ECLI:NL:RBZUT:2009:BI2727

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460025-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in Doetinchem

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 29 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 14 januari 2009 in Doetinchem, samen met twee mededaders, het slachtoffer met geweld had geprobeerd te beroven van speed, een soort harddrugs. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte en zijn mededaders zich met vermomming naar de woning van het slachtoffer hadden begeven, de voordeur hadden ingeslagen en het slachtoffer hadden vastgepakt en geslagen. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd tijdens de terechtzitting, waarin hij toegaf dat hij samen met anderen de overval had gepleegd. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het geweld dat was toegepast tijdens de overval, hoewel ernstig, niet met wapens was uitgevoerd. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een lagere straf, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving en de impact van de overval op het slachtoffer en de omgeving. De rechtbank legde als bijzondere voorwaarde op dat de verdachte zich moest laten behandelen voor zijn drugsverslaving.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460025-09
Uitspraak d.d.: 29 april 2009
Tegenspraak/ dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1983],
wonende te [adres]
thans verblijvende in het huis van bewaring Arnhem-Zuid te Arnhem,
raadsman: mr. Soentjens te ’s-Heerenberg.
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2009.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2009 te Doetinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid speed/harddrugs
en/of enig(e) ander(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, als volgt heeft
gehandeld: verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben
- met (een) muts(en) op en/of (een) sjaal(s)/das(sen) voor zijn/hun gezicht
zich naar de woning van die [slachtoffer] begeven en/of aangebeld bij die [slachtoffer] en/of
- een ruit (van de voordeur) van de woning van die [slachtoffer]
ingeslagen/kapotgemaakt en/of in de woning van die [slachtoffer] naar binnen gegaan
en/of
- die [slachtoffer] vastgepakt/vastgehouden en/of geduwd en/of meermalen, althans
eenmaal, geslagen en/of gestompt en/of
- in de woning van die [slachtoffer] gezocht naar speed en/of (enig) ander(e)
goed(eren),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 14 januari 2009 te Doetinchem
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een voordeur), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
en/of
hij op of omstreeks 14 januari 2009 te Doetinchem
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geduwd en/of tegen
de/een arm(en) en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 350 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.1 De aanleiding
Op 14 januari 2009 omstreeks 08.23 uur is er bij de politie een melding binnengekomen dat er een overval gaande was in het perceel [adres] te Doetinchem, de woning van de latere aangever [slachtoffer]. Verdachte heeft zich een paar dagen later vrijwillig bij de politie gemeld als één van de daders van de overval.
3.2 Zienswijze openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft aangevoerd dat dit niet alleen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting bewezen kan worden verklaard, maar ook op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Zij acht bewezen dat er sprake was van medeplegen. Er was een van tevoren bedacht plan en een rolverdeling. Alleen al de wijze waarop verdachte en zijn mededaders de woning van het slachtoffer zijn binnengegaan en hem hebben vastgegrepen, is voldoende voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde geweld. Verdachte kon voorzien dat er mogelijk meer geweld zou worden gebruikt dan tevoren was afgesproken. Op het moment dat het slachtoffer ook nog eens geslagen werd, heeft verdachte niet getracht dit verder te voorkomen. Ook heeft hij niet besloten weg te gaan, maar is hij in de woning op zoek gegaan naar de speed.
3.3 Zienswijze verdachte, verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, aangezien verdachte ter terechtzitting van 21 april 2009 een bekennende verklaring heeft afgelegd.
