ECLI:NL:RBZUT:2009:BI7109

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96829 - HA ZA 08-1131
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en kinderalimentatie: onverschuldigde betaling en natuurlijke verbintenis

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Zutphen op 1 april 2009, gaat het om een geschil tussen gewezen echtelieden over de betaling van kinderalimentatie en de terugvordering van premies die de man voor de vrouw heeft betaald. De man had na de echtscheiding, die op 17 september 2003 door de rechtbank Almelo was uitgesproken, de verplichting om kinderalimentatie te betalen. Echter, na vier jaar heeft de vrouw aanspraak gemaakt op achterstallige betalingen. De man stelde dat hij met de vrouw had afgesproken dat hij in plaats van de alimentatie de premies voor de ziektekostenverzekering en autoverzekering van de vrouw zou betalen. Hij vorderde deze betalingen als onverschuldigd betaald terug.

De rechtbank oordeelde dat de door de man gestelde afspraak nietig was en dat de man onverschuldigd had betaald. Het verweer van de vrouw dat de man had voldaan aan een natuurlijke verbintenis werd verworpen. De rechtbank concludeerde dat de man recht had op terugbetaling van de door hem betaalde premies, die in totaal € 7.306,54 bedroegen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 januari 2008. De vrouw werd veroordeeld om dit bedrag aan de man te betalen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt de juridische principes van onverschuldigde betaling en de voorwaarden waaronder een natuurlijke verbintenis kan worden aangenomen. De rechtbank stelde vast dat de man, ondanks zijn financiële situatie, niet de morele verplichting had om de premies voor de vrouw te betalen, aangezien deze kosten na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap als persoonlijke verplichtingen van de vrouw moesten worden aangemerkt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 96829 / HA ZA 08-1131
Vonnis van 1 april 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. S. Striekwold te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. H. Grootjans te Doetinchem.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 december 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 2 maart 2009
- de akte aanvulling gronden en wijziging eis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op 10 september 1994 met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Uit het huwelijk van partijen zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren.
2.2. Bij beschikking van de rechtbank Almelo van 17 september 2003 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 2 oktober 2003 ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers.
2.3. Bij voormelde beschikking is bepaald dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen een bedrag van € 160,-- per kind per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
2.4. De man heeft op 25 mei 2007 een verzoekschrift tot nihilstelling dan wel wijziging van de vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen ingediend.
2.5. Bij exploot van 15 juni 2007 heeft de vrouw de grosse van voormelde beschikking aan de man betekend en bevel gedaan om aan haar een bedrag van € 7.890, 62 te betalen ter zake van achterstand in de kinderalimentatie berekend tot en met de maand juni 2007. Voorts heeft de vrouw bevel gedaan tot betaling van een bedrag van € 340, 62 per maand voor kinderalimentatie vanaf 1 juli 2007.
2.6. Bij brief van 23 januari 2008 heeft de man jegens de vrouw aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 7.306,54. De vrouw heeft aan dat betalingsverzoek niet voldaan.
3. De vordering
3.1. De man vordert -na wijziging van eis- dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de vrouw zal veroordelen om aan hem tegen kwijting te betalen een bedrag van € 7.306,54, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
23 januari 2008, althans vanaf 11 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding.
3.2. De man legt aan zijn vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Kort na de echtscheidingsbeschikking is hij met de vrouw overeengekomen dat hij in plaats van de vastgestelde bijdrage ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de kinderen de maandelijkse premie voor de ziektekostenverzekering van de vrouw, de jaarlijkse premie van de autoverzekering van de vrouw en de maandelijkse premie van de spaarplannen voor de kinderen zou betalen en dat hij het flexibele krediet (dat door de vrouw zonder zijn medeweten is afgesloten) bij de ABN AMRO Bank maandelijks zou aflossen. Hij heeft die betalingen tot en met december 2006 verricht, hoewel hij daardoor onder het bestaansminimum leefde. Met die betalingen is, met uitzondering van de premie voor de spaarplannen van de kinderen, een bedrag van in totaal € 7.306,54 gemoeid.
Nu de vrouw door alsnog aanspraak te maken op zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen voormelde afspraak heeft teruggedraaid, heeft hij evengemeld bedrag onverschuldigd betaald, zodat de vrouw dit bedrag aan hem dient terug te betalen. Voor zover nodig vordert hij verdeling van de huwelijkse schulden.
4. Het verweer
4.1. De vrouw concludeert dat de rechtbank de man niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, althans hem deze zal ontzeggen met zijn veroordeling in de kosten van het geding, waaronder begrepen het nasalaris van de advocaat.
