RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580521-08
Uitspraak d.d.: 24 februari 2009
Tegenspraak – dip
Raadsvrouw: mr. Scholten
[verdachte]
geboren te [plaats op 1986],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het HvB Ooyerhoekseweg, Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2009.
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre
opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan [adres A], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een
of meer conife(e)r(en) aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met een of meer conife(e)r(en), althans met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan een of meer conife(e)r(en) geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor een of meerdere (andere) conife(e)r(en) en/of de woning aan
[adres A], in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 18)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 26 september 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre
opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan [adres B], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een
aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met een of meer conife(e)r(en), althans met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een of meer conife(e)r(en)
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meerdere (andere) conife(e)r(en)
en/of de woning aan de [adres B], in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, en/of gemeen gevaar voor personen (in de genoemde
woning) te duchten was;
(zaak 15)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 augustus
2008 tot en met 2 september 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre
opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan [adres C], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een
aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met een of meer conife(e)r(en), althans met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een of meer conife(e)r(en)
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meerdere (andere) conife(e)r(en) en/of een tuinpaviljoen met 2 tuinstoelen en/of (het glas van) een schuifpui en/of een whirlpool en/of (30) althans een aantal buxussen en/of 3 bessenstruiken en/of een woning aan [adres C], in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 9)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 6 augustus 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre
opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan de [adres D en/of E], immers heeft verdachte toen aldaar
opzettelijk met een aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, in elk
geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer
conife(e)r(en), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een
of meer conife(e)r(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meerdere (andere)
conife(e)r(en) en/of de woning aan de [adres D en/of E],
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 6)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 13 april 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre
opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan de
[adres F], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een
aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met een of meer conife(e)r(en), althans met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een of meer conife(e)r(en)
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meerdere (andere) conife(e)r(en)
en/of de woning aan de [adres F], in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
(zaak 1)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks zondag 7 september te Lichtenvoorde, gemeente Oost-Gelre
opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan de
[adres G], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een
aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met een of meer conife(e)r(en), althans met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een of meer conife(e)r(en)
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer andere conife(e)r(en) en/of de
aangrenzende woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten
was;
(zaak 11)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs(voetnoot 1)
4.1. Op 19 oktober 2008 is de coniferenhaag aan [adres A] te Lichtenvoorde in brand gestoken. Er is ongeveer een meter van de haag en een hoge conifeer achter de haag afgebrand.(voetnoot 2) Verdachte heeft dit feit bekend.(voetnoot 3)
4.2. Tussen 26 en 27 september 2008 is er brand gesticht aan de [adres B]. Er is ongeveer 3 meter haag verbrand.(voetnoot 4) Verdachte heeft dit feit bekend.(voetnoot 5) Uit het proces-verbaal brandonderzoek blijkt dat wanneer de brand niet was geblust, het vuur zich had kunnen uitbreiden naar de uitbouw van de slaapkamer op perceel [adres H] en naar perceel [adres B].(voetnoot 6)
4.3. Op 31 augustus 2008 is de coniferenhaag aan [adres C] te Lichtenvoorde in brand gestoken.(voetnoot 7) De helft van de heg, een deel van het tuinpaviljoen en twee tuinstoelen, het glas van de schuifpui, een whirlpool, 30 buxussen en 3 bessenstruiken zijn verbrand en beschadigd geraakt.(voetnoot 8) Verdachte heeft dit feit bekend.(voetnoot 9)
4.4. Op 6 augustus 2008 is de coniferenheg aan [adres D en E] in brand gestoken. Ongeveer de helft van de coniferenheg is verbrand.(voetnoot 10) Verdachte heeft dit feit bekend.(voetnoot 11)
4.5. Op 13 april 2008 is de coniferenhaag aan de [adres F] te Lichtenvoorde in brand gestoken. Er is brandschade aan de haag.(voetnoot 12) Verdachte heeft dit feit bekend.(voetnoot 13)
4.6. Op 7 september 2008 is de coniferenhaag aan [adres G] te Lichtenvoorde in brand gestoken. Er is ongeveer 3 meter haag afgebrand.(voetnoot 14) Verdachte heeft dit feit bekend.(voetnoot 15)
B. Standpunt van het openbaar ministerie
4.7. De officier van justitie heeft allereerst aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde brandstichtingen, op grond van de verschillende aangiften, foto’s, getuigenverklaringen en de bekennende verklaringen van verdachte.