3.4 Het oordeel van de rechtbank (eindnoot 1)
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden geacht. De bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft verklaard dat hij op 14 januari 2009 samen met [medeverdachte] en een Duitser, waarvan hij de naam niet kent, aangever [slachtoffer], wonende aan de [adres] te Doetinchem, heeft overvallen. De bedoeling was om speed bij [slachtoffer] weg te nemen, dit te verkopen en de opbrengst te verdelen. Hij is samen met hen naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Hij heeft een capuchon opgezet en een sjaal omgedaan om onherkenbaar te zijn. De anderen hebben zich ook onherkenbaar gemaakt. Hij heeft bij aangever [slachtoffer] aangebeld. Op het moment dat deze de deur opende, heeft de Duitser de deur verder open geduwd en meteen met zijn vuist uitgehaald in de richting van [slachtoffer]. Hij heeft gezien dat de Duitser en [medeverdachte] [slachtoffer] hebben vastgepakt, geduwd en ook nog geslagen. Ook is er een ruit kapotgeslagen. Hijzelf is vervolgens op zoek gegaan naar speed, maar heeft deze niet gevonden. Op het moment dat aangever [slachtoffer] om hulp riep, zijn zij er vandoor gegaan.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte door [slachtoffer] (eindnoot 2) en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] (eindnoot 3) en [getuige 2] (eindnoot 4) .
Ten aanzien van het toegepaste geweld overweegt de rechtbank nog het volgende.
Alleen al de gemaakte afspraken over de vermomming, het betreden van de woning van aangever en het vasthouden van aangever teneinde hem in bedwang te kunnen houden, zijn voldoende voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde geweld. Ook het door de medeverdachten duwen en slaan en/of stompen van aangever [slachtoffer] kan aan verdachte worden toegerekend. Er was immers op voorhand al een beperkt geweldsplan gemaakt en dit is ook uitgevoerd. Dat het in dat verband naar zeggen van verdachte tot meer geweld is gekomen dan hij vantevoren wenselijk vond, doet niet af aan het toerekenen als hiervoor vermeld. Verdachte kon immers niet in gemoede menen dat zijn mededaders het geweld tot het enkele vasthouden van aangever zouden kunnen beperken, in het geval [slachtoffer] zich daartegen zou gaan verzetten.
Verdachte heeft gezien dat aangever verzet pleegde en heeft ook gezien dat deze vervolgens werd geduwd en geslagen. Desondanks heeft verdachte niets gedaan om dat geweld te voorkomen en is hij niet weggegaan, maar is hij op zoek gegaan naar speed, waartoe hij niet de gelegenheid zou hebben gehad als zijn mededaders de aangever niet in bedwang hadden gehouden zoals zij hebben gedaan.
4. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 14 januari 2009 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid speed/harddrugs, toebehorende aan [slachtoffer], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken en het bezit van
het gestolene te verzekeren,
met zijn mededaders, als volgt heeft gehandeld: verdachte en zijn mededaders hebben
- met mutsen op en sjaals/dassen voor hun gezicht zich naar de woning van die [slachtoffer] begeven en aangebeld bij die [slachtoffer] en
- een ruit van de voordeur van de woning van die [slachtoffer] ingeslagen/kapotgemaakt en zijn in de woning van die [slachtoffer] naar binnen gegaan en
- die [slachtoffer] vastgepakt/vastgehouden en geduwd en meermalen geslagen en/of gestompt en
- in de woning van die [slachtoffer] gezocht naar speed,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan die diefstal de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
8. Oplegging van straf en/of maatregel
8.1
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte voor het primair ten laste gelegde te veroordelen tot 20 maanden gevangenisstraf waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt het zich ambulant laten behandelen door Tactus en het zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen van stichting Exodus.
Ter toelichting op haar eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat het een ernstig feit betreft en dat het voor het slachtoffer een bedreigende situatie is geweest, mede omdat hij in zijn eigen woning is overvallen. Dit heeft ook op de buren veel impact gehad. Ook heeft zij er rekening mee gehouden dat verdachte een aantal keren eerder veroordeeld is en dat verdachte steeds ernstiger feiten lijkt te gaan plegen. Verder heeft zij er rekening mee gehouden dat het toegepaste geweld beperkt is gebleven en dat verdachte gemotiveerd lijkt te zijn om aan zijn verslaving te gaan werken.