4.2. De vrouw voert de navolgende verweren aan.
Zij betwist de door de man gestelde afspraak. Van onverschuldigde betaling is geen sprake nu de man jegens haar als de moeder van zijn kinderen heeft voldaan aan een natuurlijke verbintenis. Dit omdat de man er kennelijk ook groot belang aan hechtte dat de vrouw voor ziektekosten was verzekerd alsmede een goede autoverzekering had, dit laatste in verband met het vervoer ter zake van de omgangsregeling van de beide kinderen met de man.
Het ABN AMRO krediet staat op naam van de man. De betaling van de man aan de bank geschiedde op een rechtsgrond, te weten de overeenkomst die de man heeft gesloten met de bank. Dit bedrag is dus niet onverschuldigd voldaan jegens de vrouw. Het krediet is niet gemeenschappelijk aangegaan, noch door de vrouw aangegaan. Indien de man meent ter zake van dit krediet een vordering te hebben op de vrouw op grond van de huwelijksgoederengemeenschap waarin partijen waren gehuwd, had de man dit in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap moeten aankaarten bij de rechtbank. De man heeft dit niet gedaan. De vordering tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is inmiddels verjaard.
5. De beoordeling
5.1. De vrouw heeft zich niet verzet tegen de wijziging/aanvulling van (de grondslag van de) eis, zodat op de gewijzigde eis recht zal worden gedaan.
5.2. Het door de rechtbank Almelo in haar beschikking van 17 september 2003 geconcretiseerde recht van de minderjarige kinderen van partijen op een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding staat niet ter vrije beschikking van de man en vrouw.
5.3. Over de wijze van betaling van het door de rechtbank Almelo bepaalde bedrag van in totaal € 320,--kunnen door de man en vrouw wel afspraken worden gemaakt, maar die afspraken zijn rechtens evenwel slechts toelaatbaar indien de door de man niet rechtstreeks aan de vrouw gedane betalingen ten goede komen aan de minderjarigen. Zo is bijvoorbeeld denkbaar dat de partijen afspreken dat de man in plaats van betaling van een bedrag van
€ 320,-- aan de vrouw ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de kinderen aan haar daarvoor een bedrag van € 200,-- betaalt en daarnaast een bedrag van € 120,-- aan contributie voor een sportvereniging waarvan de kinderen lid zijn rechtstreeks aan de sportvereniging betaalt.
De door de man gestelde en door de vrouw gemotiveerd betwiste afspraak heeft (op de premies voor de spaarplannen voor de kinderen na, welke premies hier geen rol spelen) in zoverre geen betrekking op kosten die door de man ten behoeve van de kinderen worden betaald. De gestelde afspraak is dan ook in zoverre nietig. Hetgeen de man op grond daarvan heeft betaald kan dus in beginsel als zijnde onverschuldigd betaald worden teruggevorderd.
5.4. De vrouw heeft niet bestreden dat de man ter zake van premie van haar ziektekostenverzekering, premie van haar autoverzekering en de aflossing van het flexibel krediet betalingen heeft verricht ad in totaal € 7.306,54, welk bedrag door de man in productie 5 nader is gespecificeerd. De vrouw heeft de vordering van de man uit onverschuldigde betaling gepareerd met een beroep op een natuurlijke verbintenis.
5.5. Van een natuurlijke verbintenis is sprake wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt. Of dit het geval is moet dus aan de hand van een objectieve maatstaf worden beoordeeld; aan het subjectieve inzicht van degenen die de prestatie verricht dan wel ontvangt komt in deze geen beslissende betekenis toe.
5.6. Bij de beantwoording van de vraag of een natuurlijke verbintenis moet worden aangenomen ten aanzien van de door de man verrichte betalingen, moet mede acht geslagen worden op de omstandigheden van het geval, waaronder de wederzijdse welstand en behoefte van partijen. Daarbij is bepalend de situatie op het moment van het verrichten van de prestatie; niet van belang is hoe partijen er later financieel blijken voor te staan.
5.7. De man heeft aangevoerd dat het onwaarschijnlijk zou zijn dat hij èn alimentatie zou moeten betalen èn daarnaast ook nog alle in geding zijnde kosten voor de vrouw op zich zou nemen. Alleen al bij betaling van deze kosten voor de vrouw dreigde hij financieel ten onder te geraken. De rechtbank Almelo heeft de alimentatie op 1 juni 2007 gesteld op in totaal € 177,-- per maand. Zijn inkomen was toen ongeveer hetzelfde als in de jaren daarvoor, aldus nog steeds de man.
