ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ0697
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Prisse
- A. van den Dungen-Dijkstra
- J. van de Wetering
- Rechtspraak.nl
Heropening van het onderzoek naar de behandelmogelijkheden van verdachte in een strafzaak met betrekking tot diefstal met geweld
Op 30 juni 2009 heeft de Rechtbank Zutphen een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van diefstal met geweld. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om een indicatiestelling van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) te verkrijgen, aangezien dit noodzakelijk is voor het vaststellen van de behandelmogelijkheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek naar deze behandelmogelijkheden onvoldoende heeft plaatsgevonden en dat de indicatiestelling door het NIFP nog niet is afgegeven. De rechtbank hecht veel waarde aan de behandeling van de verdachte en wijst het voorstel van de officier van justitie af om de zaak zonder indicatiestelling af te doen.
De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte besproken. De raadsman heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft besloten om het onderzoek te schorsen voor een periode van maximaal drie maanden, zodat het NIFP de indicatiestelling kan opstellen en de reclassering kan rapporteren. De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van de officier van justitie en bevolen dat de verdachte wordt opgeroepen voor een nader te bepalen terechtzitting.
Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de Rechtbank Zutphen, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van de verdachte en de noodzaak van een indicatiestelling voor de verdere procedure.