ECLI:NL:RBZUT:2009:BH2379

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
99641 - KG ZA 09-5
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot voorschot schadevergoeding gemeente wegens niet nakomen bestemmingsplan afspraken

In deze zaak vorderde eiseres, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam] VASTGOED B.V., een voorschot op schadevergoeding van de gemeente Heerde. Eiseres stelde dat de gemeente haar verplichtingen niet was nagekomen door niet mee te werken aan de herziening van het bestemmingsplan voor de locatie Beatrixweg 1-3 te Hoorn. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij aan haar inspanningsverplichting had voldaan. De gemeente had twee keer een negatief advies van de provincie Gelderland ontvangen, wat betekende dat zij niet kon worden verplicht om haar inspanningen om tot een planwijziging te komen door te zetten. Eiseres had niet voldoende onderbouwd dat de gemeente onzorgvuldig had gehandeld of dat er toezeggingen waren gedaan die niet waren nagekomen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet aansprakelijk was voor de door eiseres geleden schade, omdat de bestemmingsplanwijziging niet tot stand was gekomen door de negatieve adviezen van de provincie en de reacties van omwonenden. De vordering van eiseres werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 99641 / KG ZA 09-5
Vonnis in kort geding van 10 februari 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam] VASTGOED B.V.,
gevestigd te Vriezenveen, gemeente Twenterand,
eiseres,
advocaat mr. C.B. Gaaf te Zutphen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE HEERDE,
zetelend te Heerde,
gedaagde,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [eiseres],
- de pleitnota van de gemeente.
2. De feiten
2.1. [bestuurder van eiseres] B.V. (hierna: [bestuurder van eiseres]), de bestuurder van [eiseres], heeft in 2002 een bouw- en ontwikkelingsplan voorgelegd aan het College van B&W voor de realisatie van woningbouw op de locatie Beatrixweg 1-3 te Hoorn, gemeente Heerde.
2.2. Vervolgens zijn tussen partijen gesprekken gevoerd over het bouwen van woningen op voormelde locatie.
2.3. Bij brief van 24 maart 2004 heeft de gemeente aan de Initiatiefgroep Hoornerschool, de samenwerkingspartner van [eiseres], een brief gestuurd die onder meer het volgende inhoudt:
“(…) In uw brief vraagt u ons medewerking te verlenen aan een wijziging van het bestemmingsplan om woning bouw aan de Beatrixweg te Hoorn mogelijk te maken. Reeds geruime tijd geleden hebben wij besloten hieraan medewerking te verlenen. (…)
Alle communicatie en correspondentie is tot op heden gevoerd met [naam] van [bestuurder van eiseres] BV omdat wij meenden dat hij door alle initiatiefnemers als aanspreekpunt was aangewezen. (…)
Met [naam] zijn wij op dit moment in gesprek over de stedenbouwkundige schets voor het gebied. (…) Zodra over de stedenbouwkundige randvoorwaarden overeenstemming bestaat, zullen wij zo spoedig mogelijk overgaan tot het maken van een bestemmingsplan voor het gebied. (…)”
2.4. Bij brief van 17 februari 2005 heeft de gemeente [bestuurder van eiseres] onder meer het volgende medegedeeld:
“(…) Het plangebied beslaat de terreinen van (gedeelte) voormalige school, de voormalige gemeentelijke zoutloods, het coöperatiegebouw en [orgelbouwer]. De bedoeling is om 8 vrijstaande woningen en in het voormalig schoolgebouw 3 woningen te realiseren.
Bestemmingsplan
Het betreffende perceel heeft, op het gedeelte van de voormalige school na, in het geldende bestemmingsplan Hoorn een specifieke bedrijfsbestemming. Het gedeelte van de voormalige school is bestemd tot een met artikel 11 Wet op de Ruimtelijke Orde(n)ing (…) uit te werken bestemming “Eengezinshuizen”. De voorgestane woningbouw is dan ook op grond van de huidige bestemmingen niet mogelijk.
