Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 90490 / HA ZA 07-1228
Vonnis van 5 november 2008
1. [eiser A],
en
2. [eiser B],
beiden wonende te [plaats], [gemeente],
eisers,
advocaat: mr. M.B. Bruinsma,
1. [gedaagde A],
wonende te [plaats],
2. [gedaagde B],
wonende te [plaats],
gedaagden,
advocaat: mr. drs. R.H.P. van de Venne.
Partijen zullen hierna [eisers]. en [gedaagden] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 16 september 2008
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagden] zijn bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf A BV]
2.2. [eisers]. hebben op 13 november 2006 en op 24 januari 2007 een tweetal koopovereenkomsten gesloten met de vennootschap naar Turks recht [bedrijf B] met betrekking tot een tweetal appartementsrechten op nog te bouwen appartementen gelegen te [plaats], in Turkije. De gekochte appartementsrechten betroffen de appartementen nader aangeduid als Blok F3, nr. 15 en Blok F3, nr. 16. In de koopovereenkomst staat onder meer het volgende vermeld:
“1. De vennootschap naar het recht van de Republiek Turkije, [bedrijf B] (…). ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door [bedrijf A BV], (…) hierna te noemen verkoper,
en
2. [eisers] hierna te noemen kopers;
(…)
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
(…)
1. Koper koopt van verkoper, gelijk verkoper verkoopt aan koper, een appartementsrecht (…).
2. Koper betaalt aan verkoper voor het in lid 1 van dit artikel omschreven onroerend goed een bedrag ad € 77.000,00 (…).
(…)
Betalingen, zoals vermeld in deze overeenkomst, dienen door de koper binnen de aangegeven termijn over te worden gemaakt op het daarvoor bestemde rekeningnummer van de ABN-AMRO (…) t.n.v. [bedrijf A BV] (…).”
2.3. [eisers]. hebben een bedrag van € 62.500,00 als aanbetaling en een bedrag van € 16.000,00 in verband met een koopoptie gestort op de rekening van [gedaagden]
2.4. De door [eisers]. gekochte appartementsrechten bleken eerder verkocht te zijn aan een zekere [naam A], die in de stukken ook wel [naam A] genoemd wordt.
2.5. In een brief van [eisers]. aan [gedaagden] schrijven [eisers]. op 21 augustus 2007 onder meer het volgende:
“2. (…) Op 5 december 2005 hebben wij, na bezichtiging een optie genomen op appartement F3 nr16 waarvoor een bedrag van € 1000,00 werd overgemaakt naar [gedaagde B]’ rekening (…).
3. Op 28 februari 2006 hebben wij voor de overname van een optie van [naam B] op appartement F3 nr15 een bedrag van € 16000,00 overgemaakt naar [gedaagden] (…)
(…)
5. Op 24 augustus 2006 tekenen [naam A en naam C] een koopovereenkomst voor appartement F3 nr 15 met de landeigenaar en ontvangen de officiële grond [naam] op 10 november 2006.
6. [naam D] informeert [gedaagden] over de verkoop van F3 nr 15.
7. [naam A] informeert [gedaagde A] in de eerste week van september 2006, bewust voor de aanvang van de vergadering van 20 september 2006, over de overeenkomst die hij is aangegaan met de landeigenaar betreffende de koop van F3 nr 15.
8. Op 13 november 2006, zijn we overgegaan tot aankoop van appartement F3 nr 16 (…).
9. Tijdens bezoek aan [plaats] in januari 2007 koopt de [naam A en C] het appartement F3 nr 16, (dat in november 2006 door [gedaagden] aan ons is verkocht!)
10. Op 9 februari 2007 hebben we een bedrag overgemaakt van € 29800,00 op rekening (…) t.n.v. [gedaagden] ov.v. factuur nr 120 appartementen blok F3 nr 15 (…). NB [gedaagden] waren 4 maanden tevoren op de hoogte gesteld van de verkoop van dit appartement aan [naam A] (…).
11. Op 10 mei 2007 tekent de [naam A en C] de koopovereenkomst met de landeigenaren voor aankoop van F3 nr 16. (…)”
3. De vordering
3.1. [eisers]. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] zal veroordelen om binnen 2 x 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eisers]. een bedrag van
€ 89.527,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2006, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.2. [eisers]. leggen aan hun vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
3.3. [bedrijf A BV] was bij het sluiten van de koopovereenkomst niet bevoegd op te treden voor de eigenaar van de grond. Voorts dient [bedrijf A BV] het bedrag van de aanbetaling aan [eisers]. terug te betalen, nu vast staat dat de appartementen niet kunnen worden geleverd. [bedrijf A BV] schiet derhalve toerekenbaar tekort in de nakoming van een mondelinge depotovereenkomst.