8.2
De raadsman heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde feit een ernstig feit betreft en dat verdachte dit ook beseft. Hoewel het zich in een bepaald milieu heeft afgespeeld waar wel meer sprake is van dit soort feiten, doet het toegepaste geweld daar niet aan af.
Verdachte heeft het geringste aandeel in het gebeurde gehad en heeft zichzelf naderhand gemeld. Er is geen sprake geweest van een geschokte rechtsorde.
Bij verdachte is het inzicht gegroeid dat hij moet gaan werken aan zijn verslaving. De drugsvrije afdeling van het huis van bewaring waar verdachte thans verblijft, lijkt opgeheven te gaan worden. Het is dan niet mogelijk om aan het programma van Exodus te gaan deelnemen. De raadsman heeft primair verzocht om aanhouding van de zaak om de reclassering te laten onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om tijdens detentie met het plan van aanpak te starten. Subsidiair heeft hij verzocht verdachte een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
8.3
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
8.4
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van criminaliteit. Verdachte en zijn mededaders hebben immers volgens een tevoren beraamd plan, dat verder is besproken terwijl zij onderweg waren naar de woning van aangever, een hem bekende persoon thuis overvallen met de bedoeling om de daar aanwezige speed weg te halen. De opbrengst van de verkoop van die speed zou worden verdeeld. Het slachtoffer is tijdens de overval door de mededaders op brutale en hardhandige wijze vastgehouden, geduwd en ook geslagen. Verdachte is vervolgens op zoek gegaan naar de speed, maar heeft deze niet kunnen vinden. Delicten als het onderhavige dragen in hoge mate bij tot de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Anderzijds heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat er geen gebruik is gemaakt van wapens.
Personen die zich in het drugscircuit begeven, lopen een groter risico dan gemiddeld om overvallen te worden. De rechtbank deelt echter niet de mening van de raadsman dat er om die reden sprake zou zijn van een strafverlagende omstandigheid.
8.5
De raadsman heeft ter zitting een verzoek tot aanhouding gedaan, teneinde door de reclassering te laten onderzoeken of van verdachte tijdens de detentie wel met het door de reclassering opgestelde plan van aanpak zou kunnen starten. Hij heeft vernomen dat de VBA-afdeling van het huis van bewaring te Arnhem mogelijk op korte termijn opgeheven zal worden.
Dit verzoek is ter zitting afgewezen.
De rechtbank blijft in dit verband van oordeel dat het niet aan de rechtbank is om te beslissen over het regime waarin verdachte tijdens zijn hechtenis of detentie zal verblijven. Het aanhouden van de zaak zal dat niet veranderen. Bovendien blijft de mogelijkheid bestaan dat verdachte op enig moment vanuit het huis van bewaring overgeplaatst zal worden naar een gevangenis. Ook daarover kan de rechtbank in dit verband niet beslissen. De rechtbank ziet om deze reden in het betoog van de raadsman geen aanleiding om tot heropening over te gaan.
8.6
Gelet op de ernst van het strafbare feit, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden.
8.7
De rechtbank zal van deze straf zes maanden voorwaardelijk opleggen. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren. Zij zal daaraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat veroordeelde zich dient te houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook als dat het volgen van een ambulante behandeling zal inhouden.
De rechtbank zal aan verdachte niet de verplichting opleggen dat hij zich ook dient te houden aan de voorschriften en aanwijzingen van stichting Exodus, gelet op het bepaalde in artikel 14d van het Wetboek van Strafvordering.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad aan zichzelf en andere deelnemers aan die diefstal de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal
worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat
veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit
heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft
nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens reclassering, ook indien dat zou inhouden het volgen van een ambulante behandeling.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Roessingh-Bakels en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0640/09-202076, gesloten en ondertekend op 12 maart 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], pag. 37-39
3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pag. 48
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], pag. 50-51