ECLI:NL:RBZUT:2008:BG5228

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/922055-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Harreveld
  • A. van de Wetering
  • J. Tas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte in verband met praktijken rond beleggingen in de optiehandel

Op 25 november 2008 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en verduistering in het kader van beleggingsactiviteiten. De verdachte had in de periode van november 2003 tot en met augustus 2005 opzettelijk gelden van het publiek aangetrokken voor beleggingen in de optiehandel, zonder de benodigde vergunningen te hebben. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, op verschillende tijdstippen aanzienlijke bedragen van slachtoffers had ontvangen op haar privérekening, onder het voorwendsel dat deze bedragen zouden worden belegd met hoge rendementen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard en een gevangenisstraf zou krijgen, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde oplichting. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte met de intentie had gehandeld om zich wederrechtelijk te bevoordelen. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het aantrekken van gelden zonder vergunning en aan verduistering. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. Tevens werd de verdachte verplicht om zich te laten behandelen bij een forensisch psychiatrische instelling. De benadeelde partijen, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], kregen schadevergoeding toegewezen voor de bedragen die zij hadden verloren.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/922055-07
Uitspraak d.d. 25 november 2008
Tegenspraak / dip - oip
Raadsman mr. Spoelstra
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1951],
wonende te [adres en plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in de periode van november 2003 tot en met
augustus 2005 in de gemeente Apeldoorn, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere personen, althans alleen,
opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het
publiek heeft aangetrokken en/of ter beschikking heeft verkregen of ter
beschikking heeft gehad,
hierin bestaande dat zij, verdachte, van [slachtoffer A] 35.000 euro en/of
van [slachtoffer B] 5.000 euro en/of van [slachtoffer C] 25.000 euro, althans (telkens)
van voornoemde personen een bepaald geldbedrag, heeft aangetrokken en/of heeft
ontvangen op haar privé-rekening;
art 82 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992
2.
zij op een of meer tijdstippen in de periode van november 2003 tot en met juni
2004 in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Wilp (gemeente Voorst), althans
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een of meer
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer A] heeft bewogen tot de afgifte van 20.000 euro en/of 15.000
euro, in elk geval van enig goed
en/of
[slachtoffer B] heeft bewogen tot afgifte van 5.000 euro, in elk geval van enig
goed
en/of
[slachtoffer C] heeft bewogen tot de afgifte van 25.000 euro, in elk geval van enig
goed,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- voornoemde personen (meerdere keren) benaderd, en aldaar verzocht gelden/een
geldbedrag af te staan aan haar, verdachte, dan wel aan Active Investment ter
belegging, en zich daarbij voorgedaan als belegger(s) beschikkende over een
vergunning, althans zich voorgedaan als deskundig, en/of
- daarbij hoge rentepercentages (van 15% bij een inleg van 10.000 euro) in het
vooruitzicht gesteld, en/of
- mondeling de belofte en/of garantie gegeven aan [slachtoffer B] dat zij,
verdachte, een notatiële akte zou laten opmaken voor bevestiging van het te
storten bedrag, en/of
- een of meerdere brochures overhandigd en/of achtergelaten, met daarin
voornoemde hoge rentepercentages vermeldt staande, en/of
- in deze brochure(s) de belofte gemaakt en/of de garantie gegeven dat
voornoemde personen een certificaat met daarbij een onderhandse akte
geregistreerd bij notariskantoor MR E.B. Blankhart zouden ontvangen, en/of
- het bieden van 100% inleggarantie, en/of
- een of meer andere beloften en/of toezeggingen en/of onwaarheden en/of
listigheden
waardoor [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] (telkens)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij op een of meer tijdstippen in de periode van november 2003 tot en met
augustus 2005 in de gemeente Apeldoorn, althans (elders) in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of G.
[slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e)
geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten
krachtens overeenkomst, welke (mondelinge) overeenkomst inhield dat verdachte
dit/deze geldbedrag(en) in opdracht van genoemde personen zou beleggen, onder
zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De (bewijs)motivering (voetnoot 1)
A. De vaststaande feiten / aanleiding
Op 3 juni 2004 (voetnoot 2) werd door aangever [slachtoffer A] aangifte gedaan van oplichting door verdachte ten bedrag van € 35.000,-- in verband met beleggingsactiviteiten. Op 25 mei 2005 werd in soortgelijk verband aangifte gedaan door [slachtoffer B] en [slachtoffer C], [slachtoffer B] voor een bedrag van € 5.000,-- en [slachtoffer C] voor een restbedrag van € 25.400,--. In juli en augustus 2005 werden nog door verschillende andere personen aangiftes tegen verdachte ingediend. Naar aanleiding daarvan werd door de politie een onderzoek gestart naar de activiteiten van verdachte en [naam].