4.8. Ten aanzien van het ten laste gelegde gemeen gevaar voor de verschillende woningen heeft de officier van justitie aangevoerd dat dit niet bewezen kan worden geacht voor wat betreft de feiten 1 en 3 tot en met 6, aangezien daarvoor enkel de verklaringen van de aangevers als bewijs kunnen dienen en enig brandtechnisch onderzoek ontbreekt.
4.9. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat gemeen gevaar voor de woning [adres H] en personen bewezen kan worden geacht, op grond van het proces-verbaal brandonderzoek. De passage ‘in de genoemde woning’, verwijzende naar de [adres B], dient ofwel uitgestreept te worden, ofwel als een kennelijke schrijffout te worden beschouwd.
4.10. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het gemeen gevaar voor de ten laste gelegde goederen bewezen kan worden geacht op grond van de aangifte en het feit dat verdachte dit niet ontkent.
C. Standpunt van de verdachte, de verdediging
4.11. De raadsvrouw heeft allereerst betoogd dat verdachte alle feiten bekend heeft.
4.12. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat het gemeen gevaar voor de woningen in de feiten 1 en 3 tot en met 6 niet bewezen kan worden.
4.13. Tenslotte heeft de raadsvrouw betoogd dat het gemeen gevaar voor personen niet bewezen kan worden, nu expliciet gevaar voor personen in de woning op [adres B] ten laste is gelegd, terwijl uit het proces-verbaal brandonderzoek blijkt dat, zo er al gevaar voor personen geweest is, dit betrekking had op [adres H].
D. Beoordeling door de rechtbank
4.14. Ten aanzien van de feiten 1 en 3 tot en met 5 overweegt de rechtbank dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzondering van het gemeen gevaar voor de woningen, gelet op de verschillende aangiften en de bekennende verklaringen van verdachte.
4.15. Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat uit het proces-verbaal brandonderzoek blijkt dat er door deze brandstichting gemeen gevaar voor personen in de [adres H] te duchten was.
De raadsvrouw heeft betoogd dat specifiek ten laste is gelegd gemeen gevaar voor personen in [adres B] van voormelde straat, en dat gemeen gevaar voor personen in [adres H] derhalve niet bewezen kan worden.
Nu de passage “in de genoemde woning”, verwijzende naar de [adres B], tussen haakjes is geplaatst, is de rechtbank van oordeel dat deze passage kan worden uitgestreept zonder de grondslag van de tenlastelegging te verlaten. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangifte, de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal brandonderzoek.
