadere bewijslevering is in deze procedure geen plaats. Op grond van het voorgaande is [gedaagde] niet bevoegd zich op het retentierecht te beroepen. De vordering tot afgifte van de crossauto aan [eiser] zal derhalve worden toegewezen.
5.3. De te verbeuren dwangsommen zullen worden beperkt en hieraan zal een maximum worden gesteld. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
5.4. [gedaagde] heeft betwist dat er een datum is overeengekomen waarop de crossauto aan [eiser] geretourneerd diende te worden. [eiser] heeft niet weersproken dat hij reeds in januari 2009 ervan op de hoogte was dat [gedaagde] van plan was de auto onder zich te houden totdat [eiser] de door [gedaagde] betaalde factuur had vergoed. Dat [eiser] vanwege het niet kunnen beschikken over de crossauto sponsorgelden heeft misgelopen kan redelijkerwijs niet aan [gedaagde] worden tegengeworpen, nu het sponsorcontract eerst op 29 januari 2009 is gesloten en [eiser] er op dat moment niet zonder meer van uit mocht gaan dat hij de auto op korte termijn weer in zijn bezit zou hebben. Daar komt bij dat onvoldoende gebleken is dat [eiser] – indien hij over de auto zou hebben beschikt - ook daadwerkelijk aan de Nederlandse Kampioenschapswedstrijden zou hebben deelgenomen. De door [eiser] gestelde schade is vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden. Daar komt bij dat het spoedeisend belang van [eiser] bij deze geldvordering, waaraan door de Hoge Raad voor toewijsbaarheid in kort geding hoge eisen worden gesteld en waarbij terughoudendheid geboden is, niet is gebleken. Het gevorderde voorschot zal derhalve worden afgewezen.
5.5. Aangezien partijen over en weer deels in het ongelijk gesteld zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Gelet op het oordeel in conventie dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] het factuurbedrag aan [gedaagde] dient te vergoeden zal de vordering van [gedaagde] worden afgewezen.
6.2. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
salaris advocaat : EUR 408,00 (factor 0,5 × tarief EUR 816,00)
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. beveelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis [eiser] in het bezit te stellen van de crossauto, type F&S 4x4;
7.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat hij na betekening van dit vonnis in strijd handelt met het onder 7.1. bepaalde, aan [eiser] een dwangsom verbeurt van EUR 200,00;
7.3. bepaalt het maximum van de uit hoofde van dit vonnis in conventie te verbeuren dwangsommen op een bedrag van EUR 20.000,00;
7.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.5. compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.6. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.7. wijst de vordering af;
7.8. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 408,00;
7.9. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2009.