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstand dat de periode dient te worden bekort tot november 2003 t/m 31 maart 2004. Feit 1 kan naar het oordeel van de officier van justitie bewezen worden verklaard op basis van de verschillende aangiftes, de verklaring van De Nederlandsche Bank (DNB) en de verklaring van [naam].
Feit 2 kan naar het oordeel van de officier van justitie bewezen worden verklaard op basis van de verschillende aangiftes en de documenten die daarvan in het dossier voorhanden zijn.
C. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voor wat feit 2 betreft heeft de raadsman zowel voor de primair tenlastegelegde oplichting als de subsidiair tenlastegelegde verduistering vrijspraak bepleit.
De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat voorafgaand aan de beleggingen [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C] wisten, althans hadden kunnen weten, welke risico's daarmee genomen werden. De aan hen voorgehouden rendementen verhielden zich ook niet met de gedachte dat er sprake zou zijn van een veilig en risicoloos beleggingsproduct, terwijl de brochure van Active-Investment evenmin een doorslaggevende rol kan hebben gespeeld.
Door en namens verdachte is voorts aangevoerd dat zij nooit de bedoeling heeft gehad om zich of een ander op wederrechtelijke wijze te verrijken met de van de aangevers ontvangen gelden.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
Verdachte heeft over de haar verweten feiten bij de politie geen verklaring willen afleggen.
Verdachte heeft wel verklaard (voetnoot 3) dat zij de onderneming Active-Investment niet heeft gemeld bij de Kamer van Koophandel.
Door DNB is bericht dat zij aan Active-Investment geen vrijstelling of ontheffing heeft verleend terzake van artikel 82 van de toenmalige Wet toezichtkredietwezen 1992, terwijl daarvoor evenmin een aanvraag is ontvangen (voetnoot 4).
Voorts is op basis van de stukken door DNB geconcludeerd (voetnoot 5) dat in het onderhavige geval sprake is geweest van vergunningplichtige activiteiten in de zin van voormelde bepaling.
Ter terechtzitting heeft verdachte in bekennende zin verklaard het onder 1 tenlastegelegde feit te hebben gepleegd. Zij heeft met Active-Investment van [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C] gelden aangetrokken teneinde te beleggen in de optiehandel. Hoewel zij wist dat daarvoor een vergunning benodigd was had zij deze nog niet aangevraagd, omdat Active-Investment in oprichting was.
Verdachte heeft ter terechtzitting verder verklaard dat de door genoemde personen ingelegde bedragen zijn gestort op haar privérekening, dat die bedragen niet apart zijn gehouden, maar zijn 'opgegaan' in het over die privérekening lopende geldverkeer.
[naam] heeft verklaard (voetnoot 6) dat hij verdachte in 2002 heeft leren kennen. Het idee van Active-Investment kwam van verdachte af. Verdachte hield zich bezig met beurszaken. Hij hielp haar daar af en toe bij. Verdachte heeft hem gevraagd om samen iets op te starten, hetgeen Active-Investment tot gevolg had. Verdachte had een plan en hij heeft haar gedurende enkele maanden geholpen met de verdere uitwerking daarvan. Zodoende is er een brochure gemaakt waarin stond wat Active-Investment inhield en waarin stond beschreven hoe de procedure in zijn werk ging.
[naam] is twee keer met verdachte mee geweest naar een potentiële klant, te weten naar [slachtoffer A] en [slachtoffer B]. Daar werd toen zo'n brochure achtergelaten.
Verdachte deed voor een aantal relaties van haar beleggingen onder de naam Active-Investment. Het was de business van verdachte. Verdachte had bepaalde behandelstrategieën, die volgens haar zo safe waren dat het mogelijk was om garanties te bieden voor betaling van rentepercentages.
Verdachte hield zich bezig met de daghandel op de beurs.
[naam] heeft verklaard geen vergunning of ontheffing te hebben gehad om geld van derden te verkrijgen en te beleggen, noch daarover contact te hebben gehad met DNB of Autoriteit Financiële Markten (AFM).