4.16. Ten aanzien van feit 6 constateert de rechtbank dat, tengevolge van een kennelijke vergissing, in de tenlastelegging als pleegdatum enkel ‘zondag 7 september’ is opgenomen, zonder vermelding van een jaartal. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In 2008 viel 7 september op een zondag. Gelet hierop brengt de vermelding "zondag 7 september" als pleegdatum voldoende tot uitdrukking dat zondag 7 september 2008 bedoeld is, aangezien in redelijkheid geen andere dag kan zijn bedoeld. Dit geldt temeer nu deze datum ligt binnen de periode van april tot en met oktober waarin de ten laste gelegde brandstichtingen zijn gepleegd. De vermelding van de pleegdatum op de tenlastelegging is mitsdien met voldoende nauwkeurigheid geschied. De rechtbank zal voormelde vergissing herstellen door het jaartal 2008 in te lezen. Verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat feit 6 wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van het gemeen gevaar voor de woning, op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 19 oktober 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan [adres A], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, ten gevolge waarvan meer coniferen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor meerdere (andere) coniferen te duchten was;
hij omstreeks 26 september 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan [adres B], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, ten gevolge waarvan meer coniferen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor meerdere (andere) coniferen en gemeen gevaar voor personen te duchten was;
hij op 31 augustus 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan [adres C], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, ten gevolge waarvan meer coniferen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor meerdere (andere) coniferen en een tuinpaviljoen met 2 tuinstoelen en (het glas van) een schuifpui en een whirlpool en 30 buxussen en 3 bessenstruiken te duchten was;
hij op 6 augustus 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan [adres D en E], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, ten gevolge waarvan meer coniferen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand terwijl daarvan gemeen gevaar voor meerdere (andere) coniferen te duchten was;
hij op 13 april 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan de [adres F], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, ten gevolge waarvan meer coniferen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor meerdere (andere) coniferen te duchten was;
hij op zondag 7 september 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost-Gelre opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer conife(e)r(en) aan [adres G], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een of meer conife(e)r(en) aangestoken, ten gevolge waarvan meer coniferen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor meer andere coniferen te duchten was.
6. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1 Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
2 Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
3 Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
4 Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
5 Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
6 Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
8. Strafbaarheid van de verdachte
8.1 Omtrent de persoon van verdachte is een psychologisch rapport (voetnoot 16) opgemaakt door de klinisch-psycholoog / psychotherapeut Kobussen.
Uit voormeld rapport komt onder meer naar voren dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, gekenmerkt door paranoïde en obsessief-compulsieve persoonlijkheidstrekken, lacunaire gewetensfuncties, een weinig gedifferentieerd gevoelsleven, sociale onvaardigheid, minderwaardigheidsgevoelen, geringe verbale vermogens en beperkte adequate copingsvaardigheden, en tevens een ziekelijke stoornis in de vorm van een stoornis in de impulsbeheersing, misbruik van alcohol en een leesstoornis. Hierdoor wordt verdachte beperkt in het sociaal contact met anderen, hetgeen spanningen bij hem oproept. Het stichten van brand is voor hem een manier om zijn spanningen te verlichten en vanwege de stoornis in de impulsbeheersing kon hij geen weerstand bieden aan de drang daartoe. Op grond van deze gegevens dient verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Deze stoornis bestond ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedrag, zodat het ten laste gelegde, indien bewezen geacht, daar gedeeltelijk uit verklaard kan worden.
8.2 De psycholoog adviseert een voorwaardelijke strafdeel met proeftijd, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering en een poliklinische behandeling bij Adhesie GGZ te Deventer, Mediant GGZ te Enschede of een soortgelijke instelling.
8.3 Met de conclusies van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
8.4 Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
9.1 De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit en een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften die hem worden gegeven door of namens de reclassering, ook als die inhouden dat verdachte zich poliklinisch zal laten behandelen in een door de reclassering aan te wijzen instelling.
9.2 De raadsvrouw heeft betoogd dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Verdachte kan zich vinden in een poliklinische behandeling. De huidige detentie heeft echter een negatieve uitwerking op hem, terwijl het juist ook voor de maatschappij belangrijk is dat hij behandeld wordt. Derhalve heeft de raadsvrouw voorgesteld een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan de voorlopige hechtenis en een lange voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een poliklinische behandeling.
9.3 De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.4 Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer een half jaar meerdere malen schuldig gemaakt aan brandstichting, waarbij telkens coniferen en/of andere goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en waarbij tevens eenmaal gevaar voor personen te duchten was.
9.5 De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de vier ter kennisneming gevoegde brandstichtingen. Verdachte heeft bekend ook deze feiten te hebben gepleegd en de officier van justitie heeft toegezegd dat hiervoor geen verdere strafvervolging zal volgen.
