ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ1344

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1511 WAO
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid van een 45-50-jarige onder de WAO

In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres, geboren op 10 september 1954, die sinds 31 augustus 1998 een WAO-uitkering ontvangt. De rechtbank Zutphen behandelt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV om haar uitkering per 15 juli 2008 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Eiseres betwist de rechtmatigheid van deze herbeoordeling, verwijzend naar de wijziging van de leeftijdsgrens voor herbeoordelingen en de informatie op de website van het UWV die haar in de veronderstelling heeft gebracht dat zij niet meer zou worden opgeroepen voor een herbeoordeling.

De rechtbank overweegt dat artikel 34 van de WAO bepaalt dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van personen die na 1 juli 1954 zijn geboren, kan herbeoordelen. Eiseres is opgeroepen voor een spreekuur van de verzekeringsarts en is medisch onderzocht. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid op 25 tot 35% diende te worden vastgesteld, maar dit is niet door het UWV in een besluit vastgelegd. De rechtbank concludeert dat het UWV bevoegd was om eiseres te herbeoordelen op basis van het oude Schattingsbesluit, aangezien er geen formele beslissing was genomen over de eerdere beoordeling.

De rechtbank wijst erop dat de Centrale Raad van Beroep eerder heeft geoordeeld dat het UWV de bevoegdheid heeft om uitkeringsgerechtigden op te roepen voor een herbeoordeling. Eiseres kan zich niet beroepen op de informatie van het UWV, omdat deze specifiek was voor personen die al waren herbeoordeeld op basis van het nieuwe Schattingsbesluit. De rechtbank oordeelt dat er geen gronden zijn voor vernietiging van het bestreden besluit en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: 08/1511 WAO
Uitspraak in het geding tussen:
[eiseres]
te Harderwijk,
eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)
(postbus 111, 8000 AC Zwolle)
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 mei 2008 heeft verweerder de uitkering van eiseres krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 15 juli 2008 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
Bij besluit van 24 juli 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder bij brief van 13 mei 2009 een nadere reactie gegeven.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 mei 2009, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Prins.
2. Overwegingen
2.1 Eiseres heeft betoogd dat verweerder haar niet had mogen oproepen voor een herbeoordeling in het kader van de WAO, nu de leeftijdsgrens van personen die worden vrijgesteld van keuring is verlaagd van 50 jaar naar 45 jaar. Eiseres heeft daartoe verwezen naar de website van het UWV, waarop onder meer staat vermeld: “Uw herbeoordeling wordt niet herzien als u voor 80-100% arbeidsongeschikt bent en een volledige WAO- (...) uitkering heeft”.
2.2 Artikel 34, vierde lid, van de WAO bepaalt dat – voor zover thans van belang – ten aanzien van personen die na 1 juli 1954 zijn geboren, op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald tijdstip door het UWV wordt bezien of er in verband met wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid gronden zijn voor herziening of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het tijdstip kan voor verschillende groepen van personen verschillend worden vastgesteld.
Het vijfde lid bepaalt dat ten aanzien van personen die na 1 juli 1954 maar voor 2 juli 1959 zijn geboren en die voor 22 februari 2007 op grond van het vierde lid zijn herbeoordeeld, door het UWV wordt bezien of er per 22 februari 2007 in verband met een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid gronden zijn voor herziening, heropening of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze bepaling is niet van toepassing op personen die op 22 februari 2007 reeds in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse zijn ingedeeld.
Het zesde lid bepaalt dat, op grond van de beoordeling, bedoeld in het vijfde lid, de mate van arbeidsongeschiktheid van de persoon, bedoeld in het vijfde lid, die niet heeft verzocht om een nieuwe medische beoordeling, niet lager wordt vastgesteld dan de mate van arbeidsongeschiktheid die voor die persoon gold op 21 februari 2007.
2.3 Eiseres ontvangt sinds 31 augustus 1998 een WAO-uitkering, laatstelijk gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
In verband met de wijziging van de systematiek van de herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten schrijft artikel 34, vierde lid, met ingang van 1 oktober 2004 een cohortsgewijze herbeoordeling volgens het aangepaste Schattingsbesluit (aSB) voor van de mate van arbeidsongeschiktheid van uitkeringsgerechtigden die zijn geboren na 1 juli 1954. Ingevolge artikel 1 van het Besluit eenmalige herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten gold als periode van herbeoordeling voor personen geboren op of na 1 juli 1956 de periode van 1 oktober 2004 tot en met 31 december 2006. Deze einddatum is vervolgens bij artikel 1 van de Regeling afwijking datum Besluit eenmalige herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten vastgesteld op 1 juli 2009.