Voorwaarden medewerking
Wij hebben op 7 september 2004 besloten medewerking te verlenen aan uw verzoek, middels een partiële herziening van het bestemmingsplan Hoorn. Aan onze medewerking stellen wij de volgende voorwaarden:
1. uit een Flora- en fauna onderzoek dient te blijken dat er op het perceel geen beschermde plant- of diersoorten voorkomen. Mocht uit dit onderzoek blijken dat op het perceel een beschermde plant- of diersoort aanwezig is, zult u over een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (…) dienen te beschikken. (…)
2. ook dient uit een door u aan te dragen bodemonderzoek conform de norm NEN-5740 te blijken dat het betreffende perceel geschikt is voor de beoogde functie. (…)
3. op grond van de gemeentelijke exploitatieverordening dient u, voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd, een overeenkomst te hebben ondertekend over de exploitatie van het gebied. (…)
4. indien het wetsartikel met betrekking tot het verhalen van planschade op de aanvrager van kracht wordt, voordat de betreffende partiële herziening rechtskracht heeft gekregen, ondertekent u alsnog een overeenkomst dat u de eventuele als gevolg de gevolgde procedures toe te kennen planschadevergoedingen (…) als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (…) aan de gemeente zult voldoen.
(…)
Concept bestemmingsplan
Bijgaand treft u het inmiddels opgestelde concept bestemmingsplan aan. (…)
Vervolg van de procedure
Wanneer wij de als bijlage toegevoegde akkoordverklaring ondertekend retour hebben ontvangen, het hieronder genoemde legesbedrag op één van onderstaande rekeningnummers is overgeschreven en u het concept bestemmingsplan heeft gelezen, zullen wij de procedure vervolgen.
Ten eerste zal het concept bestemmingsplan, eventueel aangepast, door ons worden aangemerkt als voorontwerp bestemmingsplan en voor een periode van vier weken ter inzage worden gelegd. (…) Tevens zal het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het wettelijk vooroverleg worden toegezonden aan de provincie Gelderland, de VROM-Inspectie en het Waterschap Veluwe.
Wij maken u erop attent dat een partiële herziening van het bestemmingsplan een wettelijk voorgeschreven en met waarborgen omklede procedure kent, die de nodige tijd in beslag zal nemen en waarvan de uitkomst op voorhand niet voorspelbaar is. Zo dient het bestemmingsplan te worden goedgekeurd door de provincie Gelderland.
(…)”
2.5. Bij brief van 23 november 2005 heeft de provincie Gelderland (hierna: de provincie) de gemeente onder meer het volgende medegedeeld:
“(…) Vorenvermeld ontwerp-bestemmingsplan geeft de provinciale diensten aanleiding het volgende op te merken. (…) De diensten merken op dat het plangebied, volgens het Streekplan Gelderland 2005, gelegen is in een ecologische verbindingszone (evz), in en langs het Apeldoorns Kanaal. Het provinciale beleid voor ecologische verbindingszones (…) is verwoord in het streekplan (…). In het plangebied bevindt zich een groen gebied, dat een bijdrage levert aan de evz (de “verruigde tuin”). Het omzetten hiervan in bebouwd oppervlak is in strijd met de doelen van ons ruimtelijke beleid. De bestaande bebouwing langs te Beatrixweg vormt een barrière in deze ecologische verbindingszone. De barrière vergroten door langs het Apeldoorns kanaal nog acht woningen toe te voegen, vinden de diensten dan ook ongewenst. De diensten merken op dat het gestelde op pagina 7 van het bestemmingsplan: “Voor het plangebied geldt dat deze niet in of nabij een speciale beschermingszone is gelegen”, onjuist is.
