ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8063

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850160-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Roessingh-Bakels
  • A. van de Wetering
  • J. Steinebach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in ontuchtzaak met getuigenverhoor

Op 23 december 2008 heeft de Rechtbank Zutphen een tussenvonnis uitgesproken in een ontuchtzaak waarbij de verdachte wordt beschuldigd van ontuchtige handelingen met een destijds achtjarig nichtje in de periode van 1986 tot 1989. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om tot een definitieve uitspraak te komen en heeft daarom besloten om nader onderzoek te laten verrichten. Dit onderzoek zal bestaan uit het horen van getuigen die mogelijk op de hoogte waren van de ontucht. De rechtbank heeft de zaak heropend en het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd, waarbij de stukken zijn overgedragen aan de rechter-commissaris voor het horen van getuigen en de aangeefster.

De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij enkele van de in de tenlastelegging genoemde handelingen heeft gepleegd, maar ontkent de ernstiger beschuldigingen. De raadsvrouw van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van de minder ernstige beschuldigingen, terwijl de officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er meer bewijs nodig is en dat getuigen moeten worden gehoord om de zaak verder te kunnen beoordelen. De rechtbank heeft de oproeping van de verdachte voor een nader te bepalen zitting bevolen, zodat het onderzoek kan worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850160-08
Uitspraak d.d.: 23 december 2008
Tegenspraak/ dip
TUSSENVONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1965],
wonende te [adres en plaats].
Raadsvrouw: mr. Toffoletto te Apeldoorn.
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2008.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 oktober
1986 tot en met 25 oktober 1989 te 't Harde, gemeente Elburg, (telkens) met [slachtoffer], geboren op [1978], die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft
gepleegd en/of genoemde [slachtoffer] tot het plegen en/of dulden van (een)
zodanige handeling(en) heeft verleid, bestaande die ontuchtige handeling(en)
hierin dat
- verdachte meermalen, althans eenmaal zijn penis in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht, althans die [slachtoffer] zijn penis in de mond laten nemen
en/of
- verdachte zich meermalen, althans eenmaal heeft laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] de penis van verdachte heeft moeten vasthouden en/of
- verdachte met zijn vinger(s) de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- verdachte de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft gekust;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Motivering
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij de in de tenlastelegging genoemde handelingen, die staan omschreven onder de 4e en 5e gedachtestreepjes, met aangeefster heeft gepleegd. Verdachte ontkent hetgeen onder het 1e, 2e en 3e gedachtestreepje ten laste is gelegd.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat hetgeen wat onder het 4e en 5e gedachtestreepje is uitgeschreven op grond van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting en diens verklaringen tegenover de politie kan leiden tot bewezenverklaring van het plegen van ontuchtige handelingen door verdachte.
De verdachte dient in haar visie vrijgesproken te worden van hetgeen onder het 1e, 2e en 3e
gedachtestreepje ten laste is gelegd.
Tijdens de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
De rechtbank stelt vast dat verdachte bekennend heeft verklaard over de onder het 4e en 5e gedachtestreepje in de tenlastelegging omschreven specifieke ontuchtige handelingen met het slachtoffer [slachtoffer], maar dat zij in haar aangifte hierover niet heeft verklaard. Daar staat tegenover dat [slachtoffer] in haar aangifte heeft verklaard over specifieke ontuchtige handelingen waarvan verdachte ontkent die met haar te hebben gepleegd.
Uit de aangifte komt naar voren dat aangeefsters [broer slachtoffer] en een aantal nichtjes getuige zijn geweest van de handelingen. Hen zou hetzelfde zijn overkomen, maar zij waren er niet aan toe om daarover te praten.
Uit het dossier komt verder naar voren dat meerdere personen binnen de familie destijds van de mogelijke ontucht op de hoogte waren, maar ook dat men dit binnen het verband van de familie heeft willen houden. Een tante van aangeefster, [tante slachtoffer], zou destijds hebben overwogen aangifte te doen, maar zou daar - na aandringen door familie - van afgezien hebben.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat nader onderzoek dient plaats te vinden en zal de rechtbank daartoe het onderzoek in deze zaak heropenen, het onderzoek schorsen voor onbepaalde tijd en de stukken in handen stellen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling voor strafzaken in deze rechtbank, voor het horen van getuigen en aangeefster.
Beslissing
De rechtbank heropent het onderzoek, schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd en stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, voor:
1. het horen van:
- [broer slachtoffer], wonende te [plaats] aan [adres];
- [tante slachtoffer] (moeder van [nichtje]);
- aangeefster [slachtoffer], en
2. voorts datgene te doen wat de rechter-commissaris in deze zaak verder geraden voorkomt.
De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte tegen een nader te bepalen terechtzitting en kennisgeving van die datum en dat tijdstip aan de raadsvrouw.
Aldus gewezen door mrs. Roessingh-Bakels, voorzitter, Van de Wetering en Steinebach, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2008.