ECLI:NL:RBZUT:2009:BH4276

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460479-08, 06/850237-08 en 16/615041-07 (tul)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. van den Dungen
  • J. van Beuge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor huiselijk geweld, drugsbezit en openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder huiselijk geweld, het bezit van drugs (speed) en openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren in 1977 en woonachtig in Zeewolde, werd beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van [slachtoffer A] op 26 september 2008 in Apeldoorn, waarbij hij haar meermalen met kracht in het gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen. Daarnaast had hij ongeveer 1,2 gram speed bij zich, wat in strijd is met de Opiumwet. Op 20 oktober 2008 vond er een tweede incident plaats in Zeewolde, waarbij de verdachte met een fietsketting en een hockeystick geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B] en zijn auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 48 dagen gelast. De rechtbank heeft de verweren van de raadsvrouw verworpen en de regeling van eendaadse samenloop toegepast, waarbij de feiten onder verschillende parketnummers zijn samengevoegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460479-08, 06/850237-08 en 16/615041-07 (tul)
Uitspraak d.d.: 27 februari 2009
Tegenspraak / dip – oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1977],
wonende te Zeewolde,
verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
Raadsvrouw mr. L. Demmer
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2009.
2. De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Parketnummer 06/460479-08
1.
hij op of omstreeks 26 september 2008 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] meermalen, althans éénmaal, (met kracht) tegen en/of op en/of in het gezicht en/of het hoofd en/of tegen het lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of
geschopt en/of geslagen, en/of (met kracht) met een stoel, althans een hard en/of zwaar voorwerp, voornoemde [slachtoffer A] heeft geslagen, althans een stoel in de richting van voornoemde [slachtoffer A] heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 september 2008 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,2 gram zogenaamde speed, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
Parketnummer 06/850237-08
1.
hij op of omstreeks 20 oktober 2008 te Zeewolde ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal, (met kracht) met een hangslot/fietsketting tegen en/of op het hoofd en/of tegen en/of op het lichaam van voornoemde [slachtoffer B] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 20 oktober 2008 te Zeewolde opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] meermalen, althans éénmaal, (met kracht) met een hangslot/fietsketting tegen en/of op het hoofd en/of tegen en/of op het lichaam van voornoemde [slachtoffer B] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2008 te Zeewolde met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Flevoweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of hun vijfjarig zoontje en/of een personenauto, welk geweld bestond uit het -terwijl voornoemde [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of dat zoontje zich in en/of in de nabijheid van voornoemde peronenauto bevonden- meermalen, althans éénmaal, slaan met een hockeystick en/of een fietsslot, althans een hard voorwerp, tegen en/of op voornoemde personenauto en/of tegen en/of op één of meer autoruit(en) van voornoemde personenauto, tengevolge waarvan één of meer voornoemde autoruit(en) brak;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 20 oktober 2008 te Zeewolde tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
A. Vaststaande feiten
4.1 Op 26 september 2008 is de politie, naar aanleiding van het niet verschijnen van [slachtoffer A] op een afspraak om aangifte te doen, naar haar woning gegaan (eindnoot 2) en heeft haar gewond aangetroffen in de woning. De politie heeft een onderzoek ingesteld. Verdachte is dezelfde avond aangehouden (eindnoot 3) en de volgende dag in verzekering gesteld (eindnoot 4) . Tijdens de fouillering van verdachte werd een gripzakje aangetroffen met wit poeder. Dit poeder is onderworpen aan een Narco-test (eindnoot 5) .