(…)
De diensten komen tot de conclusie dat zij positief staan tegenover het herbestemmen van beide beeldbepalende gebouwen, de voormalige school en het voormalige coöperatiegebouw, maar constateren strijdigheid met het beleid met betrekking tot de bouw van de acht woningen (…). Zij adviseren voorliggend plan niet, of anders in beperkte vorm, verder in procedure te brengen. (…)”
2.6. Naar aanleiding van laatstgemelde brief van de provincie heeft de gemeente getracht de provincie over te halen alsnog in te stemmen met het bouwplan. Vervolgens heeft de provincie op 23 februari 2006 een nieuw schriftelijk advies uitgebracht aan de gemeente, dat onder meer het volgende inhoudt:
“(…) Toetsing aan het streekplanbeleid laat zien dat de kern Hoorn niet gerekend wordt tot het stedelijk gebied. Dat betekent dat het beleid voor het buitengebied van toepassing is, en met name het beleid met betrekking tot functieverandering vrijkomende bebouwing naar wonen. Op pagina 75 van het streekplan staat: “Bij een functieverandering kan hergebruik van de aanwezige gebouwen met meerdere wooneenheden plaatsvinden. De wooneenheden komen zo veel mogelijk in één gebouw, en hoogstens in twee gebouwen die bij elkaar staan. Met de meerdere wooneenheden per gebouw kan gedifferentieerd worden voorzien in de regionaal aanwezige kwalitatieve woonbehoefte. Er wordt uitgegaan van een reductie van tenminste 50 % van de bebouwing(…) per bestemmingswijziging”.
Uit het vorenstaande blijkt dat het hergebruiken van de school en het coöperatiegebouw wel mogelijk is binnen het provinciale beleid, mits tenminste 50% van de school gesloopt wordt. (…) De diensten merken verder op dat het plangebied, volgens het Streekplan Gelderland 2005, gelegen is in een ecologische verbindingszone, in en langs het Apeldoorns kanaal. (…) De ecologische verbindingszone bevindt zich in hoofdzaak aan de westzijde van het kanaal. In het plangebied bevindt zich een groen gebied, dat een bijdrage levert aan de evz (de “verruigde tuin”). Omzetten hiervan in bebouwd oppervlak is in strijd met de doelen van ons ruimtelijke beleid. De bestaande bebouwing langs de Beatrixweg vormt een barrière in deze ecologische verbindingszone. Deze barrière vergroten door langs het Apeldoorns kanaal nog acht woningen toe te laten, vinden de diensten dan ook om die reden ongewenst. (…)
De diensten komen tot de conclusie dat zij positief staan tegenover het herbestemmen van beide beeldbepalende gebouwen, zijnde de voormalige school en het voormalige coöperatiegebouw, maar constateren strijdigheid met het beleid met betrekking tot de bouw van de acht woningen (…).”
2.7. Bij besluit van 27 maart 2006 is de bouwvergunningaanvraag van [eiseres] afgewezen door de gemeente. [eiseres] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Uiteindelijk heeft de gemeente de bezwaren van [eiseres] ongegrond verklaard. Tegen dit besluit van de gemeente is [eiseres] vervolgens in beroep gegaan bij de sector bestuursrecht van deze rechtbank. Op 5 januari 2009 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in het door [eiseres] ingestelde beroep en heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en daarbij het volgende overwogen:
“(…) 4.7 De rechtbank stelt voorop dat vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid , WRO in het onderhavige geval zou kunnen worden verleend in de volgende categorieën van gevallen:
a. een project dat past binnen de door gedeputeerde staten van Gelderland op 15 november 2005 in verband met artikel 19, tweede lid, van de WRO vastgestelde vrijstellingslijst of’
b. een project dat past binnen een voorontwerp bestemmingsplan waarover, op basis van artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (…), positief is geadviseerd door de provinciale diensten en de Inspecteur van VROM.
Zoals verweerder terecht heeft betoogd, is in de hiervoor genoemde vrijstellingslijst echter als algemene voorwaarde opgenomen dat van de in de lijst genoemde mogelijkheden geen gebruik mag worden gemaakt indien het project in strijd is met provinciaal beleid. Nu in de brief van 23 november 2005 van de provincie Gelderland uitdrukkelijk is gesteld dat het bouwplan in strijd is met het provinciaal beleid, is verweerder, gelet ook op de hiervoor genoemde algemene voorwaarde, naar het oordeel van de rechtbank niet bevoegd om op die grond vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, WRO.
