ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ2377
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek getuigenbewijs in civiele procedure
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zutphen, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. van Ham, aanvankelijk aangegeven af te zien van het horen van getuigen. Later, in een nadere conclusie, heeft eiser echter verzocht om alsnog getuigen te horen. De rechtbank heeft in haar vonnis van 15 juli 2009 geoordeeld dat het fundamentele recht op getuigenbewijs zijn grenzen kent in de eisen van een goede procesorde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in duidelijke bewoordingen heeft aangegeven van getuigenbewijs af te zien en dat hij geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die op het moment van zijn eerdere beslissing niet bekend waren.
De rechtbank heeft het verzoek van eiser om alsnog getuigen te horen afgewezen. Eiser had in een eerder stadium, op 20 april 2009, via een B7-formulier laten weten geen getuigen te willen horen. De rechtbank oordeelde dat de eisen van een goede procesorde zich verzetten tegen het alsnog horen van getuigen, omdat eiser geen nieuwe informatie had gepresenteerd die zijn eerdere beslissing zou rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser niet voldoende onderbouwd heeft waarom de tussenpersoon niet deugdelijke zorgvuldigheid zou hebben betracht bij het invullen van de aanvraagformulieren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op € 7.598,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.S.W. Lucassen.