3.4. Voorts voeren [eisers]. aan dat [gedaagden] onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld. [gedaagden] hebben opzettelijk informatie verzwegen, die indien deze [eisers]. tijdig bekend was geweest, ertoe zou hebben geleid dat [eisers]. de koopovereenkomst niet zouden hebben gesloten. Ten slotte voeren [eisers]. aan dat [gedaagden] leiding hebben gegeven aan [gedaagden], terwijl zij wisten dat de vennootschap niet meer aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Hierdoor zijn [gedaagden] persoonlijk aansprakelijk voor de als gevolg daarvan ontstane schade.
4. Het verweer
4.1. [gedaagden] concluderen dat de rechtbank bij vonnis de vordering van [eisers]. zal afwijzen, althans hen daarin niet ontvankelijk zal verklaren, met veroordeling van [eisers]. in de kosten van deze procedure.
4.2. [gedaagden] voeren de volgende verweren aan.
4.3. [bedrijf A BV] was bij de totstandkoming van de koopovereenkomsten bevoegd op te treden als tussenpersoon van [bedrijf B] krachtens daartoe aan haar op 25 september 2006 bij notariële akte verleende volmacht. Zij hebben [eisers]. naar behoren voorgelicht voor het sluiten van de koopovereenkomsten. [gedaagden] mochten ervan uitgaan dat [bedrijf B] tot verkoop van de appartementsrechten bevoegd was en dat [bedrijf B] kon voldoen aan haar leveringsverplichting. Tussen [eisers]. en [gedaagden] is derhalve geen overeenkomst gesloten, zodat geen sprake kan zijn van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [gedaagden] Evenmin kan worden gezegd dat [gedaagden] onrechtmatig jegens [eisers]. heeft gehandeld. Aangezien [gedaagden] niets valt te verwijten, kan [gedaagde A] als bestuurder van [gedaagden] evenmin iets worden verweten. Van bestuurdersaansprakelijkheid is geen sprake, aangezien [gedaagden] geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.
5. De beoordeling
5.1. Het geschil dat ter beoordeling voorligt wordt beheerst door de regels van Nederlands recht. Artikel 11 van de koopovereenkomsten bepaalt weliswaar dat op de koopovereenkomsten Turks recht van toepassing is, maar dit artikel mist gelding nu [eisers]. niet de koopovereenkomsten aan hun vordering ten grondslag leggen, maar een onrechtmatige daad van [gedaagden].
5.2. Nu [eisers]. [gedaagden] in persoon hebben gedagvaard en zij [bedrijf A BV] niet in het geding hebben betrokken, zullen alleen de verwijten aan het adres van beide bestuurders in de beoordeling worden betrokken.
5.3. [eisers]. hebben ter comparitie nog wel gesteld dat de twee koopovereenkomsten met betrekking tot de appartementsrechten op F3 nr. 15 en F3 nr. 16 zijn gesloten tussen [eisers]. en [gedaagden], maar uit de aanhef van de koopovereenkomsten –zoals geciteerd in 2.1. - blijkt eenduidig dat de overeenkomsten gesloten zijn tussen [eisers]. en [bedrijf B] en dat [bedrijf A BV] bij het sluiten van de overeenkomsten slechts is opgetreden als vertegenwoordiger van [bedrijf B]. Nu [eisers]. niets naders hebben aangevoerd waaruit volgt dat [bedrijf A BV] en/of [gedaagden] de koopovereenkomsten in eigen naam zijn aangegaan, wordt die stelling gepasseerd.
5.4. [eisers]. hebben verder aangevoerd dat [gedaagden] als bestuurder van [bedrijf A BV] onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld door verplichtingen aan te gaan waarvan zij wisten dat de [bedrijf A BV] deze niet zou kunnen nakomen. Daarnaast verwijten zij [gedaagden] dat zij belangrijke informatie voor het sluiten van de koopovereenkomsten opzettelijk hebben verzwegen. Indien [eisers]. deze voor hen belangrijke informatie tijdig van [gedaagden] zouden hebben verkregen, dan zouden zij de koopovereenkomsten niet hebben gesloten, aldus stellen [eisers].
5.5. Voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagden] is vereist dat hen persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de verweten gedragingen. Het eerste verwijt kan al geen hout snijden nu geoordeeld is dat [bedrijf A BV] geen partij is bij de koopovereenkomsten.
