RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 09/272 en 09/273
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen:
[eiser A], [eiseres B] en [eiser C]
te [plaats],
verzoekers/eisers, hierna: eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet
verweerder.
[derde-partij A] en [derde-partij B]
te [plaats],
derde-partij.
Besluit van verweerder van 20 januari 2009, kenmerk I.3470, verzonden op 3 februari 2009.
Bij besluit van 16 september 2008 heeft verweerder aan de derde-partij met toepassing van een vrijstelling ex artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bouwvergunning verleend voor het verbouwen van de tandartsenpraktijk op het perceel [adres te plaats]. Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers conform het advies van Commissie Bezwaarschriften niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben bij brief van 1 maart 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank. In deze brief hebben eisers tevens verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 6 april 2009, waar [eiser A], samen met zijn echtgenote, en [eiseres B] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. van Dijk en G. de Vries. Verder is [derde-partij A] verschenen.
4.1 Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.
4.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar, omdat zij naar de mening van verweerder niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kunnen worden aangemerkt.
4.3 Eisers zijn van mening dat zij wel als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Zij voeren hiertoe onder meer aan dat zij in de nabijheid van het bouwplan aan [adres] woonachtig zijn en [adres] (die met enige regelmaat verstopt is door geparkeerde auto’s van patiënten) de ontsluitingsweg is van hun woonwijk.
4.4 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4.5 Het bouwplan betreft een interne verbouwing van het pand aan [adres]. De begane grond wordt geheel verbouwd tot tandartsenpraktijk en de bovenverdieping wordt verbouwd tot appartement. De vrijstelling is verleend om het met het vigerende bestemmingsplan strijdige gebruik op te heffen. Eisers zijn woonachtig op een afstand van hemelsbreed ongeveer 60 tot 90 meter van het bouwplan aan [adres].
4.6 De voorzieningenrechter is gelet op de afstand van de woningen van eisers tot het bouwplan en de omstandigheid dat [adres] de ontsluitingsweg is van de woonwijk van eisers van oordeel dat zij kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van de Awb. Verweerder heeft eisers dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar.
4.7 Het bestreden besluit komt gelet op het vorenstaande voor vernietiging in aanmerking. Het beroep van eisers is derhalve gegrond.
4.8 De voorzieningenrechter ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of er aanleiding is om met toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van het primaire besluit van 16 september 2008.
4.9 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
4.10 Beoordeeld dient te worden of verweerder op goede gronden vrijstelling heeft verleend van het ter vigerende bestemmingsplan “Nunspeet-Oost 1997”.
4.11 Vast staat en geen punt van geschil is dat de uitbreiding van de tandartsenpraktijk in strijd is met de bestemming “Wonen” en dat een binnenplanse vrijstelling (artikel 4.5 van de planvoorschriften) niet tot de mogelijkheid behoort gelet op de omvang van de uitbreiding van de tandartsenpraktijk.
4.12 Ingevolge artikel 19, derde lid, van de WRO juncto artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit op de ruimtelijke Ordening 1985 (Bro 1985), kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan voor een wijziging in het gebruik van opstallen in de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft en het gebruik niet meer omvat dan een brutovloeroppervlakte van 1500 m2.
4.13 De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat aan de wettelijke voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling wordt voldaan.
4.14 Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder in strijd met haar eigen beleid de vrijstelling heeft verleend.
4.15 Bij besluit van 8 februari 2005 is de Beleidsnota ex artikel 19, derde lid, van de WRO van de gemeente Nunspeet (hierna: beleidsnota) vastgesteld. In deze nota is neergelegd op welke wijze verweerder gebruik maakt van de bevoegdheid vrijstelling te verlenen. In paragraaf 2.2.5 van de beleidsnota staat dat met de vrijstellingsregeling het beroeps- en bedrijfsmatig medegebruik van woningen en woonpercelen wordt mogelijk gemaakt. Bij toepassing van deze vrijstelling moet het ondergeschikte karakter van de desbetreffende activiteit ten opzichte van de woonfunctie zijn gewaarborgd en ook mag het woongenot van omwonenden geen gevaar lopen.
4.16 De uitbreiding van de tandartsenpraktijk heeft tot gevolg dat het huidige woongedeelte op de begane grond geheel bij de bestaande tandartsenpraktijk wordt betrokken. De tandartsenpraktijk krijgt hierdoor een totale oppervlakte van ongeveer 190 m2. De bovenverdieping wordt verbouwd tot een appartement. De tandartsenpraktijk beslaat (volgens de bouwaanvraag) 62% van de woning. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat het ondergeschikte karakter van het gebruik van de woning als tandartsenpraktijk ten opzichte van de woonfunctie niet is gewaarborgd. Verweerder heeft dit in zijn primaire besluit ook met zoveel woorden erkend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder derhalve in strijd met het in paragraaf 2.2.5 neergelegde beleid vrijstelling verleend. Ter zitting heeft verweerder niet nader kunnen motiveren waarom de vrijstelling wel zou voldoen aan het bepaalde in de beleidsnota. Evenmin is gemotiveerd waarom in afwijking van het beleid vrijstelling kan worden verleend.
4.17 Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat eisers een spoedeisend belang hebben bij een voorlopige voorziening ten aanzien van het besluit 16 september 2008. Het verzoek komt dan ook voor inwilliging in aanmerking.
4.18 Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu daarom niet voor sluiting van het onderzoek is verzocht.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder opnieuw dient te beslissen op het bezwaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de gemeente Nunspeet het betaalde griffierecht van eisers van € 150,-- aan eisers vergoedt.
met betrekking tot het verzoek om een voorlopige voorziening:
- schorst het primaire besluit van 16 september 2008 totdat de door verweerder opnieuw te
nemen beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
- bepaalt dat de gemeente Nunspeet het betaalde griffierecht van eisers van € 150,-- aan eisers vergoedt.
Aldus gegeven door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.