Op 20 oktober 2008 kreeg de politie opdracht te gaan naar de Flevoweg in Zeewolde, alwaar vermoedelijk een verkeersruzie had plaatsgevonden (eindnoot 6) . [slachto[slachtoffer B] en verdachte hadden verwondingen opgelopen en de auto van [slachtoffer B] was beschadigd. Verdachte is aangehouden (eindnoot 7) en [slachtoffer B] heeft aangifte (eindnoot 8) gedaan tegen verdachte.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
4.2 De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met betrekking tot parketnummer 06/460479-08 het onder 1 en 2 tenlastegelegde en met betrekking tot parketnummer 06/850237-08 het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
De bewezenverklaring met betrekking tot feit 1 van parketnummer 06/460479-08 heeft de zij gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen van de politie met daarin opgenomen de verklaring van [slachtoffer A], de verklaringen van getuigen [getuige A] en [getuige B] en de foto’s en medische gegevens betreffende de verwondingen van [slachtoffer A]. Op 26 september 2008 is een melding bij de politie binnengekomen dat [slachtoffer A] gewond zou zijn. Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en hebben bij haar verwondingen geconstateerd. Zij heeft verklaard dat verdachte haar met zijn hand en met een stoel heeft geslagen en met een stuk glas over haar hand heeft gekrast. [slachtoffer A] is gewond bij getuigen [getuige A] en [getuige B] aan de deur gekomen. Verdachte heeft bekend dat hij haar heeft geslagen, maar de overige verwondingen zou ze zelf hebben aangebracht. Het kan zo zijn dat de deur tegen het hoofd van verdachte is gekomen, maar de overige verwondingen duiden naar de mening van de officier van justitie op mishandeling. De officier van justitie heeft geen aanwijzingen gezien, dat [slachtoffer A] zichzelf heeft verwond. Dat zij geen aangifte heeft gedaan, betekent niet dat de mishandeling niet heeft plaatsgevonden. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer A] heeft gestompt en geslagen tegen het lichaam en dat hij haar met de stoel heeft geslagen. De kapotte stoel is in de woning aangetroffen.
Ten aanzien van feit 2 is bij verdachte wit poeder aangetroffen. Dit poeder is onderzocht door middel van een Narco-test. Hieruit is gebleken dat het om speed gaat. Gelet op deze bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte, acht de officier van justitie ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het bewijs met betrekking tot feit 1 primair van parketnummer 06/850237-08 heeft de officier van justitie gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer B] en de verklaringen van [slachtoffer C] en [getuige C]. [slachtoffer B] en [slachtoffer C] hebben eensluidend verklaard dat verdachte met het fietsslot op [slachtoffer B] is afgekomen en hem heeft geslagen met dat kettingslot. [slachtoffer B] heeft daarop de hockeystick uit zijn auto gepakt en heeft teruggeslagen. Verdachte en [slachtoffer A] hebben beiden verklaard dat [slachtoffer B] is begonnen met slaan. [getuige C] is een toevallige passant en behoort niet tot één van de “kampen” die tegenstrijdig verklaren. Hij heeft verklaard dat verdachte als eerste heeft geslagen met het slot. [slachtoffer B] heeft zich vervolgens verdedigd tegen het geweld van verdachte. De eerste aanval ging ook volgens [getuige C] van verdachte uit. De officier van justitie acht poging tot zware mishandeling met behulp van een hangslot bewezen, zeker nu verdachte op het hoofd van [slachtoffer B] heeft geslagen.
Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie bewezen dat verdachte met het hangslot de achterruit van de auto heeft ingeslagen. [getuige C] heeft verklaard dat een vrouw de achterruit heeft ingeslagen. De officier van justitie heeft uit de verklaringen niet kunnen opmaken wie de ruit daadwerkelijk heeft vernield, maar voor de bewezenverklaring van openlijk geweld tegen goederen maakt het niet uit wie verantwoordelijk is voor de daadwerkelijke vernieling van de achterruit. Verdachte en [slachtoffer A] hebben met het slot en de hockeystick tegen de auto geslagen. Naar de mening van de officier van justitie is bewezen dat zij tegen de auto en de personen in de omgeving van de auto, in het bijzonder het zoontje, openlijk geweld hebben gebruikt.
Feit 3 hangt samen met het openlijke geweld uit feit 2. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat door toedoen van verdachte en [slachtoffer A] samen, de ruit is vernield. Het openlijke geweld zit in de sfeer van de openbare orde, dus daardoor acht de officier van justitie beide feiten naast elkaar bewezen.
C. Standpunt van de verdediging
4.3 De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer A] heeft geslagen en dat feit 1 (parketnummer 06/460479-08) kan worden bewezen. Verdachte dient naar de mening van de raadsvrouw van feit 2 te worden vrijgesproken, nu de voorlopige indicatie van de vaststelling dat verdachte speed bij zich had, niet door een gerechtelijk laboratorium is bevestigd. De enkele vaststelling door verbalisant [naam verbalisant], dat het hier kennelijk om amfetamine gaat, is onvoldoende bewijs. Er had een onderzoek door het NFI of een ander gerechtelijk laboratorium ingesteld moeten worden om de voorlopige testuitslag te bevestigen.