Dat is naar het oordeel van de rechtbank eveneens het geval met betrekking tot de hiervoor onder b vermelde categorie, gelet op de negatieve advisering met betrekking tot het voorontwerp bestemmingsplan “Hoorn, 7e partiële herziening Beatrixweg 1-3” en de omstandigheid dat verweerder dit bestemmingsplan na genoemde negatieve advisering uit de procedure heeft gehaald.
4.8 De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat van de zijde van verweerder dan wel door de burgemeester van de gemeente Heerde tijdens een bespreking op 24 oktober 2006, de toezegging is gedaan dat alsnog een bouwvergunning zou worden afgegeven. Eiseres heeft dit standpunt onvoldoende onderbouwd, terwijl de rechtbank ook in de gedingstukken onvoldoende aanknopingspunten heeft gevonden dat toezeggingen als door eiseres gesteld zijn gedaan. (…)
De stelling van eiseres dat de Provinciale adviezen onjuist zijn en dat verweerder hiervan op de hoogte was, wordt door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.9 Gelet op het voorgaande kan de weigering vrijstelling te verlenen in rechte stand houden. Nu het bouwplan in strijd is met het vigerende bestemmingsplan kon verweerder gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Woningwet geen bouwvergunning verlenen. (…)”
2.8. Op 29 juni 2006 heeft de gemeente [bestuurder van eiseres] een brief gestuurd, die onder meer het volgende inhoudt:
“(…) In onze vergadering van 23 mei 2006 hebben wij besloten om de huidige bestemmingsplanherziening stop te zetten, aangezien het planologisch niet haalbaar lijkt. Uit het wettelijk vooroverleg (artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (…) is gebleken dat met name de provincie Gelderland en de VROM-Inspectie negatief op het voorliggende plan reageren. (…) Daarnaast zijn in het kader van de inspraak 17 zienswijzen ingediend door belanghebbenden (met name omwonenden) en daaruit kan ook geconcludeerd worden dat het plan door de omgeving negatief wordt ontvangen. Wel reiken wij u hierbij de optie aan om een nieuw plan in te dienen, zodra door de provincie Gelderland in een uitwerking van het streekplan 2005 is vastgelegd dat Hoorn als zoekzone voor landschappelijke versterking (…) beschouwd wordt. (…) Dit betekent overigens wel dat waarschijnlijk uw bouwplannen aangepast dienen te worden. Het nieuwe plan dient duidelijk te maken dat de groene en bebouwde omgeving ermee versterkt wordt. (…)”
2.9. Op 17 november 2006 heeft de gemeente een brief aan de provincie gezonden, die onder meer het volgende inhoudt:
“(…) Het feit dat u in uw adviezen een bestaand bedrijventerrein in de ecologische verbindingszone van het Apeldoorns Kanaal legt, vinden wij hoogst merkwaardig. Met name, omdat het gehele terrein (…) voor bebouwing in aanmerking komt. In uw advies geeft u aan dat het gedeelte van het terrein waar de vrijstaande woningen gepland stonden, door u beschouwd worden als “verruigde tuin”. Echter dit is feitelijk braakliggend bedrijventerrein waar zondermeer op gebouwd mag worden. Het moet dan ook zeker niet gezien worden als “groen gebied”, gezien de huidige bestemming en de (bouw)mogelijkheden. Wij zijn gezien bovenstaande dan ook van mening dat de sanering van dit bedrijventerrein door middel van een bouwplan welke aansluit bij het zoekzonebeleid een goede oplossing is voor de feitelijke situatie. (…)”
2.10. Bij besluit van 13 mei 2008 heeft de gemeente een geactualiseerd bestemmingsplan vastgesteld. Gedeputeerde staten van Gelderland heeft bij besluit van 8 oktober 2008 het geactualiseerde bestemmingsplan goedgekeurd, waarbij zij onder meer het volgende heeft overwogen:
“(…) Samenvatting bedenkingen [eiseres]
[eiseres] maakt bezwaar tegen de bestemmingen die gelegd zijn op de percelen Beatrixweg 1 en 3 te Hoorn (…). Met betrekking tot de oude school acht reclamant het bouwvlak, dat strak om de bestaande bebouwing gelegd is, te klein. Met betrekking tot het perceel aan het Apeldoornskanaal maakt reclamant bezwaar tegen het feit dat dit bestemmingsplan niet de mogelijkheid biedt om daar woningbouw toe te staan. Reclamant maakt bezwaar tegen de dubbelbestemming ecologische verbindingszone op en langs het kanaal en tegen de verkeersbestemming tussen Beatrixweg 3 en 5.