Het volgende verwijt, inhoudende dat [gedaagden] hebben verzwegen dat appartement F3 nummer 15 ten tijde van de verkoop aan [eisers]. reeds was verkocht aan [naam A] en dat appartement F3-16 na de verkoop aan [eisers] eveneens aan [naam A] is verkocht, is door [gedaagden] gemotiveerd betwist. Zij beroepen zich daarbij onder andere op een brief van [naam E] van [bedrijf B] van 6 december 2007 (productie 8). In die brief heeft deze [naam E] het navolgende verklaard:
” (…)
De appartementen met nummers 15 en 16 uit Blok F3 behoren ook tot de te verkopen appartementen. Vanaf het begin behoren deze appartementen toe aan de aannemer en het aanneembedrijf [bedrijf B].. [naam F], een van de landeigenaren, heeft in strijd met de notariële overeenkomst (…) zonder medeweten van ons en [bedrijf A BV] ([gedaagden]) het appartement F3-15 verkocht. Het appartement F3-16 is geregistreerd op naam van [naam G], een van de landeigenaren, en heeft niets met [naam F] te maken. (…) Eind februari van het jaar 2006 heeft [gedaagde A] mij doorgegeven dat [bedrijf A BV] bemiddeld heeft met de verkoop van het appartement F3-15 aan een nieuwe klant, [eiser A]. In de laatste week van september van het jaar 2006 heeft [gedaagde A] mij gebeld en doorgegeven dat een klant, met de naam [naam A], [gedaagde B] heeft opgebeld en hem heeft doorgegeven dat hij het appartement F3-15 gekocht heeft van [naam F]. Hij vroeg mij of dit wel of niet waar was. Ik heb [gedaagde A] te kennen gegeven dat dit absoluut niet mogelijk was en dat dit appartement toekomt aan de aannemer en dat zelfs een hypotheek [bedoeld zal zijn: beslag, Rb.] rust op dit appartement en dat ik zou praten met [naam F] en dat dit appartement toebehoort aan de klanten [eisers]. [gedaagde A] heeft mij verzocht om hem een akte van het kadaster te faxen waaruit bleek dat er een hypotheek [bedoeld zal zijn: beslag, Rb.]rust op het appartement F£-15. Op 29-09-2006 heb ik van het kadaster te Erdemli de akte opgehaald waarin de informatie omtrent het onroerend goed betreffende F£-15 vermeld stond en op dezelfde dag heb ik deze akte gefaxt naar [gedaagde A]. Ondertussen heb ik gesproken met [naam F] en hem meegedeeld dat het appartement met nummer F3-15 toebehoort aan het aanneembedrijf en dat hij dat appartement niet kan/mag verkopen.(…)”
Verder vermeldt [naam E] in deze brief dat hij nog tweemaal , in oktober en november telefonisch contact heeft gehad met [gedaagde A] en dat hij laatstgenoemde telkens heeft gerust gesteld met betrekking tot de status van het appartement
5.5. [gedaagden] hebben deze uitvoerige verklaring onderbouwd met het uittreksel uit het kadaster betreffende de inschrijving van het beslag (productie 7), welk uittreksel is gedateerd op 26 september 2006, de datum die nagenoeg overeenkomt met het feitenrelaas van [naam E].
5.6. [eisers] hebben daarop ter comparitie volstaan met een simpele herhaling van hun eerdere standpunt dat [gedaagden] wél op de hoogte waren van de verkoop aan [naam A]. Aldus hebben zij het verweer van [gedaagden] onvoldoende gemotiveerd weersproken, terwijl de betwisting van de vertalingen uit de Turkse taal niet geschraagd wordt door het aantonen van feitelijke onjuistheden in die vertalingen, hetgeen wel op hun weg lag.
Waar zij ten slotte met betrekking tot appartement F3-16 het verweer van [gedaagden], dat zij niet eerder dan op 21 augustus 2007 door toedoen van [eisers]. op de hoogte kwamen van de verkoop van ook dit appartement aan [naam A], in het geheel niet hebben weersproken, wordt geoordeeld dat [eisers]. niet hebben voldaan aan hun stelplicht, zodat voor een bewijsopdracht geen plaats is. De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen en [eisers]. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5.7. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- vast recht 1.136,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2 punten × tarief EUR 894,00)
- salaris advocaat in incident 452,00 (1 punt x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 3.376,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen van [eisers]. af,
6.2. veroordeelt [eisers]. in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op EUR 3.376,00 ,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2008.