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 06/850237-08) dient verdachte primair te worden vrijgesproken. Sommige bewijsmiddelen zijn niet wettig dan wel overtuigend. De verklaring van [slachtoffer C] mag niet als bewijs meewegen, omdat zij niet als getuige is gehoord door de politie. Zij zat erbij toen aangever [slachtoffer B] zijn verhaal vertelde. Nadat zij zijn versie van het verhaal had gehoord, heeft zij haar eigen verhaal gedaan. Haar waarneming is gekleurd door wat zij van [slachtoffer B] heeft gehoord. In de verklaringen van [slachtoffer B] en [getuige C] zitten diverse tegenstrijdigheden. Deze tegenstrijdigheden zien met name op de plek waar [slachtoffer B] op het hoofd is geraakt en hoe vaak verdachte heeft geslagen en wegen zodanig zwaar, dat niet gezegd kan worden dat het om betrouwbare verklaringen gaat. In de verklaringen van [getuige C] zijn ook tegenstrijdigheden te vinden ten aanzien van de plaats van het incident. Op basis van bovenstaande argumenten is de raadsvrouw van mening dat de verklaringen van [getuige C] onbetrouwbaar zijn. Zijn verklaringen mogen derhalve niet voor het bewijs worden gebezigd. De verklaring van verdachte, dat hij werd aangevallen door [slachtoffer B] en zich tegen deze aanval moest verdedigen, is in de zienswijze van de raadsvrouw niet ongeloofwaardig. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij op [slachtoffer B] was afgelopen, hem een hand heeft gegeven en is weggelopen. Dat is door [slachtoffer B] ook bevestigd. Op het moment dat verdachte wegliep richting zijn fiets, had [slachtoffer B] de auto achteruit kunnen rijden en weg kunnen gaan. Hij heeft dat niet gedaan en is uit de auto gestapt. Het is aannemelijk dat [slachtoffer B] boos is geworden op verdachte, door een opmerking van verdachte, en dat hij verdachte heeft aangevallen in plaats van andersom. [slachtoffer A] heeft bevestigd dat [slachtoffer B] op verdachte begon in te slaan. Subsidiair doet de raadsvrouw een beroep op noodweer, doordat verdachte zichzelf moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van [slachtoffer B].
Van de feiten 2 en 3 dient verdachte naar de mening van de raadsvrouw te worden vrijgesproken. Deze feiten bevatten dezelfde gedraging en er is sprake van twee keer hetzelfde feit, zij het dat er een ander etiket op is geplakt. Als de vernieling door verdachte al zou kunnen worden bewezen, kan er maar voor één feit een veroordeling volgen. Uit de concretisering van feit 2 blijkt dat het openlijke geweld bestond uit het slaan met een hockeystick tegen de auto en/of de achterruit van de auto, tengevolge waarvan één of meer ruiten brak(en). Waar de openlijke geweldpleging tegen personen uit bestond, wordt niet geconcretiseerd. [slachtoffer B] heeft verklaard dat een vrouw met de hockeystick tegen de auto en op de achterruit sloeg. [slachtoffer C] heeft dat bevestigd, maar haar verklaring kan zoals eerder gezegd niet voor het bewijs worden gebezigd. [getuige C] heeft verklaard dat [slachtoffer A] met de hockeystick tegen de auto en achterruit heeft geslagen en [slachtoffer A] heeft bekend dat zij tegen de auto heeft geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij op de ruit heeft geslagen, maar hiervoor is geen steunbewijs. Er is naar de mening van de raadsvrouw geen bewijs dat verdachte samen met een ander, dan wel alleen met de hockeystick op de auto heeft geslagen.
D. Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 06/460479-08
Feit 1:
4.4 Uit het ambtelijke verslag (eindnoot 9) van de politie is gebleken, dat [slachtoffer A] geen aangifte van mishandeling tegen haar vriend durfde te doen. Zij is bang voor de vrienden van verdachte, die hij heeft ontmoet in de gevangenis. Zij heeft telefonisch een verklaring afgelegd, te weten dat op 26 september 2008 verdachte en zij naar het café waren geweest. Zij hadden alcohol gedronken. Eenmaal thuis gekomen begon verdachte haar te duwen en te slaan. Ze zei dat ze aanvankelijk had gehoopt dat alles goed zou gaan tussen hen, maar het ging al snel weer fout.