Beoordeling
De plannen van [eiseres] voor de percelen Beatrixweg 1 en 3 zijn in een andere planprocedure onderwerp geweest van overleg ex art. 10 Bro. In dat advies is door onze diensten duidelijk aangegeven in hoeverre plannen passen binnen ons provinciale beleid en in hoeverre de plannen daarmee strijdig zijn. Wij hebben dan ook begrip voor de reactie van de gemeente op de zienswijze aangezien het opnemen van de plannen voorzover die eerder voorgelegd zijn voor art. 10-overleg niet zullen kunnen leiden tot goedkeuring. Indien [eiseres] wil komen tot herziene plannen die wel passen binnen het beleid kan dat in een separate procedure. Wij kunnen ons vinden in de beoordeling van de zienswijze door de raad en sluiten ons daarbij aan. Ten aanzien van de dubbelbestemming (…) voor het Apeldoornskanaal en de directe omgeving, merken wij op dat wij dit zien als een vertaling van de Ecologische Verbindingszone zoals die op onze streekplankaart opgenomen is. (…)
Wij zien dan ook geen redenen om op grond van bovenstaande bedenkingen aan (een gedeelte van) voorliggend plan goedkeuring te onthouden. (…)”
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de gemeente bij wijze van voorschot op een schadevergoeding zal veroordelen [eiseres] een vergoeding van EUR 50.000,00 te betalen, en de gemeente zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de gemeente jegens haar wanprestatie heeft gepleegd onder meer door het niet nakomen van de afspraak om mee te werken aan een herziening van het bestemmingsplan. Ter onderbouwing van het niet nakomen van deze afspraak heeft de gemeente zich in strijd met de door de overheid in acht te nemen zorgvuldigheid op adviezen beroepen waarvan zij weet en zelf heeft vastgesteld dat die onjuist zijn. Gelet daarop acht [eiseres] de onzorgvuldige opstelling van de gemeente tevens onrechtmatig. Bovendien heeft de gemeente [eiseres] geen schadevergoeding aangeboden en zich niet gehouden aan nadere toezeggingen aan [eiseres].
[eiseres] heeft gesteld dat de gemeente op 25 maart 2004 schriftelijk heeft toegezegd te zullen meewerken aan wijziging van het bestemmingsplan en daartoe tevens mondelinge en andere schriftelijke toezeggingen heeft gedaan. Na uitgebreid overleg met de gemeente en andere betrokkenen is in opdracht van de gemeente een conceptbestemmingsplan opgesteld. Nadat de provincie Gelderland op 23 november 2005 haar advies had uitgebracht, heeft de gemeente in strijd met de gemaakte afspraken vanaf dat moment niet meer mee willen werken aan herzieningen van het bestemmingsplan en de behandeling gestaakt. Dit terwijl het volgens [eiseres] bij de gemeente bekend was dat het advies van de provincie niet juist was, nu de provincie immers over het hoofd zag dat geen sprake is van natuur maar van een bedrijfsbestemming en dat dan geen sprake kan zijn van een ecologische verbindingszone, aldus [eiseres].