Eiseres, geboren op 10 september 1954, is conform de hiervoor weergegeven bepalingen op
15 december 2006 opgeroepen voor het spreekuur van de verzekeringsarts. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige op 24 januari 2007 de arbeidsmogelijkheden van eiseres onderzocht. Zijn conclusie was dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 25 tot 35% diende te worden vastgesteld. Deze beoordeling heeft verweerder niet geëffectueerd middels een besluit en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is onverminderd 80-100% gebleven.
In het kader van een herbeoordeling op grond van het oude Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (oSB), dat per 22 februari 2007 (weer) voor de leeftijdsgroep van eiseres van toepassing is, is eiseres op 29 april 2008 medisch onderzocht. Aangezien de verzekeringsarts bij eiseres benutbare mogelijkheden aanwezig achtte, heeft de arbeidsdeskundige op 8 mei 2008 een onderzoek ingesteld naar de arbeidsmogelijkheden van eiseres. Op basis van dit onderzoek heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met ingang van 15 juli 2008 herzien en vastgesteld op 25-35%.
In zijn brief van 13 mei 2009 heeft verweerder nader uiteengezet waarom artikel 34, zesde lid, volgens hem niet op eiseres van toepassing is. In het vierde lid is de gewijzigde systematiek van de herbeoordeling neergelegd voor personen die zijn geboren na 1 juli 1954. In het vijfde lid is bepaald in welke gevallen personen in de leeftijdsgroep van eiseres, die met toepassing van het vierde lid zijn herbeoordeeld op grond van het aSB, met ingang van 22 februari 2007 moeten worden herbeoordeeld op grond van het oSB. In deze gevallen bepaalt het zesde lid dat de uitkomst van de beoordeling volgens het oSB niet lager kan zijn dan de beoordeling volgens het aSB. Nu de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres volgens het aSB niet is geëffectueerd middels een besluit, heeft er feitelijk geen beoordeling in de zin van het vierde en vijfde lid plaatsgevonden en wordt aan het zesde lid niet toegekomen, aldus verweerder.
2.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht en op goede gronden op het standpunt gesteld dat deze bepalingen niet zien op de situatie van eiseres. Als gevolg van het bij wetswijziging van 20 december 2007 ingevoegde vijfde lid van artikel 34 moet verweerder de uitkeringsgerechtigden in de leeftijdscategorie van eiseres, die na 1 oktober 2004 zijn herbeoordeeld op grond van het aSB, met ingang van 22 februari 2007 herbeoordelen aan de hand van het oSB. Echter, eiseres is weliswaar in verband met een aSB-herbeoordeling gezien door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige heeft haar mate van arbeidsongeschiktheid op grond van het aSB berekend, maar verweerder heeft hierover geen besluit genomen en de uitkering van eiseres is dan ook niet verlaagd als gevolg van een aSB-herbeoordeling.
Verweerder was dan ook bevoegd om de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres alsnog te herbeoordelen aan de hand van het oSB. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de Centrale Raad van Beroep meermalen, onder andere in zijn uitspraak van 18 maart 2009 (LJN: BH7225), heeft overwogen dat verweerder de algemene bevoegdheid heeft om verzekerden op te roepen voor een professionele herbeoordeling op grond van artikel 23 van de WAO, dat, voor zover thans van belang, bepaalt dat het UWV de uitkeringsgerechtigde zo vaak hij dat nodig oordeelt, kan oproepen en de mate van arbeidsongeschiktheid kan (her)beoordelen. Eiseres kan zich er dan ook niet op beroepen dat, nu zij niet op grond van het aSB mocht worden herbeoordeeld, zij ook nooit op grond van het oSB zou mogen worden herbeoordeeld.
2.5 Het is mogelijk dat eiseres op het verkeerde been is gezet door de informatie op de website van het UWV, op grond waarvan zij meende dat zij niet meer zou worden opgeroepen voor een herbeoordeling. Deze informatie was echter bedoeld voor personen die al waren herbeoordeeld op grond van het aSB en die op grond van die herbeoordeling waren ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100%. De rechtbank merkt hierbij op dat het verweerder zou hebben gesierd ook duidelijke informatie te verstrekken ten aanzien van diegenen als eiseres die (nog) niet volgens het aSB waren herbeoordeeld. Dit doet evenwel niet af aan hetgeen hiervoor is overwogen.
2.6. In hetgeen is aangevoerd ziet de rechtbank voorts geen grond voor het oordeel dat de medische en de arbeidskundige grondslag voor het bestreden besluit ondeugdelijk is.
2.7. Nu hetgeen overigens door en namens eiseres is aangevoerd evenmin tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, voorzitter, en mr. Tj Gerbranda en mr. drs. J.W.A. Fleuren, leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2009.