In de brochure van Active-Investment (voetnoot 7) is opgenomen dat verdachte ruim tien jaar ervaring in de aandelen-, optie- en futurehandel heeft en dat er een samenwerkingsverband is met [naam].
Tevens wordt melding gemaakt en rendement van 10-15 %, afhankelijk van de omvang van de inleg, welke inleg voor 100 % wordt gegarandeerd.
Aangever [slachtoffer A] heeft verklaard (voetnoot 8) dat verdachte op 6 februari 2004 bij hem thuis kwam en probeerde hem over te halen om via haar te beleggen. Hij sprak mondeling met haar af dat er een rendement van 15 % gehaald zou worden over € 10.000,--. In haar bijzijn heeft hij via internetbankieren € 20.000,-- aan haar overgemaakt op haar bankrekening. Begin 2004 is verdachte samen met de in de brochure genoemde [naam] bij hem geweest en ook toen werden er zeer goede rendementen voorgespiegeld.
Op 16 februari 2004 kwam verdachte weer bij aangever thuis en heeft hij met haar afgesproken dat hij € 15.000,-- op haar rekening zou storten om voor hem tot 1 april 2004 te beleggen en dan met winst terug te boeken. Genoemd bedrag heeft hij weer via internetbankieren aan haar overgemaakt. Hij heeft echter geen cent teruggekregen van verdachte.
Uit de bankgegevens van verdachte blijkt dat op 6 februari 2004 door aangever [slachtoffer A] een bedrag van € 20.000,-- en op 16 februari 2004 een bedrag van € 15.000,-- is gestort op het rekeningnummer van verdachte(voetnoot 9).
Aangever [slachtoffer B] heeft verklaard (voetnoot 10) dat hij eind 2003 / begin 2004 met verdachte in gesprek is gekomen.
Verdachte stelde voor dat hij voor het geval hij zelf niet wilde beleggen, hij geld aan haar kon overmaken en hij afhankelijk van de inleg een zeker percentage aan rendement zou krijgen. Hij heeft daarop aan verdachte aangegeven dat hij voor € 5.000,-- wilde investeren in Active-Investment. Aangever heeft er niet bij stilgestaan dat het bedrag moest worden gestort op de privérekening van verdachte.
Uit de bankgegevens van verdachte blijkt dat op 8 maart 2004 door aangever [slachtoffer B] een bedrag van € 5000,-- is gestort op het rekeningnummer van verdachte (voetnoot 11).
Aangever [slachtoffer C] heeft verklaard (voetnoot 12) dat zijn buurvrouw, verdachte, in november 2003 met een folder van Active-Investment bij hem kwam. Aangever wist dat zij in de optiehandel zat en dat zij samenwerkte met [naam]. Verdachte heeft naar aanleiding van die folder met aangever gepraat en heeft hem laten zien hoe het werkte; de investering werd gebruikt in de optiehandel.
Uit een door aangever opgestelde specificatie (voetnoot 13) kan worden opgemaakt dat op 16 november 2003 aan [verdachte] een lening 1 is verstrekt van € 10.000,--, terwijl aan de hand van het vermelde rentepercentage van 15 % kan worden opgemaakt dat het hier om een activiteit van Active-Investment gaat.
Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de haar onder feit 2 primair ten laste gelegde oplichting.
Hoewel voorstelbaar is dat voormelde aangevers zich door verdachte opgelicht voelen, heeft de rechtbank uit het onderzoek niet de overtuiging bekomen dat verdachte telkenmale heeft gehandeld met het vooropgezette doel zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, zodat zij van het onder 2 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op tijdstippen in de periode van november 2003 tot en met 31 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander persoon opzettelijk bedrijfsmatig, op termijn opvorderbare gelden van het publiek heeft aangetrokken en ter beschikking heeft verkregen, hierin bestaande dat zij, verdachte, van [slachtoffer A] 35.000 euro en
van [slachtoffer B] 5.000 euro en van [slachtoffer C] een bepaald geldbedrag, heeft aangetrokken en heeft ontvangen op haar privé-rekening;
2.
zij op tijdstippen in de periode van november 2003 tot en met augustus 2005 in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) opzettelijk geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C], welke
geldbedragen verdachte anders dan door misdrijf, te weten krachtens overeenkomst, welke (mondelinge) overeenkomst inhield dat verdachte deze geldbedragen in opdracht van genoemde personen zou beleggen, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, opzettelijk begaan(oud);
2. medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is rapport opgemaakt door de gezondheidspsycholoog Ter Borg (voetnoot 14).