Voorts heeft [eiseres] aangevoerd dat uit een interne brief van de gemeente van
10 februari 2006 blijkt dat de gemeente een gesprek heeft gehad met de provincie, waarbij de gemeente heeft medegedeeld dat de provincie zich ten onrechte baseert op de stelling dat het een uitbreiding van woningbouw in landelijk gebied betreft, terwijl er sprake is van een bedrijfsbestemming, waarbij het juist de wens en de bedoeling is om tegen te gaan dat er opnieuw een bedrijf op de locatie wordt gevestigd. Hiermee staat volgens [eiseres] vast dat de gemeente het advies van de provincie als onjuist beoordeelde. Hoewel de gemeente in haar brief van 17 november 2006 de provincie nog heeft gewezen op onjuistheden in het advies, heeft zij geweigerd het met [eiseres] afgesproken ontwikkelingsplan op te nemen in het bestemmingsplan.
Volgens [eiseres] heeft de gemeente onomwonden haar medewerking toegezegd aan herziening van het bestemmingsplan. Door het niet nakomen van de gemaakte afspraken door de gemeente stelt [eiseres] aanzienlijke schade te lijden. [eiseres] heeft aanzienlijke investeringen gedaan en lijdt enorm exploitatieverlies waardoor haar liquiditeitspositie wordt aangetast. Deze schade was niet ontstaan als de gemeente de gemaakte afspraken was nagekomen en de toegezegde bestemmingsplanwijziging had uitgevoerd. Door de wanprestatie en het onrechtmatig handelen van de gemeente dient zij de door [eiseres] geleden schade te vergoeden, aldus [eiseres].
3.3. De gemeente voert verweer. Zij heeft ten eerste aangevoerd dat [bestuurder van eiseres] in 2002 het ontwikkelingsplan heeft ingediend bij de gemeente en dat de brief van 22 februari 2005 van de gemeente, waarvan [eiseres] de inhoud ten grondslag heeft gelegd aan haar vordering, is gericht aan [bestuurder van eiseres]. Nu [eiseres] geen enkele grond heeft aangevoerd op basis waarvan zij rechten zou kunnen ontlenen aan toezeggingen gedaan aan derden, dient alleen daarom de vordering reeds te worden afgewezen, aldus de gemeente.
Voorts heeft de gemeente aangevoerd dat zij het aanvankelijk oneens was met de negatieve reacties van de provincie, VROM en omwonenden en zich heeft ingespannen om toch een bestemmingsplanwijziging voor elkaar te krijgen. Naar aanleiding van de door de provincie aangedragen argumenten heeft de gemeente echter moeten constateren dat het negatieve advies van de provincie juist was en dat continuering van de procedure voor het betreffende bouwplan niet zinvol was. Derhalve heeft de gemeente die procedure niet voorgezet.
Volgens de gemeente was zij niet gehouden om de procedure ondanks negatieve inspraak van derden en negatieve reacties van de provincie en VROM voort te zetten. De door de gemeente aan [bestuurder van eiseres] toegezegde medewerking strekte zover niet, aldus de gemeente. De gemeente betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van enige verplichting jegens [eiseres] en dat zij onzorgvuldig jegens haar heeft gehandeld.
4. De beoordeling
4.1. Weliswaar beroept [eiseres] zich ter onderbouwing van haar vordering op brieven van de gemeente waarvan enkele zijn gericht aan [bestuurder van eiseres], maar nu uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de gemeente over de onderhavige kwestie eveneens met [eiseres] heeft gecorrespondeerd, niet is gesteld of gebleken dat de gemeente eerder bezwaren heeft geuit tegen [eiseres] als wederpartij en tevens de procedure bij de sector bestuursrecht van deze rechtbank is gevoerd tussen [eiseres] en de gemeente, is voldoende aannemelijk geworden dat de gemeente [eiseres] als wederpartij heeft geaccepteerd. De stelling van de gemeente dat [eiseres] geen beroep toekomt op de toezeggingen van de gemeente jegens [bestuurder van eiseres] wordt dan ook gepasseerd.