9.6 Verdachte heeft met de gepleegde brandstichtingen geen enkel respect getoond voor andermans bezittingen. Verdachte heeft branden binnen de bebouwde kom in de nabijheid van woningen gesticht. Ten minste eenmaal heeft verdachte, door aldus te handelen personen ernstig in gevaar gebracht, nu brand zich immers snel en onbeheerst kan ontwikkelen en de rookontwikkeling alleen al levensbedreigend kan zijn. Door de brandstichtingen is aanzienlijke materiële schade veroorzaakt. Dat bij deze branden geen slachtoffers zijn gevallen, danwel geen grotere schade is aangericht is een zeer gelukkige omstandigheid, die geenszins aan verdachte te danken is. Bovendien hebben de branden voor veel onrust en gevoelens van onveiligheid in Lichtenvoorde gezorgd.
9.7 De rechtbank tilt zwaar aan de brandstichtingen en is van oordeel dat op dergelijke feiten in principe niet anders kan worden gereageerd dan door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, teneinde de ernst van de feiten te benadrukken maar tevens mogelijk te maken dat binnen een afzienbare termijn aan de voor verdachte noodzakelijke, door de psycholoog geadviseerde behandeling kan worden begonnen.
9.8 De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister slechts twee keer eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, met zijn jeugdige leeftijd, met zijn houding ter terechtzitting, waarbij hij de bewezen verklaarde feiten heeft bekend en waar hij spijt heeft betuigd van zijn daden, en met de hiervoor onder 8.1 vastgestelde enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van de brandstichtingen.
9.9 De rechtbank acht een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van 20 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar onder de algemene voorwaarde dat hij zich niet opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit, en met een proeftijd van twee jaar onder de bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften die hem worden gegeven door of namens de reclassering, ook als die inhouden dat hij zich poliklinisch zal laten behandelen door Adhesie GGZ te Deventer, Mediant GGZ te Enschede, dan wel in een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling.
10 Vorderingen tot schadevergoeding
10.1 De [benadeelde partij A] (voetnoot 17) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces.
10.1.1 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien deze betrekking heeft op een feit dat niet ten laste is gelegd.
10.1.2 De raadsvrouw is hetzelfde oordeel toegedaan.
10.1.3 De rechtbank zal de [benadeelde partij A] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu deze betrekking heeft op een niet ten laste gelegd feit. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
10.2 De [benadeelde partij B] (voetnoot 18) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 200,-, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het vierde ad informandum ten laste gelegde feit.
10.2.1 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien deze betrekking heeft op een feit dat enkel ad informandum ten laste is gelegd.
10.2.2 De raadsvrouw is hetzelfde oordeel toegedaan.
10.2.3 De rechtbank zal de [benadeelde partij B] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu deze betrekking heeft op een ad informandum ten laste gelegd feit. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
10.3 De [benadeelde partij C] (voetnoot 19) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.124,12,-, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde feit.
10.3.1 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, aangezien de vordering voldoende onderbouwd is en het een niet onredelijk bedrag betreft. De officier van justitie heeft daarnaast de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
10.3.2 De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien de benadeelde partij reeds een bedrag van € 1.055,- vergoed heeft gekregen door de verzekering, en dit een redelijk bedrag is voor de geleden schade.
10.3.3 De rechtbank zal de [benadeelde partij C] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Blijkens de aangifte is door de brandstichting enkel schade aan coniferen ontstaan, terwijl de benadeelde meer kostenposten heeft opgevoerd dan de vervanging van deze coniferen. De vordering is derhalve onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
10.4 De [benadeelde partij D](voetnoot 20) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 300,- voor geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
10.4.1 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, aangezien de vordering voldoende onderbouwd is en het een niet onredelijk bedrag betreft. De officier van justitie heeft daarnaast de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
10.4.2 De raadsvrouw heeft de vordering betwist, aangezien de immateriële schade zou bestaan uit angst- en slaapstoornissen, terwijl de benadeelde partij voorafgaand aan het feit reeds angstig was. Voor zover de vordering wordt toegewezen heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de toewijzing beperkt dient te blijven tot een bedrag van € 200,-, gelet op het arrest van de rechtbank Almelo waarop de vordering is gebaseerd.