5.8. De stellingen van de man worden aldus verstaan dat hij ten tijde van de hier aan de orde zijnde betalingen niet over een ruimere draagkracht beschikte dan waarvan de rechtbank Almelo destijds in haar beschikking van 17 september 2003 is uitgegaan. De vrouw heeft dit niet gemotiveerd tegengesproken. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat op de man naast zijn verplichting om een bijdrage te betalen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen een dringende morele verplichting rustte om ten behoeve van de vrouw verzekeringpremies te voldoen voor haar ziektekostenverzekering en haar autoverzekering. Voor wat betreft de premie voor de autoverzekering doet daaraan niet af dat zonder die betaling de vrouw de auto van de hand had moeten doen, met als gevolg dat de vrouw de kinderen in het kader van de omgangsregeling met de man dan niet meer had kunnen komen halen en brengen. Overigens staat vast dat de man, nadat de vrouw is verhuisd, de kinderen in het kader van de omgangsregeling haalt en brengt, waardoor in zoverre voor de vrouw geen behoefte meer bestaat om te kunnen beschikken over een auto.
5.9. Vanaf de datum van ontbinding van de huwelijksgemeenschap dienen de kosten van de ziektekostenverzekering van de vrouw alsmede de kosten van de verzekering van de auto van de vrouw als persoonlijke verplichtingen van de vrouw te worden aangemerkt. De vrouw heeft in beginsel jegens de man geen aanspraak op een bijdrage in die kosten. Dit betekent dat de man in zoverre onverschuldigd heeft betaald een bedrag van in totaal
€ 2.232, 40 ter zake van de ziektekostenverzekering van de vrouw alsmede een bedrag van in totaal € 2.108, 27 ter zake van de autoverzekering van de vrouw. De vrouw dient deze bedragen, tesamen een bedrag van € 4.340, 67, aan de man terug te betalen. De vrouw heeft weliswaar nog aangevoerd dat aan de man zijn vordering uit onverschuldigde betaling op grond van de redelijkheid en billijkheid geheel dan wel gedeeltelijk dient te worden ontzegd, maar de vrouw heeft die stelling niet nader onderbouwd, zodat daaraan voorbij zal worden gegaan.
5.10. Met betrekking tot de aflossing van het flexibel krediet wordt als volgt overwogen. De man heeft ter comparitie gesteld dat hij reeds voor het huwelijk met de vrouw een flexibel kredietovereenkomst had gesloten met de ABN AMRO Bank. Partijen hebben ter comparitie niet kunnen aangeven of er gedurende hun huwelijk van dat krediet gelden zijn opgenomen en zo ja, waaraan deze gelden zijn besteed. Nu de vrouw niet heeft gesteld dat bedoelde gelden geheel ten goede van de man zijn aangewend, wordt er in deze van uitgegaan dat bedoelde gelden aan partijen gezamenlijk ten goede zijn gekomen. Dit betekent dat de ten tijde van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap bestaande schuld aan de bank deel uitmaakt van de ontbonden gemeenschap en dat die schuld voor verdeling vatbaar is. Uit hetgeen ter comparitie is verklaard kan worden afgeleid dat het flexibel krediet geen onderdeel heeft uitgemaakt van de tot nu toe plaatsgehad hebbende verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Op grond van het bepaalde in artikel 3:179 lid 2 BW kan de man een nadere verdeling van bedoelde gemeenschapsschuld vorderen, zoals hij bij akte aanvulling gronden en wijziging eis heeft gedaan. Een dergelijke vordering is uit haar aard niet vatbaar voor verjaring, zodat het beroep op verjaring van de vrouw wordt verworpen.
5.11. Indien zou moeten worden geoordeeld dat bedoelde schuld inmiddels door betaling is tenietgegaan en die schuld om die reden niet meer voor verdeling vatbaar is, laat dit onverlet dat de man, nu hij het flexibel krediet geheel heeft afgelost in het kader waarvan de man aan de bank een bedrag van in totaal € 5.931,74 heeft betaald, jegens de vrouw in het kader van verrekening aanspraak heeft op de helft van dat bedrag, zijnde € 2.965,87. Die vordering is nog niet verjaard. Immers, de man heeft het krediet niet in één keer afgelost, maar in maandelijkse termijnen. Dit heeft tot gevolg dat bij iedere betaling door de man een aparte verjaringstermijn gaat lopen. De ontbonden huwelijksgemeenschap is eerst met ingang van 2 oktober 2003 vatbaar voor verdeling, zodat de verjaring, ook al zou de man op 2 oktober 2003 het krediet in één keer hebben afgelost, nog niet is voltooid. De inleidende dagvaarding is door de man op 11 september 2008 aan de vrouw betekend. Dit is binnen de voor dit geval eventueel geldende verjaringstermijn van vijf jaar.
5.12. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vrouw zal worden veroordeeld om aan de man te betalen een bedrag van in totaal € 7.306,54, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2008, nu de vrouw tegen de ingangsdatum van de wettelijke rente geen verweer heeft gevoerd.
5.13. Nu partijen gewezen echtelieden zijn zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd als na te melden.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. veroordeelt de vrouw om aan de man tegen kwijting te betalen een bedrag van € 7.306,54 (zevenduizenddriehonderdzes euro en vierenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 23 januari 2008 tot de dag van volledige betaling,
6.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. van Lee en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2009.