4.5 Uit de medische gegevens (eindnoot 10) en verklaringen van de buren [getuige A] (eindnoot 11) en [getuige B] (eindnoot 12) betreffende [slachtoffer A] is gebleken, dat zij meerdere blauwe plekken op haar hoofd had en snijwonden aan haar linkerhand en linkeronderarm.
4.6 Verdachte heeft verklaard dat hij voor zijn aanhouding acht of negen halve liters bier heeft gedronken. Daarnaast heeft hij medicijnen geslikt. Hij heeft [slachtoffer A] minimaal één keer op haar kin geslagen. Hij weet voor het overige niet meer precies hoe en waar hij geslagen heeft.
4.7 Ten aanzien van feit 1 van de dagvaarding met parketnummer 06/460479-08 is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer A] heeft geschopt en evenmin dat hij haar met een stoel of een zwaar voorwerp heeft geslagen dan wel dit voorwerp in haar richting heeft gegooid. Verdachte heeft alleen bekend dat hij haar meermalen met zijn handen heeft geslagen. Nu ten aanzien van het schoppen en het slaan dan wel gooien met een stoel of een zwaar voorwerp geen steunbewijs in het dossier aanwezig is, dient verdachte voor dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Op basis van de aangifte van [slachtoffer A], de medische gegevens en verklaringen van de buren omtrent haar verwondingen en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte haar meermalen heeft geslagen, waardoor zij pijn en letsel heeft ondervonden.
Feit 2:
4.8 Uit het proces-verbaal van de Narco-test (eindnoot 13) is gebleken, dat tijdens de fouillering van verdachte op 26 september 2008 een gripzakje werd aangetroffen met daarin een wit op amfetamine gelijkend poeder. Uit de test van de witte stof is gebleken dat er een oranje verkleuring in de testbuis is ontstaan, nadat de witte stof was toegevoegd. Hierdoor kan gesteld worden dat de witte stof kennelijk amfetamine bevatte. Amfetamine is een stof die voorkomt op lijst I van de Opiumwet. Het witte poeder had een totaalgewicht van 1,2 gram.
4.9 Verdachte heeft bij de politie (eindnoot 14) verklaard dat hij op 26 september 2008 speed heeft gehaald om ’s avonds met [slachtoffer A] te gebruiken.
4.10 Ten aanzien van feit 2 van de dagvaarding met parketnummer 06/460479-08, is de rechtbank van oordeel dat de enkele suggestie van de raadsvrouw dat het poeder dat bij verdachte is aangetroffen geen speed was, onvoldoende is om niet tot een bewezenverklaring te komen. In verdachtes beleving bestaat er geen twijfel dat hij speed bij zich heeft gehad. Hij heeft de speed immers gekocht om het samen met [slachtoffer A] te gebruiken. Daar komt bij dat verdachte geoefend gebruiker is die zich, naar de rechtbank aanneemt, niet op een onbekend adres iets verkeerds in handen laat stoppen. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen. De rechtbank acht op basis van het proces-verbaal van de narco-test en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1,2 gram speed, zijnde amfetamine, opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Parketnummer 06/850237-08
4.11 Bij de politie (eindnoot 15) heeft [slachtoffer B] verklaard dat hij op 20 oktober 2008 met zijn vriendin [slachtoffer C] en zoontje [naam zoontje] over de Flevoweg te Zeewolde reed. Hij kreeg een meningsverschil met een man die al slingerend zijn fiets voor aangevers auto gooide, waardoor aangever plotseling moest remmen. Hij zag dat de man een slot van zijn fiets pakte. De man haalde uit en sloeg met het kettingslot met kracht op het hoofd van aangever. Aangever voelde veel pijn en de wond op zijn hoofd begon direct te bloeden. Hij is naar zijn auto gerend, maar de man kwam achter hem aan en bleef maar uithalen met het kettingslot. Aangever heeft het slot een aantal keren kunnen afweren met zijn armen. Aangever wilde zich verdedigen en heeft de man met een kinderhockeystick geslagen. Op een gegeven moment brak de stick af. Aangever is weggerend naar het huis van een vriend en heeft tegen zijn vriendin geroepen dat zij de deuren van de auto op slot moest doen. Toen aangever omkeek, zag hij de vrouw van de man op zijn auto rammen met de hockeystick. Zij raakte de motorkap en het dak. Zij heeft ook het achterraam van de auto ingeslagen.