Door de psycholoog is geconcludeerd bij verdachte sprake is van een posttraumatische stress stoornis. Er zijn onvoldoende objectiveerbare aanwijzingen om van een persoonlijkheidsstoornis te kunnen spreken. Indien de oplichting bewezen mocht worden verklaard, kan dit betrokkene naar het oordeel van de psycholoog als enigszins verminderd worden toegerekend.
Met de conclusie van de psycholoog kan de rechtbank zich verenigen, mede gelet op de indruk die de rechtbank naar aanleiding van de terechtzitting van verdachte heeft gekregen. Zij neemt deze conclusie over, met dien verstande dat zij deze ook betrekt op de bewezen geachte andere feiten.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot:
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht ook als dat inhoudt verdachte een ambulante behandeling zal ondergaan bij een forensisch psychiatrische instelling;
- een werkstraf 180 uur subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft in zijn strafeis betrokken dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is en dat het lange tijd heeft geduurd alvorens tot vervolging van verdachte is overgegaan.
2. Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, heeft de raadsman aangevoerd dat een strafkorting dient te worden toegepast vanwege de ouderdom van de zaak in de zin van artikel 6 van het EVRM. Door de raadsman is tevens bepleit dat er een strafmatigend effect dient uit te gaan van de (per saldo) relatief beperkte bedragen waarom het in deze zaak gaat, het niet voorhanden zijn van relevante justitiële documentatie en de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De raadsman heeft verzocht de door de officier van justitie voorgestelde werkstraf te matigen danwel deels voorwaardelijk op te leggen en aan een mogelijk op te leggen reclasseringscontact de voorwaarde te verbinden van een ambulante behandeling.
3. De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van november 2003 tot en met augustus 2005 de aangevers financieel benadeeld door hen over te halen sommen geld te storten op haar rekening, met als doel het onder garantie tijdelijk in opties beleggen van deze gelden zoals dit werd gepretendeerd in de door verdachte en [naam] ontwikkelde brochure van Active-Investment. De klanten kregen hun inleggelden niet binnen de overeengekomen termijnen terug. Slechts een deel werd nadien door de druk die op haar werd uitgeoefend, door verdachte terugbetaald.
Verdachte heeft met haar gedrag misbruik gemaakt van het door de aangevers in haar gestelde vertrouwen en heeft hen financieel nadeel berokkend.
Ten gunste van verdachte weegt dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor dit soort strafbare feiten.(voetnoot 15)
Uit het rapport van de psycholoog Ter Borg komt naar voren dat verdachte naast de posttraumatische stress-stoornis diabetes- en dystrofiepatiënt is. Er is sprake van een verminderde alertheid en stemmingswisselingen bij een ontregelde suiker(ziekte).
Verdachte is getraumatiseerd door ingrijpende gebeurtenissen (met name een ernstige geweldservaring bij een overval in 1994) en (onverwerkte) verlieservaringen (het overlijden van haar echtgenoot in 1999 en van haar ouders in 2001).
De bewezenverklaarde feiten vonden plaats in een periode waarin zij psychisch labiel was en er waarschijnlijk ook sprake was van dissociatie.
Afhankelijkheids- en separatieproblematiek speelden een rol in het contact tussen haar en haar fysiotherapeut [naam].
Recidivegevaar is aan de orde indien verdachte geen behandeling krijgt. Zonder verbetering van haar psychische gesteldheid kan de recidivekans als matig worden ingeschat. Geadviseerd wordt verdachte een taakstraf op te leggen met daarnaast een voorwaardelijke vrijheidsstraf danwel een deels voorwaardelijke strafoplegging, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een behandeling bij een forensisch psychiatrisch instituut of bij een trauma-gespecialiseerd instituut.
Het gaat om feiten die reeds lange tijd geleden hebben plaatsgevonden en waarvoor verdachte - na haar verhoor bij de politie op 12 juli 2006 - pas in een laat stadium in strafrechtelijke zin in rechte is betrokken.
Duidelijk is dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM in geringe mate is overschreden.
In het vorenstaande en vanwege de andersoortige bewezenverklaring ziet de rechtbank aanleiding van de door de officier van justitie gestelde af te wijken ten gunste van verdachte.