10.4.3 De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk geworden is dat de benadeelde schade heeft geleden als gevolg van de gestichte brand. Het meerdere van de vordering ten opzichte van het toegekende bedrag in de Almelose zaak is te vinden in de omstandigheid dat in die zaak enkel gemeen gevaar voor de woning aanwezig was, terwijl er in de onderhavige zaak tevens sprake was van gemeen gevaar voor personen. Dit rechtvaardigt derhalve het gevorderde bedrag van € 300,-. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen. De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
10.5 De benadeelde [benadeelde partij E] (voetnoot 21) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit.
10.5.1 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, aangezien de vordering voldoende onderbouwd is en het een niet onredelijk bedrag betreft. De officier van justitie heeft daarnaast de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
10.5.2 De raadsvrouw is hetzelfde oordeel toegedaan.
10.5.3 Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen. De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk
11 Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van de onder 10.4 en 10.5 genoemde slachtoffers.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, en 6 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
2. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
3. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
4. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
5. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
6. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich poliklinisch zal laten behandelen door Adhesie GGZ te Deventer, Mediant GGZ te Enschede, dan wel in een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van de betreffende instelling zullen worden gegeven;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* verklaart de navolgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering.
Benadeelde partij
1. [benadeelde partij A]
[adres ]
[plaats]
2. [benadeelde partij B]
[adres]
[plaats]
3. [benadeelde partij C]
[adres]
[plaats]
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit en voorts vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag Datum feit
1. [benadeelde partij D] € 300,- 26 september 2008
[adres B]
[plaats]
Rek.nr. [nummer]
2. [benadeelde partij E] € 500,- 13 april 2008
[adres F]
[plaats]
Rek.nr. [nummer]
* legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
1. [benadeelde partij D] € 300,- 6 dagen
[adres B]
[plaats]
2. [benadeelde partij E] € 500,- 10 dagen
[adres F]
[plaats]
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Van de Wetering en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roodenburg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 februari 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van de in wettelijke vorm opgemaakte processen- verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0640/08-208994 van 10 november 2008 (voor zover niet anders is vermeld).
2 Proces-verbaal van aangifte [naam 1], doorgenummerde dossierpagina 316-317.
3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 322.
4 Proces-verbaal van aangifte [naam 2], doorgenummerde dossierpagina 271.
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 287 en 291-292.
6 Proces-verbaal brandonderzoek, doorgenummerde dossierpagina 273-274.
7 Proces-verbaal van aangifte [naam 5], doorgenummerde dossierpagina 177, proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3], doorgenummerde dossierpagina 179-180, proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4], doorgenummerde dossierpagina 187-188.
8 Proces-verbaal van aangifte [naam 5], doorgenummerde dossierpagina 177.
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 194-195.
10 Proces-verbaal van aangifte [naam 6], doorgenummerde dossierpagina 147.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 155 en 157-158.
12 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij E], doorgenummerde dossierpagina 83, proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7], doorgenummerde dossierpagina 87.
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 100-101.
14 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij C], doorgenummerde dossierpagina 225.
15 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 235-236.
16 Monodisciplinair rapport van 15 januari 2009, ondertekend door de klinisch-psycholoog / psychotherapeut J.H.A.M. Kobussen.
17 Voegingsformulier [benadeelde partij A] d.d. 7 december 2008.
18 Voegingsformulier [benadeelde partij B] d.d. 8 december 2008.
19 Voegingsformulier [benadeelde partij C] d.d. 6 december 2008.
20 Voegingsformulier [benadeelde partij D] d.d. 19 december 2008.
21 Voegingsformulier benadeelde [benadeelde partij E] d.d. 6 december 2008.