4.12 Uit de medische gegevens (eindnoot 16) betreffende [slachtoffer B] is gebleken dat hij een gehechte en geplakte wond op zijn behaarde hoofd had en twee kleine wondjes op zijn linkerbovenarm met onderliggende zwelling, passend bij een kneuzing. Ook had hij een klein wondje op zijn rechteronderarm met onderliggende lichte kneuzing.
4.13 [getuige C] heeft bij de politie en de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Bij de politie heeft [getuige C] (eindnoot 17) verklaard dat hij op 20 oktober 2008 over het Flevoplein richting de Flevoweg in Zeewolde liep. Hij zag dat een man een kettingslot pakte en hiermee een paar keer op het hoofd van een andere man – naar later bleek de bestuurder van de auto – sloeg. De bestuurder pakte vervolgens uit zijn auto een hockeystick en sloeg de man terug. De man met het kettingslot had een vrouw bij zich, die zich ermee ging bemoeien. Zij pakte de hockeystick af en liep richting de auto. Zij sloeg de achterruit van de auto in.
Bij de rechter-commissaris (eindnoot 18) heeft hij aanvullend verklaard dat hij begreep dat de man de hockeystick van zijn zoontje pakte, omdat het een kleine stick was en toen [getuige C] dichterbij de auto kwam, hij het zoontje zag zitten. [getuige C] weet zeker dat de bestuurder van de auto eerst klappen kreeg met het slot en daarna pas de hockeystick uit de auto haalde.
4.14 Bij de politie heeft verdachte (eindnoot 19) verklaard dat hij zag dat de bestuurder van de auto was uitgestapt en het achterportier opende om een hockeystick te pakken. Verdachte had het fietsslot al in zijn hand. Verdachte zag en hoorde dat de man hem tot vijf keer toe sloeg me de stick en daarbij probeerde zijn hoofd te raken. Verdachte zag en voelde dat hij op zijn linkerpols werd geslagen en dat de hockeystick brak. De man rende weg en verdachte is naar de auto gelopen en heeft de achterruit ingeslagen. Zijn vriendin Van de Ploeg heeft ook klappen tegen de auto gegeven. Verdachte wist dat er nog meer personen in de auto zaten.
4.15 Ten aanzien van feit 1 van de dagvaarding met parketnummer 06/850237-08 heeft de raadsvrouw van verdachte bepleit dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, nu de verklaringen van [slachtoffer C] en [getuige C] niet mee kunnen wegen ten aanzien van het bewijs. De verklaring van [slachtoffer C] zou niet wettig zijn, nu zij geen verklaring als getuige heeft afgelegd en zij bij de aangifte van [slachtoffer B] aanwezig is geweest alvorens zelf een verklaring af te leggen. De verklaring van [getuige C] zou niet overtuigend zijn, nu hij innerlijk tegenstrijdig heeft verklaard en zijn verklaring niet overeenkomt met de aangifte van [slachtoffer B]. Bovendien heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van letsel aan [slachtoffer B]. Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat verdachte en [slachtoffer B] over en weer hebben geslagen. Verdachte heeft met een fietsslot geslagen en [slachtoffer B] met een (kinder)hockeystick. De rechtbank is voorts van oordeel dat in onderhavige zaak twee partijen tegenover elkaar staan, te weten [slachtoffer B] en [slachtoffer C] enerzijds en verdachte en [slachtoffer A] anderzijds. [getuige C] is een getuige, van wie aannemelijk is geworden dat hij geen belang heeft bij het kiezen van één van de partijen. De rechtbank hecht veel waarde aan deze objectieve getuige, te meer nu hij een verklaring heeft afgelegd over wat hij – als onpartijdige getuige in het geheel – heeft waargenomen. De verklaring van [getuige C] komt overeen met de verklaringen van verdachte en [slachtoffer B], in die zin dat ook [getuige C] heeft verklaard dat over en weer door verdachte en [slachtoffer B] met respectievelijk een fietsslot en een hockeystick is geslagen. [getuige C] heeft evenals aangever [slachtoffer B] verklaard dat verdachte is begonnen met het slaan met een fietsslot op [slachtoffer B] en dat [slachtoffer B] zich daartegen heeft verdedigd met een hockeystick. [getuige C] heeft op de hoofdpunten bij de politie en de rechter-commissaris, dit laatste in het bijzijn van de raadsvrouw, consistent verklaard. Hij heeft beide keren verklaard dat er door verdachte en [slachtoffer B] is geslagen en dat verdachte hiermee is begonnen en [slachtoffer B] zich hiertegen heeft verdedigd. Dat [getuige C] naar de mening van de raadsvrouw op enkele – voor de bewezenverklaring minder relevante – punten niet consistent is geweest, doet daaraan niet af. Het verweer van de raadsvrouw wordt eveneens verworpen.