Gelet op de geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en het aantal uren taakstraf dat zal worden opgelegd zal er, met in acht neming van het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008, geen strafkorting worden toegepast.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven open te staan voor een ambulante behandeling. De rechtbank ziet daarin aanleiding om, ofschoon er geen reclasseringsbetrokkenheid bij deze zaak is geweest, aan de voorwaardelijk op te leggen straf onder meer de voorwaarde van reclasseringstoezicht te verbinden.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] (voetnoot 16) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 18.000,-- (bestaande uit een bedrag van € 15.000,-- en een bedrag van € 3.000,-- voor rente/winst uit belegging en overige schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Voorts heeft aangever [slachtoffer C] (voetnoot 17) zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van schade ten bedrage van € 25.586,84.
Ter zitting heeft [slachtoffer B] zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces met een vordering ten bedrage van € 6.226,88 (bestaande uit een bedrag van € 5.000,-- en een bedrag van € 1.226,88 terzake van rente op rente).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer A] en [slachtoffer B] kunnen worden toegewezen tot onderscheidenlijk € 15.000,-- en € 5.000,--. De benadeelde partijen moeten in de visie van de officier van justitie voor het overige - ten aanzien van de gevorderde rente en overige schade - niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu deze posten niet zijn gespecificeerd en/of te ingewikkeld van aard zijn voor beoordeling door de strafrechter.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer C] in zijn vordering, nu [slachtoffer C] al over een executoriale titel beschikt in het kader van een vonnis van de civiele rechter.
De raadsman heeft zich geconformeerd aan de stellingname van de officier van justitie.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partijen [slachtoffer A] en [slachtoffer B], zoals deze hebben gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot de gevorderde hoofdsommen en deze vorderingen de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen, zullen deze vorderingen worden toegewezen.
De verdachte is voor deze schades - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Ten aanzien van het meergenoemde zullen de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu dit deel van het gevorderde niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij [slachtoffer C] niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, nu de civiele rechter reeds over deze vordering heeft beslist bij vonnis van 17 november 2004 en waarbij verdachte is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 25.586,84 aan [slachtoffer C] en zijn echtgenote De Winter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 1, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 91, 321 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten (oud) en artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (oud).
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
* Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij een door de reclassering aan te wijzen forensisch psychiatrische instelling of een trauma-gespecialiseerd instituut. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die haar door of namens de leiding van instelling zullen worden gegeven.
2. dat veroordeelde zich overigens gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
* Geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
* Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
* Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer C], [adres en plaats] niet-ontvankelijk in haar vordering.
* Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de wettelijke rente van het moment van het schadeveroorzakende feit en de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer A],
[adres en plaats]
(rekeningnummer [nummer]) € 15.000,--
ingang wettelijke rente 6 februari 2004
2. [slachtoffer B],
[adres en plaats]
(rekeningnummer [nummer] ) € 5.000,--
ingang wettelijke rente 8 maart 2004
Verklaart de benadeelde partijen - ieder voor zich - voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van de Wetering en Tas, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2008.
Mr. Tas voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte (Stam)proces-verbaal nr. PL0632/06-206990 van de politie District Apeldoorn (voorzover niet anders is vermeld)
2 Relaas verbalisant Harmsen, doorgenummerde dossierpag. 9/10 (Stamproces-verbaal)
3 verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 77
4 Bevindingen belastingdienst/FIOD-ECD, relaas Sloot, doorgenummerde dossierpag. 68
5 Brief NMB van 28 november 2005 - bijlage AH10 - doorgenummerde dossierpag. 556/559
6 verklaring [naam], doorgenummerde dossierpag. 86, 87, 88, 90, 93
7 Brochure Active-Investment, doorgenummerde dossierpag. 101 t/m 109
8 Aangifte [slachtoffer A] gedateerd 3 juni 2004, doorgenummerde dossierpag. 34/35
9 Mutatieoverzicht 2004, doorgenummerde dossierpag. 437 en 438
10 Aangifte [slachtoffer B] gedateerd 25 mei 2005, doorgenummerde dossierpag. 39/40
11 Mutatieoverzicht 2004, doorgenummerde dossierpag. 439
12 Aangifte [slachtoffer C] gedateerd 30 mei 2005, doorgenummerde dossierpag. 45/46
13 Specificatie bijlage A3.5, doorgenummerde dossierpag. 158
14 Psychologisch rapport gedateerd 25 oktober 2008 opgemaakt door de gezondheidspsycholoog H.J.R. ter Borg
15 Uittreksel justitiële documentatie van 13 mei 2008
16 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer A] d.d. 6 juni 2008
17 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer C] d.d. 29 mei 2008