ECLI:NL:RBZUT:2009:BH3043

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/361 PARKBL
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.P. van Baaren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 16 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Doetinchem over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiser, houder van een witte bedrijfswagen, ontving op 7 december 2007 een naheffingsaanslag omdat er geen geldig parkeerbewijs zichtbaar was in het voertuig. De parkeercontroleur had wel een parkeerkaartje aangetroffen, maar dit was niet zichtbaar geplaatst. De eiser stelde dat hij een geldig parkeerkaartje had gekocht en dit zichtbaar achter de voorruit had geplaatst. Hij overhandigde een kopie van het parkeerkaartje dat aantoont dat hij op 7 december 2007 om 16.48 uur had betaald voor parkeren tot 18.14 uur.

De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de parkeercontroleur, dat er geen geldig parkeerkaartje was waargenomen, niet als onweerlegbaar bewijs kan worden beschouwd. De eiser had de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren, wat hij deed door het tonen van het originele parkeerkaartje en foto’s van de voorruit van zijn voertuig. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de parkeerbelasting niet was voldaan, en verklaarde het beroep gegrond. De uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag werden vernietigd, en de gemeente Doetinchem werd verplicht het betaalde griffierecht van € 39,- aan de eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Reg.nr.: 08/361 PARKBL
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te [plaats],
eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Doetinchem
verweerder.
1. Procesverloop
Met dagtekening 7 december 2007, nummer 071207.1740.8002 heeft verweerder een naheffingsaanslag parkeerbelastingen opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 19 januari 2008 heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 27 februari 2008 beroep bij de rechtbank ingesteld op de daarin vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 3 februari 2009, waar eiser in persoon is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.G.J.D. Tenten en [parkeercontroleur], parkeercontroleur.
2. Motivering
Eiser is houder van een witte bedrijfswagen merk Mercedes Benz met kenteken [nummer].
Op 7 december 2007 heeft een parkeercontroleur omstreeks 17.40 uur deze bedrijfswagen aangetroffen aan het Hovenstraatje te Doetinchem. De parkeercontroleur heeft op evengenoemd tijdstip geconstateerd dat geen geldig betaalbewijs in het voertuig was aangebracht. Wel heeft hij een parkeerkaartje aangetroffen met nummer 5925 dat ondersteboven in het voertuig lag. Nu geen geldig parkeerkaartje zichtbaar achter de voorruit was geplaatst noch elders in de auto was aangetroffen, is aan eiser de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
De naheffingsaanslag is opgelegd ter zake van parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening parkeerbelastingen 2007 van de gemeente Doetinchem (de Verordening). Artikel 5, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat de vorenbedoelde belasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
Eiser heeft aangevoerd dat hij terzake van het parkeren van de auto bij de desbetreffende parkeerautomaat een parkeerkaartje had gekocht en dat hij dit kaartje duidelijk zichtbaar achter de voorruit van de auto had geplaatst. Eiser heeft in bezwaar een kopie van dit parkeerkaartje, met nummer 3182, overgelegd, waaruit blijkt dat dit op 7 december 2007 om 16.48 uur is verkregen tegen betaling van € 1,30. De parkeertijd eindigde op 7 december 2007 om 18.14 uur.
Verweerder heeft gesteld dat het achteraf tonen van een kaartje - ook volgens de jurisprudentie - niet het bewijs kan leveren dat de parkeerbelasting ten tijde van de controle was voldaan. Verweerder heeft in dat verband gesteld dat het gehele voertuig door twee parkeercontroleurs, waaronder [parkeercontroleur], uitvoerig is nagekeken en dat eiser een parkeerkaartje met een ander nummer, zijnde 3182, dan het bij de controle aangetroffen kaartje heeft overgelegd. Op grond daarvan stelt verweerder dat de door eiser gegeven verklaring niet aannemelijk is.
De bewijslast dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, rust op verweerder.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de verklaring van de parkeercontroleur, dat bij controle geen geldig parkeerkaartje is waargenomen, in het algemeen als toereikend bewijs dienen, maar geldt niet als onweerlegbaar bewijs. De belastingplichtige heeft de mogelijkheid tegenbewijs te leveren, bijvoorbeeld door het alsnog overleggen van een geldig parkeerkaartje. Daarbij geldt de vrije bewijsleer, hetgeen inhoudt dat de rechter vrij is in de keuze van de bewijsmiddelen en de waardering daarvan (arresten van de Hoge Raad van
8 januari 1997 en 11 juni 1997, LJN: AA3187 en AA2144).
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van hetgeen door eiser is gesteld, inhoudende dat hij het kaartje zichtbaar achter de vooruit heeft geplaatst. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser twee foto’s ingebracht, waarop een gedeelte van de voorruit van de auto is te zien. Dit gedeelte betreft het uiteinde van het dashboard aan de bestuurderskant, dat in een vakgedeelte naar beneden loopt. Volgens de geloofwaardige verklaringen van eiser en zijn echtgenote bevond het kaartje zich in dit vakgedeelte. Daar komt bij dat eiser een (kopie van een) geldig kaartje heeft overgelegd en ter zitting het origineel daarvan heeft getoond. Zoals eiser geloofwaardig heeft verklaard, lag het kaartje met nummer 5925 (geldig op 9 november 2008) direct achter de voorruit. Ook van dit kaartje heeft eiser ter zitting het origineel getoond. Verder acht de rechtbank van belang dat - zoals ter zitting door de parkeercontroleur is verklaard – de parkeercontrole in verband met de ingevallen duisternis met behulp van een lantaarn/zaklamp is uitgevoerd. Dit brengt de mogelijkheid met zich dat de parkeercontroleurs het kaartje over het hoofd hebben gezien.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder, tegenover de gemotiveerde betwisting door eiser, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan.
Nu aannemelijk is geworden dat de belasting op het voormelde tijdstip was betaald, kan de naheffingsaanslag niet in stand blijven. Het beroep is mitsdien gegrond.
Van proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht is niet gebleken.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar alsmede de daarbij gehandhaafde naheffingsaanslag;
- bepaalt dat de gemeente Doetinchem het betaalde griffierecht van € 39,- aan eiser vergoedt.
Aldus gegeven door mr. R.P. van Baaren en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2009 in tegenwoordigheid van M.G. van Engelen als griffier.