Voorts heeft de raadsvrouw betwist dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van letsel van [slachtoffer B]. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet met zich brengt, nu hij door met een hangslot met daaraan een massief ijzeren deel op het hoofd van [slachtoffer B] te slaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer B] zwaar zou mishandelen. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
De rechtbank acht op basis van de aangifte van [slachtoffer B], de getuigenverklaring van [getuige C] en de verklaring van verdachte bij de politie het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, te weten dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer B] zwaar te mishandelen door hem meermalen met kracht met een fietsslot tegen het hoofd en het lichaam te slaan. De verklaring van [slachtoffer C] laat de rechtbank in dit verband buiten beschouwing, nu zij deze niet bezigt voor de bewezenverklaring van dit feit.
4.16 Ten aanzien van de feiten 2 en 3 van de dagvaarding met parketnummer 06/850237-08 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte in ieder geval van één feit dient te worden vrijgesproken, nu twee keer hetzelfde feitencomplex ten laste is gelegd en er alleen een ander etiket op is geplakt. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de feiten 2 en 3 op grond van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht de regeling van eendaadse samenloop van toepassing is, nu het feit zoals dat ten laste is gelegd in meer dan één strafbepaling valt. Het verweer van de raadsvrouw wordt in zoverre gevolgd. De rechtbank is voorts van oordeel dat het geweld dat verdachte heeft gebruikt, tot uitdrukking is gekomen door het slaan op de auto en de achterruit, en dat het geweld niet was gericht op de personen in (de nabijheid van) de auto. Verdachte dient naar het oordeel van de rechtbank van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Op basis van de aangifte van [slachtoffer B], de getuigenverklaring van [getuige C] en de verklaring van verdachte bij de politie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, met een afgebroken hockeystick en een fietsslot geweld heeft gepleegd ten aanzien van de auto, tengevolge waarvan een autoruit is gebroken en de auto is beschadigd.
4.17 Op grond van de hiervoor onder 4.4 tot en met 4.16 genoemde wettige bewijsmiddelen, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 (parketnummer 06/460479-08) en 1 primair, 2 en 3 (parketnummer 06/850237-08) tenlastegelegde heeft begaan.
5. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 06/460479-08
1:
Hij op 26 september 2008 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] meermalen met kracht in het gezicht en tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2:
Hij op 26 september 2008 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,2 gram zogenaamde speed, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Parketnummer 06/850237-08
1 primair:
Hij op 20 oktober 2008 te Zeewolde ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, met kracht met een hangslot/fietsketting tegen en op het hoofd en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer B] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2:
Hij op 20 oktober 2008 te Zeewolde met een ander op of aan de openbare weg, Flevoweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een personenauto, welk geweld bestond uit het slaan met een hockeystick en een fietsslot tegen voornoemde personenauto en tegen autoruiten van voornoemde personenauto, tengevolge waarvan één autoruit brak.
3:
Hij op 20 oktober 2008 te Zeewolde tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, toebehorende aan [slachtoffer B], heeft beschadigd.
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
7.1 Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 06/850237-08 heeft de raadsvrouw een beroep op noodweer gedaan. De rechtbank grondt het wettige bewijs en de overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde onder 1 primair heeft begaan op de aangifte van [slachtoffer B] en de verklaring van getuige [getuige C], waarin zij verklaren dat de door verdachte ingezette aanval met het fietsslot in de richting van [slachtoffer B] en de verdediging door [slachtoffer B] met de hockeystick. Het verweer van de raadsvrouw dient te worden verworpen, nu – in de visie van de rechtbank – niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding jegens verdachte.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Parketnummer 06/460479-08
Feit 1: mishandeling;
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Parketnummer 06/850237-08
Feit 1 primair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
Feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andere toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop, aangezien deze feiten in meer dan één strafbepaling vallen, als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
8. Strafbaarheid van de verdachte
8.1 Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
9.1 De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt behandeling door De Waag en/of Tactus.
9.2 De raadsvrouw heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft bepleit dat een straf conform de duur van het voorarrest passend is.