4.2. Vast staat dat de gemeente [eiseres] heeft toegezegd zich te zullen inspannen om een bestemmingsplanwijziging te bereiken. Daarbij heeft de gemeente [bestuurder van eiseres] in haar 17 februari 2005 erop gewezen dat de uitkomst van de procedure op voorhand niet voorspelbaar is en goedkeuring vereist is van de provincie. De gemeente heeft een conceptbestemmingsplan opgesteld, ten aanzien waarvan onder meer de provincie tot twee keer toe een negatief advies heeft gegeven in verband met – voornamelijk – de ligging van het gebied in een ecologische verbindingszone. De gemeente heeft na het negatieve advies nog wel getracht de provincie over te halen om in te stemmen met het bouwplan, maar dit is niet gelukt. Hoewel de gemeente in eerste instantie het provinciale advies in twijfel trok, heeft zij naar eigen zeggen later moeten constateren dat de door de provincie aangedragen argumenten – ook die omtrent de ecologische verbindingszone – juist waren.
4.3. Dat de gemeente aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan is op grond van het voorgaande voldoende aannemelijk geworden. Weliswaar is de bestemmingsplanwijziging niet tot stand gekomen, maar dit levert op zichzelf geen tekortkoming op. Aangezien uit de brieven van de provincie aan de gemeente blijkt dat het plangebied ingevolge het Streekplan Gelderland 2005 (hierna: het Streekplan) gelegen is in een ecologische verbindingszone en [eiseres] haar – overigens weersproken - stelling, dat het plangebied niet in een ecologische verbindingszone ligt omdat die in het Streekplan te vaag is vastgelegd en door de gemeente eerst nader moet worden ingevuld, op geen enkele wijze heeft onderbouwd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld door op basis van het advies van de provincie de wijzigingsprocedure te staken. Dat in het (huidige) bestemmingsplan geen melding wordt gemaakt van de ecologische verbindingszone doet daaraan niets af, aangezien de gemeente gebonden is aan het – hogere – Streekplan en zich bij de bepaling van de bestemming van een gebied daarnaar dient te voegen. Nu de gemeente tot twee keer toe een negatief advies van de provincie had ontvangen kon van de gemeente redelijkerwijs niet verwacht worden dat zij koste wat kost haar inspanningen om tot planwijziging te komen zou doorzetten. Te minder nu omwonenden van het plangebied negatief hebben gereageerd op het conceptbestemmingsplan en VROM zich heeft aangesloten bij het advies van de provincie.
4.4. Voorts is onvoldoende aannemelijk geworden dat de gemeente toezeggingen heeft gedaan aan [eiseres] dat de bouwvergunningen zouden worden afgegeven, nu de gemeente dergelijke toezeggingen heeft betwist en [eiseres] haar stelling dienaangaande niet nader heeft onderbouwd.
4.5. Evenmin is gebleken dat de gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld door een aanvraag als reguliere bouwvergunningaanvraag te weigeren terwijl die onderdeel uitmaakte van een aanvraag op grond van artikel 19 lid 2 Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), aangezien de bestuursrechter in de beslissing van 5 januari 2009 heeft geoordeeld dat de gemeente geen bouwvergunning kon verlenen en zij niet bevoegd was vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19 lid 2 WRO.
4.6. Op grond van het voorgaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat de gemeente jegens [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van enige verplichting of dat zij onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. De voorzieningenrechter acht de gemeente dan ook voorshands niet aansprakelijk voor de door [eiseres] als gevolg van het niet kunnen realiseren van het bouw- en ontwikkelingsplan geleden schade. De vordering van [eiseres] zal derhalve worden afgewezen.
4.7. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris advocaat1 816,00
Totaal EUR 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op EUR 1.070,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2009.