9.3 Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.4 De rechtbank heeft bij de straftoemeting enerzijds rekening gehouden met de omstandigheid dat zij minder heeft bewezenverklaard dan is meegenomen in de eis van de officier van justitie, namelijk dat zij het openlijke geweld tegen personen niet bewezen heeft verklaard. Bovendien heeft de rechtbank ten aanzien van de feiten 2 en 3 de regeling van eendaadse samenloop uit artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht toegepast. Anderzijds tilt de rechtbank zwaar aan de gebeurtenissen bij de auto van [slachtoffer B] en het effect dat het geweld van verdachte heeft gehad op het vijfjarige kind dat op de achterbank van de auto zat en glas van de ingeslagen achterruit over zich heen kreeg.
9.5 De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte de feiten heeft gepleegd kort na een eerdere veroordeling ter zake soortgelijke feiten en de recidive van verdachte ten aanzien van dit soort feiten. Verdachte liep in de proeftijd van een eerdere veroordeling en de rechtbank heeft – ten nadele van verdachte – rekening gehouden met zijn justitiële documentatie, waaruit is gebleken dat verdachte reeds vele malen eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Hij is laatstelijk op 20 maart 2008 door de meervoudige kamer van de rechtbank Zwolle is veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf voor (poging tot zware) mishandeling. Om deze redenen is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het tot dusver ondergane voorarrest.
9.6 Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van 14 (veertien) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal hiervan 4 (vier) maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. Aan deze voorwaardelijke straf wordt de bijzondere voorwaarde gekoppeld, dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt behandeling door De Waag en/of Tactus. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
10. Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter te Utrecht van 18 april 2007 (parketnummer 16/615041-07) voorwaardelijk opgelegde 48 dagen gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 27, 45, 47, 55, 57, 91, 141, 300, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte met betrekking tot parketnummer 06/460479-08 het onder 1 en 2 en met betrekking tot parketnummer 06/850237-08 het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Parketnummer 06/460479-08
Feit 1: mishandeling;
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Parketnummer 06/850237-08
Feit 1 primair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
Feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andere toebehoort, beschadigen.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
• bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
• stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt behandeling door De Waag en/of Tactus;
• geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van rechtbank te Utrecht van 18 april 2007, te weten van:
48 dagen gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Van den Dungen en Van Beuge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2009.
Eindnoten
(1) Wanneer hierna met betrekking tot de feiten op de dagvaarding met parketnummer 06/460479-08 (pleegdatum 26 september 2008) wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/08-207891, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, District Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 29 september 2008.
Wanneer hierna met betrekking tot de feiten op de dagvaarding met parketnummer 06/850237-08 (pleegdatum 20 oktober 2008) wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2008076425, Regiopolitie Flevoland, District Zuid, Basiseenheid Zeewolde, gesloten en ondertekend op 28 oktober 2008.
(2) Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina’s 29 en 30.
(3) Proces-verbaal van aanhouding, dossierpagina’s 21 en 22.
(4) Bevel tot inverzekeringstelling, dossierpagina 25.
(5) Proces-verbaal Narco-test, ongenummerd.
(6) Relaasproces-verbaal, dossierpagina 5.
(7) Proces-verbaal van aanhouding, dossierpagina’s 49 en 50.
(8) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B], dossierpagina’s 9 tot en met 13.
(9) Ambtelijk verslag, dossierpagina’s 29 en 30.
(10) Medische gegevens betreffende [slachtoffer A] (schriftelijk bescheid), dossierpagina 11.
(11) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], dossierpagina’s 31 en 32.
(12) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], dossierpagina’s 34 en 35.
(13) Proces-verbaal Narco-test, ongenummerd.
(14) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 46.
(15) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B], dossierpagina’s 9 tot en met 12.
(16) Medische gegevens betreffende [slachtoffer B] (schriftelijk bescheid), dossierpagina’s 43 en 44.
(17) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], dossierpagina’s 20 en 21.
(18) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], los document, ongenummerd.
(19) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina’s 56 tot en met 63.